In 1966 (één jaar na de moord op Malcolm X) begonnen een aantal lokale gemeenschapsleiders in de stad Oakland, gelegen rechtover San Francisco aan de gelijknamige Baai van San Francisco, zich te organiseren. Discriminatie op sociaal vlak, maar vooral het brutaal politiegeweld bracht een aantal van hen er toe een gewapende organisatie op te richten, om het verzet tegen het doden van Afro-Amerikanen door politieagenten te organiseren.
Emancipatie met (legale) wapens
In oktober 1966 richtten Bobby Seale en Huey P. Newton met dat doel voor ogen de Black Panther Party op. Die naam en het embleem van de zwarte partner namen ze over van een kleine bestaande organisatie in een zwarte buitenwijk van Montgomery, Alabama in het diepe Zuiden.
Naast de organisatie van gewapende zelfverdediging tegen politiegeweld organiseerden zij ook lokale gemeenschapsinitiatieven zoals de opvang en rehabilitatie van drugsverslaafden, gemeenschapskeukens, bewaking van gevaarlijke kruispunten (waar de gemeentelijke overheid weigerde verkeerslichten te plaatsen), opvang van werkloze jongeren, opvang van kinderen van schoolgaande jonge moeders. Meest succesvol waren de organisatie van ontbijten voor schoolgaande kinderen en de gemeenschapscentra voor ambulante medische zorgverstrekking.
Om in te gaan tegen de systematische foltering van zwarte aangehouden personen gingen zij ook systematisch naar politiekantoren in vol gewapend ornaat (zoals wettelijk was toegestaan in de staat California) om te eisen de aangehoudene te spreken, zijn aanklacht te kennen en bij gebrek aan een aanklacht zijn onmiddellijke vrijlating te eisten.
Aanvankelijk bleef de witte verontwaardiging over zoveel zwarte assertiviteit beperkt tot het stedelijke gebied rond San Francisco. Zodra de BPP echter ook in andere steden in de rest van de VS afdelingen begon op te richten werd het volledige repressie-apparaat van de Amerikaanse overheid in werking gesteld.
Vanaf het begin werd de organisatie ondermijnd door betaalde infiltranten, die systematisch poogden om gewelddadige provocaties uit te lokken. In de media werd zwaar ingezet op de beelden van gewapende zwarten in zwarte kledij die verschenen aan politiecommissariaten om de vrijlating van hun medeburgers te eisen. Daarbij werd nooit vermeld dat wat de BPP met zijn wapenvertoon deed in de staat California volledig legaal was.
Vrije wapendracht is ‘for whites only’
De staat California stond in 1966 immers vrije en openlijke wapendracht door burgers toe. De wapenwetgeving van de staat had het over ‘alle burgers’, maar in de praktijk gold deze wetgeving slecht voor witte Amerikanen. Dat ook de zwarte minderheid van dat recht begon gebruik te maken was ongezien en zond een culturele schok door het hele land. Op de talrijke beelden van gewapende BPP-militanten is te zien hoe zij hun wapens in de hoogte houden, zoals wettelijk verplicht was. Voor het eerst in de Californische geschiedenis dienden vervolgens witte parlementsleden voorstellen in om de vrije wapendracht aan banden te leggen.
Dat de BPP in dit alles volledig de bestaande wetgeving respecteerde mocht niet baten. Het vooroordeel dat de BPP een gewelddadige organisatie zou zijn werd voluit gepusht in de media. Commentatoren kenden ook geen enkele genade voor het politieke profiel dat de BPP in de jaren na zijn oprichting ontwikkelde. Dat was immers uitgesproken links en socialistisch. Het platform van de BPP omvatte tien principes:
- De vrijheid om zelf de bestemming van de zwarte gemeenschap te bepalen.
- Volledige tewerkstelling.
- Een einde aan de kapitalistische beroving van de zwarte gemeenschap.
- Menswaardige huisvesting, geschikt voor mensen.
- Onderwijs dat de echte aard van de decadente Amerikaanse maatschappij blootlegt, dat onze ware geschiedenis onderwijst en onze rol in de hedendaagse maatschappij.
- Vrijstelling van alle zwarte Amerikanen van de militaire dienstplicht.1
- Een onmiddellijk einde aan politiegeweld en -moord op zwarte mensen.
- Vrijlating van alle zwarte mannen in federale, staats, county en stadsgevangenissen
- Alle zwarte personen die voor een rechtbank verschijnen, moeten berecht worden door een jury van hun gelijken uit hun eigen zwarte gemeenschap, zoals bepaald in de Grondwet van de Verenigde Staten.
- Land, brood, huisvesting, onderwijs,kleding, recht en vrede. Als voornaamste politieke doelstelling: een door de VN gesuperviseerd plebisciet in de zwarte kolonie, waar alleen zwarte koloniale onderdanen aan mogen deelnemen, met als einddoel het bepalen van de wil van het zwarte volk over zijn nationale zelfbeschikking
Radicaal en democratisch
Dat de BPP dus een behoorlijk radicale politieke partij was in de maatschappelijke context van de VS in de jaren 1960 leidt geen enkele twijfel. De partij drukte echter enkel zijn grondwettelijke recht op vrijheid van mening en vrijheid van vereniging uit.
Het was echter ook een schok voor wit Amerika dat deze zwarte organisatie in eigen land zich een antikoloniaal discours aanmat, uitgerekend op een ogenblik dat de VS in Afrika poogde zoete broodjes te bakken met de pas onafhankelijk geworden ex-kolonies.
De vervormde weergave van dit grondwettelijk rechtmatig politiek programma in de media werd een tweede onderdeel van de campagne tegen de partij, naast het gebruik van wapens door de partij (dat laatste eveneens een door de wet toegestane recht op burgerlijke zelfverdediging).
Onze boekbespreking van Malcolm X (Zie Malcolm X: rebel tegen de arrogantie van de macht) verwijst naar gelijkaardige vooroordelen die nog steeds bestaan over Malcolm X. Heel wat van die vooringenomenheid leeft nog steeds door in de mainstream media, zoals ondermeer bleek uit de kadering en vraagstelling van het interview dat de VRT had met auteur Fikry El Azzouzi over zijn theaterstuk. Die vooroordelen heersen ook nog steeds over de Black Panthers.
COINTELPRO
De organisatie van de Black Panthers Party leed van bij het begin zwaar onder beschadigingsoperaties van de Amerikaanse overheid. Het liep zover uit de hand dat infiltranten, soms zonder elkaar te kennen, samen nieuwe afdelingen oprichtten, samen gewelddadige acties, zoals bomaanslagen tegen politiekantoren organiseerden. Zij plantten valse bewijzen, stookten andere leden op, verspreidden roddels…
Net als in het geval van Malcolm X waren de leiders van de Black Panther Party uiteraard mensen met gebreken, fouten en verkeerde beslissingen. De BPP heeft onder druk van de omstandigheden een aantal ernstige inschattingsfouten gemaakt. Dat leidde zelfs tot gewapende afrekeningen, waarbij meerdere BPP-leden, dikwijls onterecht, van verraad werden beschuldigd en soms ook werden vermoord door voormalige medestanders.
De BPP en zijn leiders hebben jarenlang geleden onder de systematische lastercampagnes die vooral werden georganiseerd door het COINTELPRO-programma (Counter Intelligence Programme) van de binnenlandse inlichtingendienst Federal Bureau of Investigation (FBI). In het geval van de BPP werden die operaties persoonlijk geleid door J. Edgar Hoover zelf, de legendarische oprichter en leider van de FBI.
Vijf jaar succes
Ondanks de harde repressie wisten de Black Panthers de eerste vijf jaar van hun bestaan grote successen te boeken. Afdelingen werden opgericht in 68 Amerikaanse steden met een substantiële zwarte minderheid. De partij had duizenden leden die openlijk voor hun engagement uitkwamen en zich assertief opstelden naar het model van de oprichters in Oakland, waar het nationale hoofdkwartier van de partij gevestigd was.
De overgrote aandacht van de media voor het zogenaamde gewelddadige karakter van de partij werkte aanvankelijk dus niet. Dat was deels te verklaren omdat de witte bevolking ook wel wist dat een en ander perfect wettelijk was en dat ze zelf geen inperkingen van hun eigen rechten op wapendracht wilden zien.
De ultieme vernietiging
De infiltraties en provocaties begonnen echter hun tol te eisen, vooral toen het FBI overschakelde op drugsoperaties, door infiltranten op te zetten om voormalige drugsverslaafden in de partij terug in de drugshandel te duwen.
In een aantal gevallen ging de politie echter ook over tot rechtstreekse gewapende confrontaties. In Chicago werden Black Panthers Fred Hampton en Mark Clark op 4 december 1969 door de politie doodgeschoten in hun bed, waar ze lagen te slapen. (in hun lichaam werden zware slaapmiddelen gevonden, toegediend door een infiltrant in hun drank de avond ervoren). Er werden geen wapens gevonden in hun verblijf. In 1979 kreeg de familie van de slachtoffers een burgerlijke schadevergoeding van 1,85 miljoen dollar van de stad Chicago. Er werden nooit individuele agenten vervolgd.
Het is pas toen beschuldigingen van al dan niet vermeende drugshandel door de partij grote aandacht kregen, dat de Black Panthers ook in de eigen zwarte gemeenschappen aanzien begonnen te verliezen. In 1980 was de partij zo goed als dood, enkel de lagere school van de eerste lokale afdeling in Oakland functioneerde nog.
Rechtszaken als effectief repressiemiddel
De leiders van de partij werden van bij het begin ook persoonlijk geviseerd met rechterlijke aanklachten. Die aanklachten waren meestal op los zand gebouwd, gebaseerd op valse getuigenissen van eigen FBI-infiltranten en op valse bewijzen. Publicatie van geheime rapporten onder druk van de Freedom of Information Act toonden later aan dat het FBI perfect wist dat de meeste beschuldigingen nergens op sloegen.
De bedoelingen van deze rechtszaken lagen echter elders. Zo werden de leiders van de Black Panthers verplicht tijd, energie, middelen en mensen te investeren in deze rechtszaken die soms jarenlang aansleepten. In het overgrote deel van de aanklachten volgde jaren later de volledige vrijspraak. Het echte doel was ondertussen bereikt: de radicale zwarte emancipatiebeweging stortte in elkaar. Interne strijd, grotendeels ten gevolge van interne verdenkingen van infiltratie of verraad – dikwijls aangestookt door infiltranten – deed de rest.
In een aantal gevallen zijn leiders van de BPP echter wel degelijk veroordeeld, dikwijls tot levenslange gevangenisstraffen, een aantal van hen kwam pas dertig-veertig jaar later vrij, nadat solidariteitsorganisaties tientallen jaren hadden geprocedeerd en hun onschuld kon aantonen, onder meer dankzij het verkregen van de geheime rapporten van het FBI. Het juiste getal is niet bekend maar er zitten naar schatting nog 40 leiders van de Black Panthers achter de tralies. Een aantal van hen heeft inderdaad moorden op medestanders of politie gepleegd en bekend. Er zijn er echter ook meerderen bij die tot vandaag hun onschuld staande houden.
Het heeft weinig zin om te speculeren hoe de Black Panthers zouden zijn geëvolueerd in een normaal functionerende democratie. De vraag is ook academisch omdat de mistoestanden waartegen de organisatie ontstond in een normaal functionerende maatschappij niet zouden bestaan.
Een democratische poging van de Afro-Amerikaanse gemeenschap om zijn lot in eigen handen te nemen werd in bloed gesmoord. Vandaag tonen organisaties als Black Lives Matter hoe racisme nog steeds woedt in de Amerikaanse maatschappij.
De Black Panthers zijn nog steeds relevant. Zij verdienen een billijke en evenwichtige terugblik op hun kwaliteiten en tekortkomingen. Wat zij niet verdienen is nog steeds het slachtoffer te zijn van de vooroordelen die het Amerikaanse repressie-apparaat heeft gecreëerd en die door de Amerikaanse media tot vandaag nog steeds worden overgenomen.
PS. De New Black Panther Party, opgericht in 1989, is geen opvolger van de Black Panther Party. Bobby Seale, de nog levende medeoprichter van de BPP – Huey P. Newton werd in 1989 vermoord door een politieke tegenstrever – noemt deze groepering een haatorganisatie.
1 De legerdienst bestond nog in de VS. De oorlog in Vietnam werd de laatste grote Amerikaanse oorlog met een leger van dienstplichtigen. In de praktijk konden vooral witte Amerikanen hier aan ontsnappen, omwille van universitaire studies en dergelijke. Na de oorlog in Vietnam besloot de legerleiding dat het geen zin heeft om koloniale oorlogen te voeren met dienstplichtigen en werd het een louter beroepsleger (dat nog steeds grotendeels rekruteert onder minderheden en arme witte Amerikanen).