En dat is voer voor een bizar debat, dezer dagen in de kranten en De Wereld Morgen. De grote jongens voelen zich duidelijk aangesproken (Jan Fabre, Erwin Jans en Guy Cassiers, Prof . Rudi Laermans…) en aangevallen. En ze verweren zich. Lees vooral de tekst van Erwin Jans en Guy Cassiers. Die kan ook ik wel smaken. Ze verdedigen met nuance én stelligheid hun werk, eerlijk me dunkt. Maar de andere reacties hebben een groot krampgehalte. Wie heeft nog magnesium in huis?
Twee lijnen springen er uit: de generatie van de 80-ers voelt zich aangevallen omdat, primo, ze zich afzonderen in hun artistieke ivoren theatertorens en te weinig ruimte maken voor jong geweld, en secundo, zich weinig of niet inlaten met de samenlevingsproblemen rondom hen. En dat allemaal onder het mom van de artistieke vrijheid.Of liever, omdat de artistieke vrijheid hen zou ontslaan van die verantwoordelijkheid.
Ik wil op één aspect ingaan, nl. die artistieke vrijheid en aan wie die toebehoort. Ja, artiesten moeten vrij zijn in wat ze creëren. Of ze jong of ouder zijn, tot welke generatie ze ook behoren. Maar de organisaties die hen die kansen bieden, de grote en kleine structuren in de podiumkunsten, moeten hun plaats in de samenleving, de context waarin ze werken, wel verdisconteren in hun werking. Ze mogen zich niet losmaken van hun context.
Ze moeten in eerste instantie werk maken van kwalitatief artistieke producties. Maar ze kunnen dat niet zonder aandacht te besteden aan maatschappelijke problemen die hen omringen. Ze moeten blijvend streven naar diepgaande en maximale (publieks)participatie, naar samenwerking met allerlei maatschappelijke actoren en via hun artistiek werk mee bouwen aan een goede samenleving.
Merk het verschil op dat ik maak tussen kunstenaars en organisaties. Maatschappelijk engagement van organisaties staat niet haaks op artistieke vrijheid van kunstenaars, wel integendeel.
Bart Caron is Vlaams Parlementslid (Groen)