Een korte geschiedenis van geweld (7) Geweld bij de Irokezen

Een korte geschiedenis van geweld (7) Geweld bij de Irokezen

maandag 15 augustus 2016 10:11
Spread the love



tekening uit “Les voyages du sieur de Champlain” Champlain getuigde van een veldslag tussen Irokezen en Algonquin in 1609.

De Irokezen waren om meer dan één reden een merkwaardig volk. Zij waren een democratische bond van stammen met een formele regering. De positie van de vrouw was er zeer goed en homoseksuelen hadden er zoals bij veel stammen in Noordwest-Amerika, een betere positie dan in bijna alle andere maatschappijen elders in de wereld.



De positie van de vrouw was zeer goed bij de Irokezen. Zij deden aan landbouw die door mais, pompoenen en bonen veel opbracht. Er was matrilineaire afstamming. Vrouwen leidden de dorpen. Mannen waren jagers en krijgers

 

De Irokezen waren bijzonder efficiënte krijgers. Ze breidden hun territorium uit en onderwierpen andere stammen. Ze waren lang in oorlog met de Fransen die er nooit in slaagden hen te onderwerpen. Ze brachten hen in Montréal in juli 1689 een militaire nederlaag toe die de Fransen nooit zouden verteren. Een groot deel van de stad werd afgebrand. De Irokezen waren de bondgenoten van de Britten. Toen de Amerikaanse staten de burgeroorlog voor onafhanekelijkheid begonnen bleven de Irokezen de Britten trouw. Dat was het begin van hun ondergang. Op korte tijd verloren ze bijna al hun grondgebied en werd hun unieke constellatie in Amerika teruggedrongen in reservaten.

Sociale klassen. De behandeling van gevangenen en slaven

De Irokese maatschappij was een klassenmaatschappij. De overgrote meerderheid van de Irokezen was vrij en gelijk, maar krijgsgevangenen werden vaak als slaaf gebruikt. Zij werden soms vermoord, vaak na gruwelijke martelingen, en soms als slaaf gehouden voor hun arbeid. De opbrengst ging uiteraard naar de Irokese slavenhouders. Dat de grote meerderheid van de Irokezen vrije mensen waren die op basis van gelijkheid arbeidden verandert niets aan het feit dat het een klassenmaatschappijen was. Zo had in elke Irokese stam een deel van de mensen geen stemrecht en was niet iedereen een volwaardig clanlid. Slaven konden na een tijd soms volwaardige clanleden worden. In 1680 werden 1300 gevangenen aangevoerd van naburige stammen. De meerderheid die opgenomen werd bij de Irokezen waren jongens, jonge vrouwen en meisjes. Ze werden aan clans gegeven die hun aantal wensten te vergroten. Ze zouden in de toekomst als slaven worden beschouwd. Hun clan zou hen wel beschermen tegen buitenstaanders, maar binnen de clan was er “absoluut niets dat hun veiligheid waarborgde”. Ze moesten voortdurend werken in de landbouw en kregen in ruil voedsel en onderdak zolang ze geschikt, gezond en gehoorzaam waren. Een zieke slaaf werd vaak achtergelaten of vermoord. De minste irritatie leidde tot de doodstraf. Jonge slavinnen werden voortdurend bloot gesteld aan brutaal seksueel misbruik door hun meesters en de wreedheid van meesteressen en meesters. Als ze deze gevaren overleefden kon een jonge vrouw wel een huwelijk aangaan met een Irokees waarna ze de gelijke werd van andere Irokese vrouwen. Een mannelijke gevangene kon na de dood van zijn eigenaars een vrije man worden, huwen en kinderen hebben en als hij zeer bekwaam was kon hij zelfs een leider worden in de gemeenschap. Het aantal slaven dat nooit stemrecht kreeg “moet in vergelijking zeer groot geweest zijn.”

Slaven mochten vissen. Visgerei kon niet als wapen tegen hun meesters gebruikt worden. Doordat sommige families meer slaven hadden waren ze ook rijker v.w.b. voedselopslag, dekens enz. Daarenboven, hoe meer slaven een man had, des te meer vrouwen, aangezien het meerproduct van de slavenarbeid kon gebruikt worden om deze vrouwen te onderhouden. Slaven begon men daardoor te zien als een soort waardestandaard waaraan de rijkdom van een man ook gemeten werd.

“(…) Er was een andere klasse producenten die in elk Irokees dorp aangetroffen werd. Dit element van de bevolking was samengesteld uit gevangenen –de Jezuïeten noemden hen slaven– en andere personen met een serviele status. Slavenarbeid werd in een gewijzigde vorm zowel door leden van mannelijke als vrouwelijke clans[1] gebruikt. Slaven deden het hardste en minderwaardigste werk in elke productielijn, en in jagen en vissen, in landbouw en in huiswerk. ‘Het was een Irokees gebruik’ zegt Mr. Carr, ‘gevangenen te gebruiken om hun vrouwen bij te staan bij het werk op het veld, bij het dragen van lasten en in het doen van minderwaardig werk.’ Zo horen we van een zekere meesteres van twintig slaven die ‘niet wist wat het was naar het bos te gaan om hout te halen, noch naar de rivier om water te dragen.’ Verdienstelijke gevangenen werden eventueel toegelaten tot het clanlidmaatschap. Desalniettemin waren er op gelijk welk moment bij de Irokese bevolking aan de ene kant de vrije producenten (en aan de andere kant, MV) een aggregatie van individuen die compleet in de handen van hun veroveraars waren.” Volgens de ‘Jesuit Relations’ ontvingen de slaven voedsel en onderdak in ruil voor eindeloos werk. Behalve hun bestaan hadden ze geen rechten. Als ze vluchtten en terug gevangen werden volgden vaak wrede martelingen en de dood.[2]

Zoals veel Indiaanse stammen martelden de Irokezen gevangenen. “Soms werden ze op de terugweg naar het kamp al gemarteld, bijvoorbeeld bij de Irokezen (Noord-Amerika). Overleefden ze dit dan werden ze bij terugkomst verdeeld onder de families die doden hadden te betreuren. Ze werden dan gedurende meerdere dagen gemarteld tot ze stierven. Bij de eveneens Noord-Amerikaanse Pawnee liet men degenen die de martelingen goed hadden doorstaan soms in leven en wees men ze toe aan families die iemand nodig hadden om een gestorven familielid te vervangen.” (Uit: Marc Vermeersch, Boek 1, p.347)
Een tijdelijke slaaf was b.v. een gokker die alles had verwed en enkel zijn vrijdom nog kon inzetten. Bij verlies verloor hij zijn vrijheid en moest hij de winnaar twee of drie jaar dienen. Een dergelijke slaaf werd beter behandeld dan slaven die krijgsgevangen waren genomen.

Aan de hand van het voorbeeld van de Irokezen zien we dat een maatschappij van jagers en boerinnen wel een democratische organisatie konden hebben maar dat dit, weliswaar beperkte, slavernj niet uitsloot.

Dr. Marc Vermeersch   –   marc.vermeersch@gmail.com
Uittreksel uit het in 1917 te verschijnen boek:
Marc Vermeersch. De geschiedenis van de mens. Deel II. Landbouwers en veetelers.
Boek 4. Het ontstaan van landbouw en veeteelt in China, Nieuw-Guinea en Amerika.

[1] Clan moet hier begrepen worden als groep.  [2] Stites, 1905, p.78.

Ik plaats de teksten van de blogs over geweld in het publieke domein. Dat wil zeggen hij mag onveranderd gekopieerd en verspreid worden. Geplaatst op sites, gedrukt in een blad enz.
Als je één van deze mogelijkheden gebruikt: geef mij een seintje, ik blijf graag op de hoogte.
Ik kan de tekst ook mailen in Word-formaat. Mail mij daarvoor.

Korte Geschiedenis van geweld

Deel 1: geweld bij chimpansees, bonobo’s en de mens 
Deel 2:
het moordinstinct
Deel 3:
in de prehistorie
Deel 4: het neolithicum
Deel 5: bij de Australische Aboriginals

take down
the paywall
steun ons nu!