Zo zou een dialoog er kunnen uitzien, professor Vermeersch.

Zo zou een dialoog er kunnen uitzien, professor Vermeersch.

dinsdag 10 mei 2016 13:45
Spread the love

Het opiniestuk van Etienne Vermeersch in De Morgen naar aanleiding van het voorstel van Lieven Boeve over de katholieke dialoogschool was te verwachten. Het was te verwachten dat hij opnieuw naar de hoofddoek als “niet verplicht” zou verwijzen en binnen een patriarchale structuur zou plaatsen waarin jonge vrouwen zich zouden laten meeslepen. Maar deze keer gaat professor Vermeersch nog een stap verder : hij omschrijft het gebed (de salat) als een loutere verplichting, die “niets met ‘bezinning’ te maken heeft”. Ruimte creëren voor gebed of elke andere veruitwendiging van religie, wordt door hem aanzien als een beknotting van “de groei naar zelfstandigheid” van kinderen. Iets waar de groep leerlingen “die van thuis uit heel uiteenlopende denkbeelden over wereldbeschouwing meegekregen hebben”, geen last van zouden hebben.  Zij zouden beter gewapend zijn tegen “kliekjesvorming en hokjesdenken”, daar waar veruitwendiging van religie een volwaardige dialoog in de weg zou staan.  Hoewel professor Vermeersch zich ook afvraagt waarover die dialoog zou moeten gaan.

Dat laatste lijkt mij een evidente vraag vanuit zijn standpunt ; hij laat immers weinig opening voor een “samenloop van horizonten”, zoals de filosoof Gadamer het verwoordt. Vanuit zijn generalistische visie op wat hij omschrijft als “fundamentalistische moslims”, “moslimbroeders”, of “salafisten”, sluit hij inderdaad elke mogelijkheid tot een echte dialoog uit, laat staan dat hij zou weten waarover.

Voorbij dit generalistisch denken, zou professor Vermeersch hebben kunnen opmerken dat de hoofddoek een dagelijkse ethische praktijk inhoudt, gebaseerd op persoonlijke keuze, afweging, discussie, en geïnternaliseerde beslissingname, en dat overgaan tot de hoofddoek tal van zelfontplooiende en morele acties aspireert ten behoeve van en in de omgang met ‘de ander’. Van zelfontwikkeling en zelfreflectie gesproken. Maar hij zou ook hebben kunnen opmerken dat de betekenisgeving van een hoofddoek verandert; dat het bediscussieerd, becommentarieert, overwogen, uitgesteld, geprefereerd of geherinterpreteerd wordt door moslima’s zelf en op basis van islamitische en praktische argumenten, en dus allesbehalve een definitieve, onveranderlijke praktijk is.

In verband met het gebed zou hij hebben kunnen nagaan hoe bij jonge praktiserende moslims die bewust met hun religieuze identiteit bezig zijn (en het daarom dus dagdagelijks trachten op te brengen om te bidden), het gebed een spirituele mogelijkheid tot bezinning is; stille ruimtes zouden net de kans vergroten dat het resulteert in een uiterst persoonlijk, meditatief en intentioneel moment. Professor Vermeersch lijkt hier een wereldvreemde visie van islam te hebben overgenomen, door te zeggen dat “het niets met bezinning te maken heeft”. Dat is een grove onderschatting van de intentionele concentratie-oefening die moslims dagelijks trachten te maken, onder andere om zichzelf, de ander, en de wereld niet voorbij te lopen. Alsof het strikt willen navolgen van rituelen haaks staat op persoonlijke autonomie. Alsof men er niet voor kan kiezen om zich hierin trachten te perfectionaliseren, wat overigens nauw aanleunt bij de zelfdiscipline en zelfontwikkeling die men zo hoog inschat binnen het liberale individualisme. Op het argument van peer pressure is een gemakkelijk wederwoord te bieden : laa iqraha fie-l-din: er mag geen dwang bestaan in religie. Elke islamleerkracht zou hier gepast op kunnen reageren en interveniëren vanuit een islamitisch oogpunt.

Ten slotte lijkt professor Vermeersch door zijn beschrijving van de weerstand tegen ‘andersdenken’ bij moslims wederom in de kaart van een wereldvreemde islam te spelen. Waarschijnlijk het historisch proselytisme binnen de eigen, christelijke traditie indachtig, lijkt hij te vrezen dat een aversie ten aanzien van de evolutieleer met dwang zal opgelegd worden, op z’n minst aan peers. Maar contact met het Darwinisme bijvoorbeeld, is niets nieuw. Er is een lange voorgeschiedenis in het omgaan met Westerse, wetenschappelijke theorieën, net zoals er een lange voorgeschiedenis van wetenschappelijk denken, empirisme en rationalisme is binnen de Islamitische traditie zelf. Veronderstellen dat jonge moslims onderling hun kritische mening niet zouden durven uiten, of dat ze daarvoor weinig tot geen inspiratie zouden vinden binnen de eigen traditie, is niet alleen ongefundeerde vooronderstellingen maken, maar ook een ernstige onderschatting van het kritisch potentieel in al onze jonge scholieren, moslims of niet. Het is de taak van elke school om daarop in te spelen, de eigenheid van al haar leerlingen indachtig.

Tot slot : Ik heb zelf lesgegeven in het eerste jaar Latijn in het katholieke onderwijs, waarbij ik enkele leerlingen met  islamitische achtergrond in mijn klas had. Naar aanleiding van de Ramadan bracht één van hen koekjes mee naar de klas. Alvorens die uit te delen, vroeg ik op het einde van de les terloops aan de leerlingen of iemand ooit al van Ramadan gehoord had. Ik was verbaasd over de mix aan positieve maar ook erg negatieve antwoorden, en dat op 12/13-jarige leeftijd. De islamitische scholier zelf was duidelijk onder de indruk, en het was pas dan dat de andere leerlingen doorhadden dat hun negatieve commentaren ook op haar sloegen; op hun klasgenoot die gewoon deel uitmaakte van de groep en dus niet onbekend en al zeker niet onbemind was. Ik liet haar toen uitleggen wat Ramadan voor haar betekende, wat ze er leuk aan vond en waarom ze die koekjes mee had. Een hele dag niet eten of drinken, elke avond onder familie doorbrengen, nadien allemaal samen naar de moskee en toch nog haar huiswerk op tijd inleveren: daarvan waren haar klasgenoten onder de indruk. Zie hier de start van een echte dialoog.  

take down
the paywall
steun ons nu!