Paul Verhaeghe: ‘We zullen het zelf moeten doen’

Paul Verhaeghe: ‘We zullen het zelf moeten doen’

In zijn recentste boek denkt psychoanalyticus Paul Verhaeghe door over de tweesprong waarvoor we staan: autoriteit op basis van macht leidt tot een repressieve 'security-state'. Autoriteit op basis van gezag daarentegen, volgens gedeelde waarden op mensenmaat, krijg je maar als we samen democratisch aan de slag gaan. Sinds zijn boek enkele maanden geleden verscheen, is dit dilemma steeds meer op de voorgrond komen te staan. Vrijdag 22/04 gaat Verhaeghe in debat met Thomas Decreus, Christophe Callewaert en Erik Vlaminck in De Groene Waterman.

woensdag 20 april 2016 16:12
Spread the love




In zijn vorig boek, Identiteit (2012), maakte Verhaeghe een probleemanalyse. Hoe komt het dat steeds meer mensen kampen met stress, burn-outs, depressies en verlies aan zelfbesef? Hij vond de oorzaak in de manier waarop wij vandaag onze samenleving organiseren. Competitie, flexwerk, hyperindividualisme, onzekerheid, consumentisme, in één woord: neoliberalisme.

‘Het neoliberalisme, in oorsprong een economisch model, kan slechts dergelijke effecten hebben omdat zijn macht zich tot ver buiten het economische leven uitstrekt en ondertussen dicteert wat normaal is.’

 Autoriteit zet die denkoefening een stap verder en probeert naar een analyse van de oplossingen te komen. Verhaeghe vertrekt daarbij vanuit de vraag: ‘hoe kan het dat in zo’n korte tijd – nauwelijks twee generaties – de westerse normen en waarden zo ingrijpend zijn veranderd? Dat solidariteit een vies woord is geworden, hebzucht een deugd en genot een verplichting? Welke autoriteit en bijhorende macht liggen aan de basis van die verandering? Wat is het verschil met de vroegere autoriteit en welke verschuiving heeft er plaatsgegrepen?’

 Een nieuwe ‘wij’

Het boeiende aan het zoekende antwoord dat Verhaeghe op deze vragen formuleert, is dat hij in zijn zoektocht voortdurend de parallel trekt tussen pedagogische inzichten over autoriteit binnen de opvoeding van een kind met een sociologisch denken over de wijze waarop wij onze samenleving organiseren.

Zo krijgen we een originele lezing van de postpolitieke omslag die zich de vorige jaren voltrok: het idee dat de Grote Verhalen voorbij waren, de ideologische veren afgeschud, autoriteit per definitie verdacht, enzovoort, bekijkt hij vanuit een mentaliteitsverandering.

De bevrijdingsideologie van mei ’68 sloeg door in een rabiaat anti-autoritarisme. Elke vorm van gezag – de pastoor, de schoolmeester, vadertje staat – moest er aan geloven. Met het einde van de Koude Oorlog verdween ook de welvaartstaat. Daar zijn veel politieke en economische redenen voor te geven, maar Verhaeghes analyse voegt daar onze veranderde omgang met autoriteit en gezag aan toe.

Met deze psychologische invalshoek waagt Verhaeghe zich weliswaar buiten de veilige paden van zijn discipline, maar net daarin zit de creatieve meerwaarde. De auteur weet dat hij met zijn vorig boek een breed publiek voor het eerst aan het denken zette over de maatschappelijke impasse waarin we ons vandaag bevinden – veel mensen hebben dankzij Identiteit hun persoonlijk onbehagen in een breder kader leren plaatsen – en wil de vele open vragen die hij daarmee opriep verder behandelen.

Een pedagogisch pluspunt daarbij is dat Verhaeghe de lezer meeneemt in zijn zoektocht en ons gaandeweg heel wat vragen, inzichten en dilemma’s voorschotelt. Hij wil ons aan het denken zetten eerder dan docerend de les te spellen. Deze intellectuele houding – de vorm van het betoog – sluit alvast aan bij de inhoud van de boodschap: we zullen samen van onderuit moeten leren om een nieuw stichtend verhaal mogelijk te maken. Een nieuwe ‘wij’.

Tweesprong

‘Heel wat mensen die ongelukkig zijn met de maatschappelijke veranderingen, wijten die verandering aan het verdwijnen van autoriteit. Conservatieve stemmen klagen over de teloorgang van de Westerse beschaving en sommigen leggen daarvoor de schuld bij de vreemdelingen’, schrijft Verhaeghe. ‘Daarmee bedoelen ze moslims – ironisch genoeg mensen van een geloofsgemeenschap die veel meer de conservatieve normen en waarden belichaamt dan de hedendaagse westerling die klaagt over hun verdwijnen. Met die stemmen kon ik mij niet identificeren’.

Er is in het Westen een probleem met autoriteit en reactionaire stemmen nemen dat als een aanleiding voor een nieuw rechts verhaal. Dat vat zowat de bezorgdheid samen van waaruit dit boek is geschreven.

Terecht: iedereen heeft kunnen vaststellen hoe de aanslag in Brussel voor sommige opiniemakers en politici meteen een aanleiding was voor een rondje revanchisme op ‘links’ met hun zogezegde ‘vrij en blij’-ideologie. Zelfs het falen van het integratiebeleid kwam op conto van zogeheten ‘moslimknuffelaars’. Nochtans wijst socioloog Jan Blommaert er al decennia op dat ons integratiebeleid sinds Paula D’ Hondt (CD&V) een rechts agenda volgt, in de hoop het Vlaams Blok de wind uit de zeilen te nemen.

Anti-autoritarisme als probleem

Volgens Verhaeghe draait de ideologische strijd van vandaag rond de erkenning van het anti-autoritarisme als probleem, maar de voorgestelde oplossingen kunnen moeilijk verder uiteen liggen. Sommigen willen een terugkeer naar de tijd van de dominee. Schreef Bart de Wever recent geen ode aan de hypocrisie van de tijd van toen (DS, 12 maart)? Het alternatief dat Verhaeghe verdedigt: bottom-up een sprong vooruit durven maken, terug samen durven dromen over een progressieve samenleving van morgen.

We staan voor deze tweesprong en er is haast bij. Uit het boek The Secure and the Dispossessed[1] leren we bijvoorbeeld dat ook het establishment weet dat de dagen van het neoliberalisme geteld zijn en daarom werk maakt van de doorstart naar een autoritair kapitalisme van de happy few. De economische crisis en klimaatverandering zijn binnen deze machtslogica een opportuniteit om via angst en chaos de macht naar zich toe te trekken. Never let a serious crisis go to waste…

Multinationals investeren zwaar in technologische ontwikkelingen die veiligheid (en eigendom) garanderen voor enkelen binnen een ‘security-state’, die in- en uitsluit. ‘Water security’, bijvoorbeeld, voor de productie van Coca-cola in een Indische regio waar mensen omkomen van de droogte. Slimme wapens, drones en tracking devices. Of geo-engineering: hoe kunnen we het klimaat manipuleren? Niet om rampspoed te vermijden maar om het weer als een wapen te gebruiken.

Westerse overheden geraken steeds meer in de greep van deze autoritaire agenda, vanwege het ontbreken van elke scheiding tussen kapitaal en staat. Kerntaken als zorg, herverdeling en solidariteit moeten systematisch plaatsmaken voor repressie en militaire slagkracht. Meer soldaten op straat. Vluchtelingen buiten. Grenzen toe. Overal camera’s en veiligheidscontroles.

De hoogste vorm van vrijheid, vrijheid van angst, is hier het eerste slachtoffer. Daar hoor je liberalen helaas niet over. Met veel nostalgie probeert Gwendolyn Rutten (Open VLD) ons wel te doen blijven geloven in een babyblauwe fantasiewereld waarin de klassenstrijd niet meer zou bestaan (Knack, 14 april).

Valkuilen

Zoals elk pleidooi voor een democratische revolutie, dreigen er ook voor Autoriteit een paar klassieke valkuilen. Onder het mom van een fight for democracy voert het establishment een war on terror om ondertussen de welvaartsstaat te verbouwen naar een neoliberale staat, als dienstmaagd voor mega-bedrijven, bank en beurs.

Machthebbers willen ons graag doen geloven dat we reeds in een democratie leven. Daarmee lijkt het alsof wij als burgers gewoon maar wat in een kring moeten gaan zitten en tot een consensus komen. Dat reduceert democratie tot een schaamlapje, met de illusie van inspraak (cf. Jodi Dean haar kritiek: Democracy as a Neoliberal Fantasy).

De hold-up op de Griekse democratie – oxi! – was nochtans een van de belangrijkste politieke gebeurtenissen van 2015: het maakte pijnlijk duidelijk dat we onder het bewind van een oligarchie leven en dat democratie vandaag daarom in de eerste plaats een zaak van strijd is.

In de parlementen en de media, maar vooral ook via de rechtbank, op school, de werkvloer, de straat, de parken en stadspleinen. Om op de krachtverhoudingen te wegen, is de mobilisatie van een ‘wij’ nodig die zich tegen de onderwerping aan louter macht verzet. Een boek schrijven om het belang van een collectief en strijdbaar overleg te benadrukken in tijden van een dominante fatalistische ik-cultuur, is natuurlijk één manier om die strijd tegemoet te komen.  

Een tweede valkuil is dat ‘democratie’ op zich niets garandeert. Het is een middel, geen doel op zich. Israël claimt bijvoorbeeld een democratie te zijn, wat betekent dat ze met een democratisch mandaat een onmenselijk apartheidsbeleid doorvoeren.

Een ander voorbeeld is dat van Slavoj Žižek: als bezet Frankrijk had moeten stemmen dan had Marshal Pétain van het collaborerende Vichy regime allicht een grote meerderheid achter zich gekregen. Desondanks verklaarde de Gaulle in zijn historische speech waarin hij opriep voor verzet dat alleen hij, en niet het Vichy regime, kon spreken namens het échte Frankrijk. Wat hij zei was zeker waar, ook al was het ‘democratisch gezien’, niet legitiem.

Verhaeghe beperkt zich daarom niet tot een oproep voor basisdemocratie. Hij suggereert een paar essentiële pistes: het belang van de commons, 30-uren week, deeleconomie, een basisinkomen, ontgroei, vermogensbelasting, het opbouwen van een nieuwe ‘wij’ uitgaande van waarden als vertrouwen, collectiviteit, duurzaamheid, transparantie, zelforganisatie…

Wat in de recensies en interviews die naar aanleiding van Autoriteit verschenen ook wat onderbelicht bleef, is dat Verhaeghe niet blijft steken in de opvatting dat ons systeem wel ok is maar dat we gewoon met een democratisch deficit te kampen hebben. Nee, ‘dokteren aan details – ook als ze revolutionair lijken – heeft geen effect op het systeem, vaak zelfs integendeel. De oplossing ligt niet in het aanpakken van de bonussen, in het ontslaan van hautaine CEO’s, het uit de regering gooien van de socialisten of het ‘platleggen’ van de hoofdzetel van een multinational.’

‘Het enige dat zal helpen, is een fundamentele weigering en een radicale verandering van het systeem als zodanig. Dat is wel een alternatief. Die radicale verandering zal niet vanzelf komen’. Daarom besluit Verhaeghe zijn boek dan ook met de zin: ‘We zullen het zelf moeten doen’.

Daarmee is het debat geopend. Eén vraag die zich dan meteen aandient: als je pleit voor een horizontale democratie, wat is vanuit een progressief denken dan nog de rol van de staat? Ook: wat moeten we in de toekomst met de grenzen van de natiestaat?

Deze en andere vragen komen vrijdag aan bod op tijdens debat Battle of Books#1: over de grens. Met: ‘Erik Vlaminck (De Zwarte brug (2016), Thomas Decreus & Christophe Callewaert (Dit is morgen (2016) en Paul Verhaeghe.’

Waar? Cultuurkelder boekhandel De Groene Waterman

Wolstraat 7, 2000 Antwerpen, deuren op 19u30 – aanvang 20u00

[1] Nick Boxton & Ben Hayes (eds.), 2016, The Secure and the Dispossessed. How the military and corporations are shaping a climate-changed world. Pluto Press. (video)

take down
the paywall
steun ons nu!