De context van ‘we leven boven onze stand’

Analyse -
woensdag 20 april 2016 18:44
De context van ‘we leven boven onze stand’

Jan Blommaert maakt het tussentijdse rapport van de regering. "In alle ernst: wanneer geen enkele van de in het regeerakkoord bepaalde prioritaire en minder prioritaire doelstellingen worden bereikt kan men moeilijk van een succesverhaal spreken."




 

Op zestien april dit jaar deed Vice-Premier Kris Peeters een uitspraak die nogal wat stof deed opwaaien:

“Niemand vindt van zichzelf dat zijn levensstandaard te hoog ligt”, zegt minister van Werk Kris Peeters in een gesprek met onze krant. “Niet de werklozen, niet de werknemers. Niet de gepensioneerden, niet de gefortuneerden. Maar het punt is: we leven met zijn allen ­boven onze stand. Wij allemaal. De regering moet de moed hebben om iedereen rechtvaardig te laten ­meewerken aan het herstel van dat evenwicht.”

Peeters blikte terug op de begrotingscontrole die pas achter de rug lag, en waarin naast een paar miljarden nieuwe besparingen en inkomsten ook een zeer omstreden “wet-Peeters” werd aangekondigd, waarmee de 38-urige werkweek op de schop ging. En hij keek vooruit naar de volgende begrotingscontrole – in deze termen:

“Dat was slechts een vingeroefening voor wat ons deze zomer wacht: de begrotingsopmaak voor 2017. Dan gaan we pas echt in de diepte moeten snijden.”

Voor een significant deel van de bevolking – het deel, met name, dat in het beleid van deze regering tot nu toe de rekeningen van de austeriteit heeft toegeschoven gekregen – was dit er over. Peeters kreeg dan ook keiharde replieken, onder meer van Annemie Verbeiren – een alleenstaande moeder die met moeite de eindjes aaneen kan knopen en die dus de terechte vraag stelde: over wiens stand spreekt Peeters hier eigenlijk? Want, zoals we weten, woorden zoals ‘wij’ en ‘ons’ zijn vrijwel nooit letterlijk te nemen (zelfs niet wanneer ze, zoals bij Peeters, expliciet van het etiket ‘wij allemaal’ voorzien worden) maar dekken zo goed als altijd een bepaald deel van de bevolking. Dus, wie leeft er precies bovenz’n stand?

De Europese regels voor ‘stand’

Vooraleer we de analyse ten gronde aanvatten moeten we een belangrijk punt op zak steken. De Belgische begroting is, zoals die van elke EU-lidstaat, onderworpen aan de begrotingsregels van de EU. Die regels, vastgelegd in het zogenaamde Stabiliteits- en Groeipact, bepalen het maximum begrotingstekort (3 procent) en het volume van de staatsschuld (maximum 60 procent). Het pact is fel omstreden om diverse redenen. Ten eerste: de begroting is het voornaamste beleidsinstrument van een verkozen regering, want beleid voert men door het vastleggen en verdelen van de beschikbare middelen. ‘Links’ en ‘rechts’ onderscheiden zich traditioneel door verschillende klemtonen in de begroting. Door het pact ontneemt de EU de lidstaten de autonomie over dit cruciale beleidsinstrument. Het is een inbreuk van jewelste op de soevereiniteit van de lidstaten, en op de politieke ontwikkelingen daarbinnen.

Het tweede punt is immers inhoudelijk. Door de Europese regels maakt het eigenlijk niet meer uit voor wie men kiest bij verkiezingen, want elke regering, links of rechts, moet zich op straffe van zware sancties houden aan de termen van het pact. Dit gegeven, dat een verkiezingsuitslag nauwelijks nog een rol speelt binnen de EU, werd overduidelijk tijdens de Griekse crisis van 2015 en werd expliciet verwoord door zowat alle EU-bobo’s. De nieuwe theorie van “democratie” – waarin verkozen bestuurders onderworpen zijn aan de eisen van onverkozen technocraten – werden zwart op wit in het Griekse ‘akkoord’ ingeschreven.

Dit tweede punt verklaart dan ook waarom ook de regering Di Rupo onmogelijk ‘links’ genoemd kon worden. Het geheugen is kort, en de huidige regering houdt van de volstrekt absurde overbelichting van de contrasten tussen haar beleid en dat van de vorige ‘linkse’ regering (waarvan het grootste deel van de huidige coalitie een paar legislaturen lang deel uitmaakte, maar soit). Maar wie zich Monica De Coninck nog herinnert weet wel beter.

De termen van dat pact zijn immers politiek niet neutraal, en dit brengt ons tot de ‘structurele hervormingen’ die tijdens de begrotingscontrole van het voorjaar 2016 werden genomen – de “wet-Peeters”. De EU eist niet enkel dat de vereiste percenten gehaald worden, ze eist ook dat deze gehaald worden door middel van … “structurele hervormingen”. Dit lekker vage begrip dekt in realiteit een pakket stereotype neoliberale recepten: “flexibilisering” van de arbeidsmarkt, belastingverlaging voor bedrijven, verlaging van sociale uitkeringen, het “activeren” en bestraffen van wie “niet wil werken”, privatisering van staatsbezittingen en overheidsdiensten.

Die “hervormingen” zijn in realiteit belangrijker dan de begrotingsdoelstellingen zelf, want lidstaten mogen afwijken van de begrotingsdoelstellingen wanneer zij dat soort “hervormingen” doorvoeren. Het macro-economische nut van die “hervormingen” blijft niet alleen onbewezen maar is, gegeven de resultaten na zowat acht jaar diepe crisis, zeer betwistbaar. Het ideologische belang ervan is echter overduidelijk wanneer we de onophoudelijke en haast religieuze aanroepingen van de neoliberale principes lezen en horen. There Is No Alternative.

Dat betekent dat de wet-Peeters misschien zeer omstreden is in België maar dat ze binnen de EU wellicht op een schouderklopje zal kunnen rekenen, zeker wanneer de regering er voor het overige bitter weinig van bakt. De regering heeft met deze “hervorming” een verplichte oefening gedaan om redelijke punten te sprokkelen bij de neoliberale scheidsrechters binnen de EU. Meer nog, het is door middel van dit soort “vernieuwingen” dat de Belgen zich wat begrotingsruimte hopen te kunnen kopen bij de EU. Of nog wat verder: hoe slechter het begrotingswerk van deze regering, hoe meer “hervormingen” er nodig zullen zijn om ermee weg te raken bij de EU. De zogenaamde “durf” waarmee dat soort maatregelen in de propaganda vergezeld gaan is in wezen de paniek van de schooljongen die z’n huiswerk niet af krijgt.

En dat brengt ons bij ‘onze’ stand.

De tussenstand

Hoe staat het met het huiswerk van deze regering? Die zit inmiddels bijna halfweg haar legislatuur – de verkiezingen vonden plaats op 24 mei 2014 – en ze kan zich dus niet langer verstoppen achter het argument dat het nog “te vroeg is voor conclusies”. Ze zou op kruissnelheid moeten zitten. Evenmin kan ze beweren dat wie nu kritisch is, deze regering “geen faire kans geeft”. Twee jaar beleid moeten volstaan voor een tussenevaluatie.

Deze regering gebruikt haar regeerakkoord als een soort Bijbel – wanneer het uitkomt, weliswaar. Wat niet in het regeerakkoord staat komt er onder geen beding door, zo luidt het om de haverklap. Wat er wel in staat duwen we er door – met enkele uitzonderingen, zoals we zullen zien. En wat onverwachts op ons afkomt voegen we er snel aan toe.

Het regeerakkoord legt de klemtoon op vier dingen: groei, jobs, koopkracht en “sociale modernisering”. Dat laatste begrip toont al iets aan: er staat geen enkel negatief begrip in het regeerakkoord, want alles wordt gemoderniseerd,  efficiënter gemaakt, transparanter, kordater, flexibeler, vrijer en zo meer. Al die goeie dingen zullen worden verwezenlijkt met alle respect voor het sociaal overleg. De volgende paragraaf vat het geheel dan ook mooi samen:

“Daarom zal de regering in overleg met de sociale partners een banenplan uitwerken. De belangrijkste doelstelling ervan is het op gang brengen van de economie door het concurrentievermogen van de bedrijven te versterken en de binnenlandse vraag en de koopkracht te ondersteunen.”

Okee, so far so good. Hier komt de tussenstand.

  1. Groei: van economische groei is geen sprake, ondanks een indexsprong en een taxshift die de zogeheten “loonhandicap” van “onze bedrijven” nagenoeg helemaal heeft weggetoverd. Dit land kent halfweg deze legislatuur een economische groei die onder het Europees gemiddelde blijft, en de ramingen van zowel het Federaal Planbureau als de Nationale Bank blijken telkens weer ingegeven door loyaal geloof eerder dan door feiten: ze blijken telkens weer te optimistisch. Lage groei is, noteer, wel het lot van zowat de hele Eurozone – een constante sinds 2008, en een signaal dat de “hervormingen” waar de EU zo hoog mee oploopt (even hoog als Van Overtveldt en z’n collega’s in de regering) geen effect hebben.
  2. Jobs: Johan Van Overtveldt en zijn N-VA hadden in de aanloop naar de verkiezingen zo’n 180.000 nieuwe banen aangekondigd. Telkens wanneer de regering een lastige beslissing moest nemen werd de glazen bol erbij gehaald en werd er georakeld over een stortvloed aan mirakuleus neerdalende nieuwe jobs. Ook het Federaal Planbureau leeft zich geregeld uit in illusoire voorspellingen. Het feitelijke resultaat is ontluisterend: na een stijging van het aantal arbeidsplaatsen tussen 2009 en 2013 (dus onder “linkse” regeringen, zeg maar) is er sinds 2014 van wezenlijke groei op de arbeidsmarkt geen sprake meer. KMO’s (de zogenaamde “motor van onze economie”) scheppen nauwelijks banen, en Van Eetvelt liet al weten dat er daar weinig zullen bijkomen. Wat we wel zien is een toenemende precarisering van arbeid, waarbij nepcontracten en interimarbeid domineren over vaste contractuele aanwervingen. In 2015 zijn er in dit land netto slechts 30.000 jobs bijgekomen, waarvan de meeste in zwakke sectoren, en met een uiterst lage kwaliteit inzake arbeidsvoorwaarden.
  3. Terzijde: Duurzame arbeid. Van “structurele hervormingen” zou men mogen verwachten dat ze iets duurzaams hervormen en dus perspectieven scheppen voor mensen op langere termijn. Niet enkel een job, dus, maar een loopbaan. In zoverre onze regering iets realiseert, dan is het wel in dit segment: de arbeidsloopbaan wordt in haar geheel geprecariseerd. Terug naar het vorige punt: niet enkel kwantitatief zien we een crisis inzake arbeid, maar ook kwalitatief. Het optrekken van de pensioenleeftijd (samen met het verlagen in reële termen van de pensioenen), het beperken van de werkloosheidsvergoedingen, het sanctioneren van “werkonwilligen” (incluis langdurig zieken), het afschaffen van de wachtuitkeringen voor schoolverlaters, en nu het verregaand flexibiliseren van beroepen via de “wet-Peeters”: de werkende wordt door deze regering behandeld als een voorwerp. Ook dat deel van het EU-kookboek voor “hervormingen” werkt dus niet. Of althans: niet voor zij die het nodig hebben. Arbeid wordt fors goedkoper voor de ondernemingen dankzij de genomen maatregelen. Door de dalende productiekost zullen de aandeelhouders daar wel blij mee zijn. Voor de werkende daarentegen levert het minder op. Wat ons bij het volgende punt brengt.
  4. Koopkracht: de grootste spagaat in het regeerakkoord is die waarbij men enerzijds een “versterking van de koopkracht” belooft, en anderzijds een “loonmatiging” oplegt aan al wie werkt (loonbevriezing en indexsprong), plus een beperking in de tijd en een verlaging van vervangingsinkomens. Noteer dat de loonmatiging er komt nadat ook onder Di Rupo de lonen nauwelijks nog stegen. De versterking van de koopkracht is een interessant begrip in de tekst, want het wordt snel geherformuleerd als “netto meer overhouden in het loonzakje” door een belastinghervorming. Die netto toename, dat weten we inmiddels, wordt evenwel met voorsprong gecompenseerd door verhoogde kosten en uitgaven via btw en acccijnzen, hogere kosten voor onderwijs, openbaar vervoer en zorg, Turteltaks en stijgende inflatie. Zelfs de dalende olieprijzen (zowat de enige factor waardoor de koopkracht enigzins behouden bleef) zijn onvoldoende om dit tegen te gaan: het feit is dat de gewone man en vrouw minder koopkracht hebben. De grote meerderheid van de burgers in dit land wordt armer onder deze regering, en de armoederapporten tonen dat simpel en onweerlegbaar aan (voor een N-VA mandataris zijn ze nochtans extreemlinkse pamfletten).
  5. Sociaal overleg. Er is in het regeerakkoord nauwelijks een pagina te vinden waarin niet wordt verwezen naar het belang van sociaal overleg. Alles komt er na sociaal overleg, zo gaat het liedje. In de praktijk blijkt dat te betekenen dat de vertegenwoordigers van de werkenden een mededeling krijgen over een maatregel, daar even mogen over vergaderen, de maatregel mogen verwerpen, waarna hij wordt uitgevoerd. De werkgevers bevinden zich in dat overleg in een luxepositie, want de regering rijdt zonder scrupules en openlijk voor hen. “Onderhandelen” is heel makkelijk op die wijze. Er is dus nog nooit zo weinig en zo moeizaam sociaal overleg geweest, en dit op zowat alle niveaus. De wet-Peeters, met z’n nadruk op individuele flexibiliteit inzake arbeidsuren, schaft in wezen het primaat van collectief onderhandelde arbeidsorganisatie af. Exit de vakbond, en daarmee ook het sociaal overleg zoals we het kennen. Het stakingsrecht wordt bij elke nieuwe staking – en het zijn er nogal wat, wat aantoont dat het sociaal overleg in diepe crisis zit – op grove wijze aangevallen en uitgehold.
  6. Fiscaliteit. Het hoofdstuk over financiën in het regeerakkoord opent met duidelijke taal: fiscale structuren in dit land moeten ondernemingen ten goede komen, punt uit. Er wordt wel iets gemompeld over “netto meer overhouden in het loonzakje”, maar hoe dat in realiteit zit hebben we zopas gezien. Hoe men meer moet overhouden met een btw-verhoging van zomaar 15 procent op energiefacturen, bijvoorbeeld, is niet zo duidelijk. Zaak is dat fiscaliteit onder deze regering een afspraak is tussen de overheid en het kapitaal – onder het banier van een “groeibeleid” (waarvan we ook al zagen dat het blijkbaar enkel de groei van dat kapitaal betreft). Toch spreekt het regeerakkoord over fiscale rechtvaardigheid: de sterkste schouders moeten de zwaarste lasten dragen. Terwijl de Panama-papers nog vers in het geheugen liggen is het goed even te kijken wat het regeerakkoord zegt over zware fiscale fraude. Eén enkele zin wordt eraan gewijd: “Het toepassingsgebied van het begrip ernstige fiscale fraude in de witwaswet wordt verduidelijkt.” Inmiddels  probeert Van Overtveldt er wel voor te zorgen dat (in penibele begrotingstijden) een door de EU opgelegde fiscale boete van 700 miljoen aan in België opererende multinationals wordt kwijtgescholden. Groei, nietwaar. En jobs. En de Panama-papers dan? Die zijn voor de huidige meerderheid zelfs geen parlementaire onderzoekscommissie waard.
  7. Migratie en veiligheid. Deze twee domeinen waren niet prioritair in het regeerakkoord, maar zijn sinds 2015 wel de meest in het oog springende thema’s geworden. Het zijn ook domeinen die zich vlot lenen tot steekvlam- en spektakelpolitiek: denk aan de Tweet waarop Michel en Jambon poseren voor een voertuig vol Rambo’s na de arrestatie van Abdeslam. Op beide domeinen wordt de dans ook geleid door bestuurders met een extreemrechtse pedigree: Francken en Jambon – jongens die zich nogal eens lieten opmerken in het gezelschap van Jean-Marie Le Pen, ex-Oostfrontstrijders en VMO-ers. Van racisme mogen we hen echter – zo schreeuwt men luidkeels – niet verdenken, ook niet wanneer hun tweets redelijk ondubbelzinnig in die richting wijzen (en al lang, en constant). Van wanbeheer wel, want in beide domeinen heeft deze regering een eenvoudigweg rampzalig parcours afgelegd. Ongepland, uiteraard – de vluchtelingencrisis van 2015 stond niet in het script van deze regering, en de aanslagen in Brussel nog minder. Maar zeker de vluchtelingencrisis was te voorzien, en de catastrofale onzorgvuldigheden in de veiligheidsplanning blijven onvergeeflijk. Zaak is echter dat beide domeinen zodanig slecht gepland waren dat ze sinds 2015 escalerende en niet-begrote astronomische kosten hebben opgeleverd. Terwijl de EU in oktober nog beklemtoonde dat deze extra kosten in de begroting moesten worden opgenomen worden (wat me voor de hand liggend lijkt – geld is geld, nietwaar, en men moet de tering naar de nering zetten) leverde wat lobbywerk van Marianne Thyssen in maart een coulanter beleid op. Maar de chaotische uitgaven van de heren Francken en Jambon zullen vroeg of laat in een begroting moeten komen – uitstel is geen afstel.

Samengevat kan men moeilijk beweren dat deze regering een vlot en puik parcours heeft gereden in haar eerste halve legislatuur. Ze is de speelbal van de EU-regels, van de economische conjunctuur waarop ze geen vat heeft, van een asielcrisis en een veiligheidsramp. Maar ze beweert, steeds luider, dat ze van dat alles geen speelbal is, op dit alles volledige controle behoudt, keihard en bijzonder doordacht te werk gaat, en bovendien nu al uitstekende resultaten kan voorleggen. Wel, in alle ernst: wanneer geen enkele van de in het regeerakkoord bepaalde prioritaire en minder prioritaire doelstellingen worden bereikt kan men moeilijk van een succesverhaal spreken. Immers, het nemen van maatregelen op zich is geen resultaat van een regering – de taxtshift laten goedkeuren, bijvoorbeeld – want die maatregelen hadden een doel. En wanneer dat doel niet wordt bereikt dan zijn die maatregelen zinloos – groei, jobs, koopkracht en “sociale modernisering”: niets daarvan kan als resultaat gelden.

Wiens stand?

De Zweedse Coalitie blijkt in haar eerste halve regeerperiode vooral een Zwetende Coalitie te zijn. Want wie leeft er boven z’n stand? De regering. Aldus niet Jan Blommaert, maar wel de Europese Commissie. Een tekort van 2,2 miljard in één controletermijn is astronomisch – bijna 100 miljard oude franken kastekort. En als we terugkeren naar de uitspraken van Kris Peeters, dan komt er in juni nog een zwaardere operatie. Onze regering geeft véél te veel uit en krijgt veel te weinig binnen. Voor mij is dat een redelijk voor de hand liggende definitie van boven je stand leven.

Vanwaar komen die tekorten?

  • We moeten beginnen bij de maatstaf: de tekorten zijn het gevolg van de EU-regels. het zijn tekorten in relatie tot die regels. Elke regering kan begrotingstekorten boeken, en er bestaat een hele economische school die aantoont dat dit in tijden van recessie zelfs de beste oplossing is. Maar de tekorten zijn er maar omdat de EU een reeks absurde criteria oplegt. Wie de absurde doelstellingen niet dreigt te halen moet als compensatie “structurele hervormingen” aanbieden – neoliberaliseren met andere woorden, zoals we leren uit het droeve lot van Alexis Tsipras en zijn Syriza-regering in Griekenland.
  • Die “structurele hervormingen” scheppen tekorten. We hebben gezien dat ze de koopkracht van de overgrote meerderheid van de burgers op diverse manieren ernstig aantasten: loonbevriezing, terugschroeven van vervangingsinkomens, en verhoging van de parafiscale druk (btw en accijnzen) zowel als van de prijs van collectieve diensten (openbaar vervoer, bijvoorbeeld, of onderwijs). Koopkracht betekent, in mijn eenvoudige wereld, de kracht om te kopen – de mogelijkheid om te consumeren, met andere woorden. Wie de koopkracht schaadt, schaadt de vraag in vraag-en-aanbod. En bedrijven mogen produceren wat ze willen, wanneer goederen niet gekocht (kunnen) worden, valt de economie gewoon stil. Onze regering huldigt samen met de EU een economische theorie waarin de consument blijkbaar niet echt bestaat – men gaat een economische “groei” ontketenen terwijl mensen moeten bezuinigen op consumptie. De prijs daarvan betaalt ze in haar arbeidsmarktbeleid – geen nieuwe jobs – en haar fiscaal beleid – minder belastinginkomsten, zowel van inkomstenbelasting (als mensen minder verdienen) als via belastingen op consumptie.
  • Het gevolg dat onze regering daaraan geeft is precies het tegendeel van wat nodig is: een verdere precarisering van de arbeidsmarkt. Niet alleen heeft dat een enorm effect op de werkende populatie van nu. Wat nog erger is, is dat op die manier een nieuwe generatie op de arbeidsmarkt komt, voor wie de loopbaanvooruitzichten (en daaraan gekoppeld koopkracht en zo meer, zie boven) bijzonder somber zijn. Dus hoe deze economie structureel zou moeten groeien is een goed bewaard geheim.
  • Door het feit dat deze regering hardnekkig weigert haar belofte inzake fiscale rechtvaardigheid te honoreren, en het grote geld ongemoeid laat, drogen de inkomstenbronnen dan ook snel op. Uit een leeggeperste citroen haalt men niet veel sap meer, zei ook Annemie Verbeiren aan Kris Peeters. Het begrip “tegenvallende belastinginkomsten” wordt stilaan een vast refrein in de economische pers. En let op, want de economische terugslag van de veiligheidscrisis van dit voorjaar is nog niet verrekend, terwijl we nu al weten dat het effect ervan op, bijvoorbeeld, de horeca in toeristische trekpleisters vernietigend is.
  • Dit probleem wordt nog aangescherpt door het uitgavenpatroon. Sociale uitgaven vormen traditiegetrouw de grootste begrotingspost, en dat is dus – dixit De Wever – “de enige plek waar nog geld te rapen valt”. Hierop verder bezuinigen betekent evenwel niets minder dan het scheppen van structurele armoede. Men kan ettelijke duizenden steuntrekkers om allerhande redenen hun uitkeringen afnemen. Maar welk probleem heeft men daarmee dan opgelost? Men heeft dan ettelijke duizenden mensen in een situatie geplaatst waarin ze met nul euro moeten rondkomen. Die mensen kosten, paradoxaal, ook geld – de illusie die De Wever en anderen lijken te koesteren is dat men een samenleving uiteindelijk gratis kan beheren. En zo wordt wat voor de ene een oplossing lijkt een nieuw, en fors, probleem. Het is een sociaaleconomisch probleem (armen kosten geld en brengen er geen op, zie boven) waarvoor niet alleen Piketty maar ook eerbiedwaardige neoliberale instanties zoals het IMF al geruime tijd met grote nadruk waarschuwen. Ongelijkheid is slecht economisch beleid.
  • Het is echter ook een sociaal en politiek probleem. Ongelijkheid en marginalisering leiden tot sociale onrust en protest. Dat is – één – een erg dure zaak voor een overheid, die steeds groter middelen inzake veiligheid moet inzetten om het protest onder controle te houden. En dat is – twee – ook politiek bijzonder riskant voor zij die dat soort ongelijkheid en marginalisering koesteren of rekenen tot de prijs die men nu eenmaal bereid moet zijn te betalen voor welstand. De anti-austeriteitsbewegingen in de EU, die nu ook verkiezingen winnen, zijn er de uitlopers van.

Het is verheugend dat Kris Peeters het in zijn “boven onze stand” uitspraak ook had over de grote vermogens. Maar het regeerakkoord zwijgt in alle talen over eender welk nieuw type vermogensbelastingen; de zogeheten “Kaaimantaks” van deze regering zal dat allemaal moeten dekken – een bewering die alweer door surrealistisch-optimistische voorspellingen inzake inkomsten wordt vergezeld. Nochtans is het in het domein van de mega-fraude dat “er nog veel geld te rapen valt” zonder dat men er de nu al fragiele structuren van de samenleving economisch, sociaal en politiek verder door beschadigt. Maar zowel Bart De Wever als Gwendolyn Rutten vertonen niet het geringste enthousiasme voor eender welke maatregel die “de sterkste schouders de zwaarste lasten doet dragen”. Zoals ik eerder zei: er zijn delen van het regeerakkoord die religieus-plechtig worden gerespecteerd, terwijl er andere delen zijn waarover men zedig zwijgt.

Volgt men De Wever en Rutten, dan is het alweer de gewone man die “boven zijn stand leeft”. Die stand, die is echter al sinds eind 2014 fors naar beneden getrokken door de regering waarvan Peeters deel uitmaakt. Dus ja, een enorme hoop volk in dit land “leeft boven z’n stand”, want het slaagt er met moeite in de inkomsten te verzoenen met de (verplichte) uitgaven. Wie die stand nog wat verder naar beneden wenst te halen, krijgt nog een verdere verzwakking van de koopkracht, en dus van de consumptie, en dus van de inkomsten van bedrijven en van de overheid. Slim lijkt me dat allerminst; het woord “idioot” lijkt me gepaster. Het kannibaliseren van de welvaart van de massa ten voordeel van die van een zeer kleine elite kan misschien één of twee verkiezingsoverwinningen opleveren, ja, zolang een deel van de middenklasse gelooft dat ook zij tot die elite behoren en dus gouden eieren zal kunnen rapen – later, ooit. Maar daarna keert ze als een boemerang terug naar degenen die het hebben bepleit.

De beste maatregel die deze regering kan nemen is van een heel andere orde. Blaas dat door-en-door ideologische Europese Stabiliteits- en Groeipact op. Want het levert geen van beide op, en acht jaar is meer dan lang genoeg om dat te beseffen. Meer nog, het is dat pact dat begrotingstekorten schept en de hele samenleving, volgens de huidige logica, dus verder naar de verarming drijft. De cijfers die men tijdens de begrotingscontrole bekijkt zijn zowel absoluut als relatief. Absoluut, want geld is geld. Maar ook relatief, want “veel” of “weinig” geld worden afgemeten aan maatstaven die geen enkele absolute en eeuwige waarde hebben. Het zijn politiek-ideologische constructies, en ze staan vanuit diverse EU-lidstaten al geruime tijd onder druk. Kritiek erop is dus niets uitzonderlijks; ze verwerpen behoort tot de politieke agenda van diverse nieuwe anti-austeriteitsbewegingen en -partijen. En die scoren electoraal behoorlijk goed.

Onze regering, die toch zo graag “moedig” zou willen zijn, en toch zo graag “verandering” en “vernieuwing” wil brengen, kan zich daarop richten: op een fundamentele, een “structurele hervorming” van het EU-begrotingsbeleid dat al sinds het begin van de crisis in 2008 volstrekt impotent blijkt, door een leger aan prominente economen intellectueel aan diggelen is geslagen, en overal in de EU tot sociale rampen en politieke heisa leidt. Zo’n actie zou deze regering zelfs onderscheiden – fundamenteel onderscheiden – van haar vermaledijde “linkse” voorgangers.

Kris Peeters, waar wacht u op?

 



Content

take down
the paywall
steun ons nu!