Sinds een aantal jaren is de deeleconomie in opkomst. Voor spullen, diensten, mobiliteit, voedsel, zorg, tuin, verblijfplaatsen, vaardigheden, en nog veel meer kan je in snel toenemende mate in je buurt terecht. Dit gebeurt binnen de eigen gemeenschap, maar ook steeds meer via slimme websites en deelplatformen waar niet alleen wordt gedeeld, maar ook verhuurd, verkocht, geruild, gegeven en geleend. Dit alles valt meestal onder het containerbegrip ‘deeleconomie’. Toch kunnen we al deze activiteiten niet allemaal onder de noemer ‘deeleconomie’ plaatsen volgens Koen Frenken, econoom aan de Universiteit Utrecht. Als innovatiewetenschapper ziet hij het als zijn taak om de huidige verwarring rondom het fenomeen en de terminologie van de deeleconomie te verhelderen. Dat is absoluut nodig willen wij – burgers, bedrijven, overheden, universiteiten, belangengroepen – de deeleconomie vormgeven en institutionaliseren. De deeleconomie gaat immers niet meer weg.
Samen met zijn collega’s kwam Koen Frenken tot de volgende definitie: ‘Deeleconomie is het fenomeen dat consumenten elkaar gebruik laten maken van hun onbenutte consumptiegoederen, eventueel tegen betaling’. Volgens deze definitie gaat het dus om goederen die gedeeld worden in gebruik en zodoende beter worden benut. Denk aan uw huis dat u kan verhuren via Airbnb of uw auto via SnappCar, maar ook de ladder die u leent aan de buren, of een kledingstuk dat u uitleent aan vrienden. “Het woordje ‘onbenut’ is van belang,” aldus Koen Frenken. “Hiermee wordt de deeleconomie onderscheiden van het aanbieden van diensten tussen consumenten onderling. Er is dus een verschil tussen
een taxi bestellen via Uber waarmee je nieuwe capaciteit creëert op afroep, of een lift regelen via BlaBlaCar waarbij je plaatsneemt in een stoel die anders onbezet zou blijven. Het eerste is voor mij geen deeleconomie; het tweede wel.”
Het gaat alleszins hard. Airbnb bestaat nog geen 8 jaar en heeft nu al wereldwijd meer dan 20 miljoen woningen op de site staan. De liftdienst BlaBlaCar heeft na 10 jaar al ongeveer 25 miljoen leden. Hoe komt het dat de deeleconomie zo snel groeit?
“Daar zijn verschillende redenen voor. Eerst en vooral hoeven deeleconomiebedrijven zelf geen grootschalige investeringen te doen in de spullen die worden gedeeld. De spullen zijn al in het bezit van consumenten; het bedrijf treedt enkel op als platform waarop consumenten elkaar spullen verhuren of uitlenen. Daarnaast is delen goedkoper en persoonlijker dan hetzelfde product van een bedrijf huren. Bovendien hebben we bij deelplatformen te maken met een zichzelf versterkend fenomeen. Hoe meer mensen gaan delen, hoe aantrekkelijker het wordt voor anderen om mee te doen. Via mond-tot-mond reclame wordt het enthousiasme vanzelf verspreid.”
Is de exponentiele groei van de deeleconomie te wijten aan de technologische evoluties of aan de economische crisis? Of aan beiden?
“De crisis heeft de opkomst van de deeleconomie versneld, maar niet veroorzaakt. Er bestonden voor de crisis al een aantal platformen, zoals huizenruil.com. De deeleconomie is een logisch vervolg op websites die al langer bestaan zoals eBay: als mensen online hun spullen verkopen, waarom zouden ze dan ook niet gaan verhuren? Op plekken waar de crisis niet toesloeg of alweer verdween, blijft de deeleconomie gewoon bestaan. Deeleconomie is dus geen crisisfenomeen. Het is geen ‘inferieur goed’, zoals economen dat noemen, dat je minder gaat consumeren als je meer inkomen krijgt. Ook goedverdienende hoogopgeleiden huren massaal bij andere burgers in plaats van bij bedrijven. Logisch. Als je niet toevallig in de buurt woont van een autoverhuurbedrijf kan je geen auto huren, terwijl deelauto’s overal in de buurt aanwezig zijn. Het persoonlijk contact is ook gewoon leuk, terwijl je bij een autoverhuurbedrijf kans hebt op ruzie met de baliemedewerker.”
Toch kwam de deeleconomie pas echt van de grond op het moment dat de online deelplatformen werden ontwikkeld.
“Voor de komst van de online deelplatformen verhuurden of leenden mensen al spullen aan anderen. Men deed dat met vrienden en familie, omdat je alleen aan hen je spullen toevertrouwde. Maar met de opkomst van de deelplatformen lenen we onze spullen nu ook uit aan volstrekt vreemden. Het internet verlaagde de transactiekosten tussen onbekenden. De online beoordelingssystemen, die veel deelplatformen gebruiken, zorgden voor vertrouwen. Voor deze exponentiële groei waren inderdaad een aantal technologieën nodig: het internet, de mogelijkheid om gemakkelijk te betalen of contracten af te sluiten, een gebruiksvriendelijke app, en vooral ook een business model: iemand moet het zo weten te organiseren dat het klopt.”
Is de snelheid waarmee deze deelplatformen groeien ook de reden waarom de politiek het zo moeilijk heeft om op het fenomeen in te spelen?
“Dat is een factor. Het interessante van de deeleconomie is dat het innovatieproces eigenlijk omgekeerd verloopt in vergelijk met andere innovatieprocessen. Traditioneel wordt een innovatie eerst wetenschappelijk onderzocht, dan vindt een normatieve publieke discussie plaats over de wenselijkheid ervan, vervolgens komt de politiek met regulering en uiteindelijk komt de innovatie op de markt. Bij deeleconomie is dit proces feitelijk omgedraaid. Bedrijven lanceren eerst een nieuw platform. Eens het platform functioneert volgt de normatieve discussie, het wetenschappelijk onderzoek en daarna pas de politiek. Bedrijven negeren vaak regels als ze een nieuw platform lanceren. Aangezien delen zich razendsnel kan verspreiden, staan politici vaak onder druk om regels aan te passen ten gunste van bestaande platformen.”
“Het grote voordeel van dit omgekeerde innovatieproces is dat we veel sneller leren over de effecten van innovaties in de praktijk. Het grote nadeel is dat er een democratisch tekort kan ontstaan, zeker wanneer bedrijven die een innovatie invoeren in een korte tijd een enorme marktmacht vertegenwoordigen, of ondersteund worden door grote investeerders. Het lijkt erop dat we in een nieuw techno-politiek tijdperk komen te leven waarin niet zozeer de politiek, maar een kleine groep van platformbedrijven de richting van technologieontwikkeling bepaalt.”
De overheid moet zich dus bezinnen hoe om te gaan met zulke disruptieve ontwikkelingen?
“En toch zie ik in de praktijk relatief weinig problemen. Vooralsnog lijken overheden redelijk goed in staat om belangen af te wegen en nieuwe regels te bedenken. De meeste deelplatformen, zoals autodelen via SnappCar of spullen lenen bij je buren via Peerby, houden zich prima aan de regels. Inzake huizendelen was er wel een probleem. Maar voor Airbnb is in Amsterdam een goed compromis gevonden, dat door verschillende steden wereldwijd is overgenomen: mensen mogen maximaal 60 dagen per jaar hun huis verhuren.”
“Als we het hebben over diensten in plaats van goederen, dan spreek ik niet over deeleconomie maar over op-afroep economie – ook wel klusjeseconomie genoemd. Hier zijn wel problemen. Als allerlei freelancers, zoals thuiskoks of amateurtaxichauffeurs, zich steeds meer via op-afroep platformen organiseren dan breek je in markten en beroepen die gereguleerd zijn. Maar ook dit soort informele economie is niet nieuw. Alleen wordt ze via het internet zichtbaarder. Wel nieuw is de schaal en het gemak waarmee dit kan. De stormachtige ontwikkeling van de klusjeseconomie roept specifiek vragen op over de precaire positie van freelancers op deze platformen.”
Zowel de deel- als de klusjeseconomie zijn dus niet nieuw. Betekent dat ook dat ze dezelfde perverse effecten in zich dragen als de traditionele economie?
“Ook bij deeleconomie kan je spreken van een Piketty-effect, omdat juist mensen met een vermogen flink kunnen bijverdienen. De deeleconomie draagt bij aan de stijging van welvaart maar ook aan een toenemende sociale ongelijkheid. Als je niets hebt, kan je niets delen. Er zijn twee groepen die profiteren: de eigenaren van de platformen en de mensen die veel bezit hebben om te delen. Huizenbezitters die via Airbnb 60 dagen per jaar hun huis verhuren, krijgen al gemakkelijk 10.000 euro per jaar binnen. Huurders, die toevallig in buurten wonen waar veel hippe Airbnb-adresjes zijn en waar de prijzen stijgen, zijn duidelijke verliezers. Als we dit weten, moeten we huizenbezit dus nog meer gaan belasten.”
Digital divide
Moeten we ook de platformen zelf niet aanpakken?
“Op korte termijn zou de Europese Commissie deelplatformen als Airbnb aan regels kunnen onderwerpen, net zoals ze Google nu ook tot op zekere hoogte reguleert. Maar het is niet allemaal negatief. Op lange termijn kan het bestaan van online platformen net een zegen zijn voor de belastingdienst omdat alle transacties worden geregistreerd. Technisch gezien is belastingen heffen dan een fluitje van een cent, zo lang er maar goede afspraken bestaan tussen overheid en platformen. Daarnaast zouden best ook sociale ondernemingen, coöperatieven, burgerbewegingen, gemeentes,… zelf not for profit platformen gaan bouwen, als tegengewicht voor de platformen die met enorme winsten gaan lopen. Het zou alleszins stom zijn de deeleconomie zelf in te perken, want die voorziet in een behoefte waar ook de niet-bezittende klasse van profiteert. Want die kan natuurlijk ook goedkoper dingen huren dan voorheen.”
Zal er niet altijd een digitaal proletariaat zijn dat niet kan participeren aan de deeleconomie?
“Uit enquêtes blijkt dat er iets meer hoogopgeleiden en jongeren participeren in de deeleconomie, dat klopt, maar de verschillen zijn klein. Mijn voorspelling is dat binnen vijf jaar echt iedereen meedoet in de deeleconomie. Vandaag zit slechts een heel kleine minderheid niet op het internet. Toen het internet opkwam was er veel bezorgdheid over de zogenaamde digital divide. Een decennium later zaten alle oma’s en opa’s te e-mailen. Dat zal net zo zijn voor die deelplatformen. Ze zijn erg gebruiksvriendelijk.”
Is er door het open karakter van de deeleconomie ook geen gevaar dat vooroordelen en discriminatie een rol gaan rol spelen?
“Uit onderzoek blijkt dat Afro-Amerikaanse verhuurders in de VS voor eenzelfde type huis en locatie 12% minder huur kunnen vragen in vergelijking met andere Amerikanen. Ook zijn er aanwijzingen dat mensen die spelfouten maken in hun online contacten, als minder betrouwbaar worden ingeschat, en daardoor minder snel gekozen worden als aanbieder. Platformen zelf discrimineren soms ook. Ze bepalen zonder enige transparantie wie wel en niet mag participeren op het platform. Het gevaar op discriminatie is dus reëel. Anderzijds is het internet bij uitstek de plek waar niet alleen iemands uiterlijk wordt beoordeeld, maar ook iemands merites. Je kan er, bijvoorbeeld als immigrant, snel een reputatie opbouwen. Het is dus dubbel.”
Wel onverdeeld positief lijken me de milieueffecten van de deeleconomie. Ik denk dan aan autodelen.
“Delen leidt tot minder energieverbruik en minder CO2-uitstoot. Dat lijdt geen twijfel. Per 10 autodelers verdwijnen ongeveer 3 auto’s. Helaas worden een aantal positieve milieueffecten van de deeleconomie weer teniet gedaan door het zogeheten reboundeffect. Als vakanties goedkoper worden vanwege Airbnb, ga je vaker op vakantie, ga je vaker met het vliegtuig en stoot je dus weer meer CO2 uit. De positieve milieueffecten van de deeleconomie overschatten we best niet.”
“Toch zijn de langetermijneffecten van delen op duurzaamheid erg positief. Bedrijven gaan immers hun productontwerp aanpassen naarmate producten meer gedeeld worden. Zo wordt bij deelauto’s vooral geconcurreerd op de variabele kosten van een verplaatsing. Dat zal een extra stimulans betekenen voor elektrische auto’s die in aanschaf weliswaar duurder zijn, maar in gebruik juist veel goedkoper. Eens bedrijven echt beginnen recycleren, ontstaat voor hen de economische prikkel om op het einde van de levensduur van een product ook weer geld te verdienen. De deeleconomie zal een opstap blijken naar een meer circulaire economie. Het is zaak van de politiek om dan te volgen. Ze moet de productie en de sloop van producten meer belasten en het gebruik ervan minder belasten. Een auto bezitten moet duurder worden, een auto gebruiken goedkoper.”
Hoe ziet u de deeleconomie de volgende jaren ontwikkelen?
“De deeleconomie zal steeds onpersoonlijker worden. De technologie zal het sociaal contact overnemen. Met smart locks kan je gewoon iemand een pincode sturen die daarmee toegang krijgt tot een huis, auto of product. De online beoordelingssystemen maken sociale contacten sowieso overbodig. Als jij je huis verhuurt aan iemand die als betrouwbare huurder te boek staat, dan is er geen noodzaak meer om die persoon face-to-face te ontmoeten, want het vertrouwen is er toch al. Ook zien we de trend dat mensen die erg actief zijn in de deeleconomie assistenten aannemen om het laagwaardige gedeelte van het werk te doen, zoals de sleutelafhandeling of de schoonmaak. De deeleconomie geraakt dus steeds meer geëconomiseerd. Enerzijds verliest ze daarmee een deel van haar charme. Anderzijds worden de welvaartswinsten voor iedereen alsmaar groter. Airbnb, bijvoorbeeld, heeft op zijn eentje een nieuwe mobiliteit mogelijk gemaakt. Vroeger kon men ofwel voor een paar dagen ofwel voor zes maanden naar een stad. Men kon geen huis vinden voor twee weken. Daar was gewoonweg geen markt voor. Nu wel.”
Uberisering
De deeleconomie heeft ook verstrekkende gevolgen voor de arbeidsmarkt. Er duiken steeds meer platformen op waar kleine zelfstandigen en freelancers hun diensten aanbieden.
“Op zich is dit geen slechte evolutie. Als je vroeger voor jezelf werkte, verloor je veel tijd aan het vinden van klanten en aan de administratie. Dat wordt nu automatisch voor je geregeld. Het platform zoekt via een algoritme de klanten en handelt jouw administratie af. Deze evolutie kan voor lage, kwetsbare groepen laagopgeleiden dus een verbetering inhouden. Ze kunnen aan 0 euro kosten in zo’n markt instappen.”
“Maar we mogen niet blind zijn voor de andere kant van de medaille: het betekent ook gewoon meer concurrentie. Nu we via zo’n platform met 1 druk op de knop een contractje kunnen afsluiten of betalen, gaan steeds meer mensen voor zichzelf beginnen werken. Ook mensen met een vaste baan, die daarnaast nog iets willen verdienen. Ik verwacht binnen 10 jaar een verdubbeling van het aantal kleine zelfstandigen. Dit betekent een enorme omwenteling op de arbeidsmarkt. Want al die nieuwe zelfstandigen hebben een gemeenschappelijk belang om zich te organiseren ten opzichte van het platform. En ook de overheid heeft er belang bij dat deze groep sociale minimumrechten heeft. Want als ze zich onder verzekert of geen pensioenrechten opbouwt, dan zijn dat later kosten voor de overheid. Dat wordt dé grote kwestie van het volgende decennium op de arbeidsmarkt.”
Moeten we, deze evoluties indachtig, niet gewoon naar een verplichte verzekering voor arbeidsongeschiktheid bij kleine zelfstandigen?
“In Nederland woedt dat debat, want je wil natuurlijk niet dat een zelfstandige hogere premies betaalt dan iemand in loondienst. Maar verzekeraars staan niet te springen om die mensen te verzekeren. Ze zijn veel tijd kwijt met één klant. Ze hebben liever een collectieve arbeidsovereenkomst. Een mogelijkheid zou zijn dat die nieuwe zelfstandigen zich collectief laten verzekeren omdat ze via eenzelfde platform werken. Dan hebben ze dezelfde schaalvoordelen die werknemers nu ook hebben.”
Zou dat geen taak kunnen zijn voor de vakbond?
“De traditionele vakbonden hebben vandaag moeite om die groep zelfstandigen te vertegenwoordigen, maar die platformen zouden een ware renaissance van de vakbond kunnen inluiden.”
“Kijk, ik was eerst erg bezorgd dat op die platformen mensen tegen elkaar zouden worden uitgespeeld, dat we naar een nog rauwere versie van het kapitalisme zouden gaan. Maar ik verander stilaan van mening. Die platformen kunnen een gemeenschappelijk aanspreekpunt zijn en dus dé manier om zelfstandigen te organiseren. De markt was vroeger een stelsel van regels of zelfs gewoon een fysieke plek. Nu wordt de markt georganiseerd door platformen. Het zijn de instituties van morgen.”
Dat is de toekomst. Vandaag zien we dat de opbrengsten niet worden verdeeld onder de participanten, maar in de zakken van platformen zelf verdwijnen.
“Onvermijdelijk zal deze Uberisering van de economie nieuwe conflicten veroorzaken. Daarom hoop ik dat de vakbond het in de toekomst voor die precaire zelfstandigen zal opnemen. Vandaag vecht ze vooral voor het behoud van de goed beschermde vaste baan. Maar die zal steeds meer verdwijnen. Ook de aard van het werk zal veranderen. Het werk wordt stressvoller, met minder routinematige momenten. Dat hoeft geen probleem te zijn, op voorwaarde dat we op een andere manier zekerheden inbouwen voor mensen met een tijdelijke baan. Er is een heel ander collectief arrangement nodig. Vandaag is het erg complex om van sector te veranderen. Je moet meteen ook veranderen van cao, van vakbond,… Terwijl het net goed is dat mensen kennis meenemen van de ene naar de andere sector. Mensen willen na hun veertigste vaak ook een andere levensinvulling. Ik zie veel paternalisme bij vakbonden. Wie bepaalt wat voor jou goed werk is? Veel mensen willen juist geen baas. Ze willen privé en werk door elkaar heen laten lopen en thuiswerken.”
Voor hen kunnen die platformen inderdaad een uitkomst zijn. Alleen: als je een hele reeks van die klusjes moet combineren om aan een ietwat deftig inkomen te geraken, lijken ze me niet zo wenselijk.
“Net daarom dat we voor deze precaire groep van freelancers op platformen een minimum aan bescherming moeten bieden. Misschien moeten we nadenken over een basisinkomen voor hen. Want je wil natuurlijk dat die mensen gezond leven, niet veel meer dan 40 uur per week werken en goed beschermd zijn. Eenvoudig wordt het niet. Er zijn vandaag zoveel conflicten waar de politiek maar weinig grip op krijgt: jong tegen oud, vaste baan tegen tijdelijke baan, hoogopgeleid tegen laagopgeleid.”
De politiek staat met deze nieuwe deeleconomie met andere woorden voor enorme uitdagingen?
“De veranderingen van de volgende tien jaar worden een stuk ingrijpender dan de veranderingen van de voorbije dertig jaar. In de jaren 1980 werd de back office geautomatiseerd, waardoor veel administratieve banen verdwenen. Daarna werd de front office geautomatiseerd, met e-commerce, marketing en directe relatie met je klant als resultaat. Nu zie je dat hele infrastructuren en markten worden geautomatiseerd, waarbij algoritmes vraag en aanbod bij elkaar brengen en bepalen wie betrouwbaar is en wie niet. De veranderingen worden steeds ingrijpender. De automatisering van de back office was niet fijn voor die mensen die eruit vlogen, maar de omgeving bleef hetzelfde. Bij de e-commerce gebeurde dat al wat meer; kijk naar de winkelstraten en boekhandels. Maar nu gaan we echt aan de instituties van onze samenleving zagen.”
“De politiek staat voor een gigantische uitdaging. Er moeten een hele reeks nieuwe spelregels worden uitgetekend. Hoe organiseer je het collectief loonoverleg voor die precaire zelfstandigen? Op welke manier en hoeveel belastingen hef je bij die groep? Hoeveel mag je bijverdienen via een deelplatform? Moeten platforms data doorgeven aan de belastingdienst? Dat soort dingen moet allemaal worden uitgedokterd. Er is echter goed nieuws: de economische kracht van platformen is geen autonome ontwikkeling waar je als politiek geen vat op zou hebben. Juist door regels te stellen bij een praktijk die anderszins zich ongebreideld zou ontwikkelen, kunnen initiatieven beter in overeenstemming worden gebracht met de uitstekende principes van de deeleconomie. Het is geen kwestie van toelaten of verbieden, maar van nieuwe regels bedenken en telkens evalueren. Dat wordt onvermijdelijk een zoekproces.”
Interview: Wim Vermeersch
Foto’s: Theo Beck
Dit interview verscheen in het meest recente nummer van Samenleving en Politiek.