Opinie - Peter Terryn

Vluchtelingen in Calais hebben niet veel aan mooie theorieën

Maarten Rabaey noemde in De Morgen de ontruiming van het kamp in Calais een goede zaak. In theorie ligt de weg open voor een menswaardiger alternatief. "Helaas hebben we in Calais en Duinkerke niet veel aan theorie. Het gaat daar namelijk om de praktijk. En op dat vlak hebben we vastgesteld: wat we zelf doen, doen we zelf. Als iemand anders het beter kan, dan graag. Maar dan niet in theorie", reageert Peter Terryn van Solidarity for All.

vrijdag 4 maart 2016 10:32
Spread the love

Soms zijn opinies niet alleen verkeerd en irritant. Ze kunnen ook schadelijk zijn. Zoals die van Maarten Rabaey in de Morgen van 2 maart bijvoorbeeld. Onder de titel De wet van ‘the jungle’: Soms hebben goedbedoelde acties perverse neveneffecten laat Maarten Rabaey verstaan dat de ontruiming van het kamp in Calais een goede zaak is aangezien het zorgt voor een menswaardiger alternatief. En daar moet het volgens hem over gaan.

Ongeorganiseerde vrijwilligers lopen wat dat betreft vooral in de weg, meent hij. Ze moeten het echte werk overlaten aan gespecialiseerde ngo’s. Ze hebben zich verdienstelijk gemaakt, maar nu is het tijd om op te krassen, zo laat hij verstaan. Want anders wordt hun do good’ers-houding een sta-in-de-weg voor de professionele hulpverlening en kan ze leiden tot een probleem in plaats van een deel van de oplossing.

Dat Maarten Rabaey in zijn stuk de hulpverlening voor Haïti na de aardbeving van 2010 als argument aanhaalt, is helaas geen sarcasme. Indrukwekkend is het anders wel om je paragraaf te beginnen met lof voor de professionele aanpak van de Verenigde Naties en te beëindigen met de vaststelling dat het precies die VN en hun aanpak zijn die geleid hebben tot de eerste cholera epidemie in de geschiedenis van Haïti. Een epidemie die het land tot op de dag van vandaag teistert. VN-blauwhelmen van de United Nations Stabilization Mission In Haiti (MINUSTAH) dumpten namelijk hun excrementen en feces in de Artibonite-rivier waaruit drinkwater werd geput. De epidemie veroorzaakte tussen oktober 2010 en 2015 9000 doden, honderdduizenden mensen moesten gehospitaliseerd worden. De meeste slachtoffers vielen onder armen en gemarginaliseerde bevolkingsgroepen en de epidemie verspreidde zich naar de buurlanden, waaronder de Dominicaanse Republiek, Cuba en Venezuela. Goed 6 procent van de Haïtiaanse bevolking werd door de ziekte getroffen.

Omdat de bevolking snel begreep dat de VN-troepen aan de basis van de epidemie lagen, leidde dat tot protesten en rellen die dagenlang aanhielden en vonden VN-soldaten er niets beter op dan in de protesterende massa te schieten met tientallen doden en gewonden als gevolg.

Misbruik

Daar kunnen de ongeorganiseerde vrijwilligers in Calais en Duinkerke qua professionele hulpverlening natuurlijk nog veel van bijleren, dat spreekt. Temeer daar het schitterende voorbeeld van Haïti daarmee niet ophoudt. Zo stelde de UN Office of Internal Oversight Services (OIOS) vast dat “daden van seksuele uitbuiting en misbruik (tegen kinderen) frequent voorkwamen, vooral ‘s nachts en bijna op alle plaatsen waar het contingent VN-troepen was gelegerd”. Het OIOS meent dat aanklachten moeten worden ingeleid, onder meer omwille van verkrachting aangezien het in de meeste gevallen gaat om kinderen. Nog in 2015 werd een nieuw onderzoek geopend waarbij de VN-troepen werden beschuldigd van honderden gevallen van verkrachting van minderjarigen.

Op het gevaar af cynisch te klinken, zouden we dat alles kunnen vergeten en gewoon blij zijn met de massale financiële steun die Haïti kreeg en bekijken wat het professionele resultaat daarvan op lange termijn is geweest. Dat deden bijvoorbeeld de researchers van de Center for Global Development. Zij kwamen tot de becijferde vaststelling dat goed 94 procent van de financiële hulp werd besteed aan de eigen burgerlijke en militaire takken van de donoren, aan de VN-agentschappen, de internationale ngo’s en private ondernemingen. Dat heet in die context ‘overhead’ en dat soort kosten zijn naar verluidt onvermijdelijk bij professionele hulp.

Als vrijwilligersorganisatie kunnen wij daar helaas niet aan tippen; wij keren namelijk geen lonen uit, betalen zelf onze brandstof, eten en overnachtingen, telefoonrekeningen, elektriciteit en wat nog meer. Zo lang we dat als vrijwilligers allemaal zelf betalen, zullen we natuurlijk nooit echt als professionelen beschouwd worden, dat spreekt. Maar het betekent wel dat een euro op onze rekening ook één euro voor een vluchteling in nood betekent.

Jaren na de aardbeving en terwijl Haïti een bedrag toegezegd kreeg dat het equivalent was van haar bruto nationaal product, verblijven nog altijd honderdduizenden mensen in tenten, heb je in Port-au-Prince nog altijd geen goede wegen, elektriciteit of veilig drinkbaar water. Qua professionaliteit kan dat tellen.

Professioneel

We zouden op dat vlak ook kunnen verwijzen naar het Amerikaanse Rode Kruis dat meer dan een half miljard dollar aan steun kreeg en daarmee welgeteld 6 huizen wist neer te poten. Het Rode Kruis betwist dat natuurlijk, maar volgens het onderzoek, dat door ProPublica en National Public Radio (NPR) zelf is uitgevoerd, staat het er triest voor. Volgens het plan dat het ‘Red Cross’, zouden er bijvoorbeeld alleen al in Campeche zo’n 700 huizen gebouwd worden. De nieuwe huizen zouden worden voorzien van riolering, douches en een systeem om regenwater op te vangen. Tot op de dag van vandaag zijn er in de arme wijk geen huizen gebouwd. Het Rode Kruis zegt dat het grootste deel van het opgehaalde bedrag is ingezet om de mensen in Haïti te helpen, maar cijfers en interne memo’s laten zien dat dit niet correct is. In sommige gebieden claimt het Rode Kruis zelfs een hoeveelheid mensen te hebben geholpen die groter is dan de hoeveelheid mensen die in dat gebied wonen.

Tegenover dat budget van een half miljard dollar, kunnen wij niet veel inbrengen. Maar we hebben met veel minder geld wel meer shelters neergezet die meer mensen tegen de koude en regen beschermd hebben. Hoe amateuristisch ook.

Tot slot zouden we het qua professionele hulpverlening in Haïti kunnen hebben over de Clinton Foundation die daar een paar grote luxehotels heeft neergepoot en in ieder geval al de broer van Hillary Clinton, Tony Rodham, aan werk hebben geholpen. De man zit er dankzij zijn familiebanden nu in de Raad van Advies van één van de bedrijven die voor het eerst in 50 jaar de toelating hebben om goud te ontginnen. Maar dat soort details zou ons te ver leiden.

De kern van Maarten Rabaey’s betoog – dat hij via Haïti wil illustreren – is dat voor de oorlogsvluchtelingen in Calais en Duinkerke een professionele, structurele opvang nodig is en dat de vrijwilligers daartoe niet in staat zijn.

Humaan

Ja, dat zeggen wij al sinds augustus vorig jaar en hij kan het nalezen in al onze publicaties en berichten. Maar een humane en professionele opvang is iets heel anders dan containers zonder sanitair neerpoten die alleen ‘s nachts toegankelijk zijn en waar de mensen geen privacy hebben, waar ze geen eigen spullen kunnen opbergen en niet eens een kopje thee voor zichzelf kunnen zetten. Als men alle winkeltjes, theehuisjes, restaurantjes en collectieve ruimtes die de vluchtelingen en vrijwilligers er samen hebben opgebouwd met de bulldozer platwalst, heb je geen humane opvang maar een concentratiekamp. En als die containers en het kamp waar ze zich bevinden overdag afgesloten worden, is het niet duidelijk waar die “beschermde omgeving waar kinderen zorgeloos kunnen spelen” van Rabaey zich juist bevindt. In zijn fantasie wellicht.

Als vrijwilligers zijn we niet tegen een professionele en humane opvang, gerund door de ngo’s en de overheden. Het is wat we van bij aanvang geëist hebben. Maar we hebben ook van bij aanvang vastgesteld dat die ngo’s vooral schitterden door afwezigheid en pleidooien om vooral niets zelf te doen, maar geld te storten op hùn rekening. En we stelden evengoed vast dat de Franse overheid alleen aanwezig was in de vorm van repressie en controle, in de vorm van traangas, matrakken en helmen en schilden. En niet eens om de slachtoffers van – ook ons – oorlogsgeweld te beschermen tegen de mensensmokkelaars maar om te vermijden dat er in Calais een gemeenschap ontstaat en dat de oorlogsvluchtelingen er – bij gebrek aan beter – op een menswaardige manier kunnen overleven en zichzelf organiseren.

Maarten Rabaey laat ook verstaan dat er een tegenstelling zou bestaan tussen de vrijwilligers en de ngo’s. Welke ngo’s hij in gedachten heeft, is dus niet helemaal duidelijk: buiten Médecins sans Frontières en Médecins du Monde (MdM) zien we daar niemand. Maar hij maakt daarmee ook duidelijk dat hij slecht geïnformeerd is. Want uit de dagelijkse updates die Médecins du Monde bijvoorbeeld stuurt in verband met het nieuwe kamp in Duinkerke, blijkt dat ze afhankelijk zijn van vrijwilligers en systematisch oproepen lanceren naar de vrijwilligers om samen dat nieuwe kamp vorm te geven en runnen. De door Rabaey gesuggereerde tegenstelling is dus onbestaande: zonder de vrijwilligers kan ook MdM geen poot verzetten.

Ten gronde is zijn opinie een zoveelste illustratie van een totaal onbegrip van een nieuwe wereld die zich aandient en waarbij het noch de staten of overheden zijn, noch de bekende grote ngo’s die de zaken eerst opmerken, aanpakken en efficiënt runnen. Dat gebeurt vandaag steeds vaker door gewone burgers die de onmacht beu zijn, die niet wachten op SWOT-analyses en die lak hebben aan de zoveelste Study of the Efficiency of the Implementation of Methods for Structural Enhancements. Het kan best zijn dat dat soort studies, overwegingen, analyses en professionele aanpak in theorie beter werken dan de do good praktijk van vrijwilligers.

Helaas hebben we in Calais en Duinkerke niet veel aan theorie. Het gaat daar namelijk om de praktijk. En op dat vlak hebben we vastgesteld: wat we zelf doen, doen we zelf. Als iemand anders het beter kan, dan graag. Maar dan niet in theorie.

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!