Deze strijders noemen zich het Free Syrian Army (foto Flickr)
Analyse -

Mythes over de ‘gematigde’ oppositie in Syrië

Turkije en de VS hebben veel tegengestelde belangen in Syrië, maar ook een raakvlak: zowel president Obama als president Erdogan willen Syrisch president Assad weg. Met dat doel steunen zij de zogenaamd 'gematigde' oppositie in Syrië. Volgens Peter Edel is met die omschrijving heel wat mis.

maandag 22 februari 2016 14:54
Spread the love

 

Het begin van de eenentwintigste eeuw bracht heel wat veranderingen voor Turkije, politiek, sociaal en economisch. De VS steunden de in 2002 aan de macht gekomen Partij voor Gerechtigheid en ontwikkeling (AKP) van huidig president Erdogan. De Amerikanen verwelkomden zijn combinatie van gematigd islamisme, democratisering en neoliberalisme. 

Aanvankelijk werd de AKP wel gehinderd door het nog machtige Turkse staatsapparaat, waarin de exponenten van het oude establishment, gesteund door de militairen, vasthielden aan centrale controle over de economie. Met steun van de VS en EU wist de AKP zich daarvan te bevrijden.

Het succes mocht er zijn. Turkije democratiseerde en ging met de wind in de rug van de internationale economische situatie een periode van bloei tegemoet waar aanvankelijk ook de lager gesitueerde groepen van profiteerden, in de zin dat de armoede terug werd gedwongen.

Greater Middle East Initiative

Helaas begon aan deze positieve ontwikkeling al in 2007 een einde te komen. Ondertussen was Turkije al het uithangbord van het door de VS geïnitieerde Greater Middle East Initiative. Dat plan wilde met lokmiddelen als democratisering en vooruitgang het neoliberalisme naar de rest van de regio uitbreiden.

Dit streven tot een omslag in de regio kreeg een impuls met het uitbreken van de Arabische lente. Daarmee diende zich het vertrek aan van oude gezichten, als Qadafi in Libië en Moebarak in Egypte. Zij weken voor islamistisch georiënteerde regimes. 

De gevolgen waren rampzalig. In Libië ontstond chaos en in Egypte kwam het tot een staatsgreep. Dit bracht de architecten van het Greater Middle East Initiative er echter niet toe om hun plannen voor het Midden-Oosten los te laten.

De Arabische lente ging niet voorbij aan Syrië. De opstand bleef er aanvankelijk relatief beperkt, maar werd opgeblazen door de VS, Turkije, Saoedi-Arabië, Qatar, alsmede door een aantal Europese landen. Er werd aangedrongen op een snelle regime change in Damascus, al was het om verschillende redenen.

De VS behielden hun frustraties over het voortbestaan van structuren uit de Koude Oorlog, waarvan ze de familie al-Assad als een van de overblijfselen zagen. Andere landen in de ontstane alliantie tegen al-Assad stelden zich uit sektarische overwegingen vooral een soennitisch regime in Damascus voor, waarbij voor Turkije fantasieën over een postmoderne restauratie van het Ottomaanse Rijk extra meetelden.

Deze verschillen van mening over de aanpak van Syrië namen de eensgezindheid over het verdrijven van al-Assad zeker niet weg. Aanvankelijk waren de betrokken landen en grootmachten weinig kieskeurig over daartoe als bruikbaar beschouwde oppositiegroepen. Ook niet ten aanzien van de door de Amerikaanse oorlog in Irak opgekomen plaatselijke tak van al-Qaeda, de Islamitische Staat (IS), en de lokale tak van al-Qaeda in Syrië, Jahbat al-Nusra.

Naarmate IS zich als bedreiging voor de westerse belangen manifesteerde kwamen de accenten echter anders te liggen. De VS keerden zich tegen IS en namen (althans officieel) ook afstand van al-Nusra. Turkije, Saoedi-Arabië en Qatar leken zich lang afhoudend op te stellen, maar benoemden IS later (althans officieel) ook tot vijand.

Ahrar al-Sham

 Er werd een consensus gevonden voor steun aan de zogenaamde ‘gematigde oppositie’ tegen het Syrische regime. De enige maatstaf was dat de ondersteunde groeperingen (al was het maar ogenschijnlijk) afstand dienden te behouden tot IS, want verder waren deze onder andere door de VS en Turkije gesteunde organisaties verre van gematigd.

Neem het door de VS en Turkije bewapende Ahrar al-Sham, een jihadistische en salafistische militie die streeft naar een op de sharia gebaseerde islamitische staat in Syrië, vergelijkbaar met Saoedi-Arabië (of wellicht erger).

Al doet Ahrar al-Sham met uitspraken tegen IS hard haar best om gematigd over te komen, sharia komt niet erg matig over. Het begrip ‘gematigd’ is dan ook erg relatief in deze context. Alleen in vergelijking met IS en al-Qaeda kan Ahrar al-Sham gematigd genoemd worden. Dat leidt dan wel tot de gevolgtrekking dat wanneer er jihadistische organisaties zouden opstaan die nog radicaler zijn dan IS en al-Qaeda (zeg nooit dat het niet erger kan…), deze laatsen ook als ‘gematigd’ zouden worden aangemerkt. Dit effect is ook enigszins waarneembaar in de verhouding tussen IS en al-Nusra/al-Qaeda. Niet dat al-Nusra echt als gematigd wordt beschouwd, maar IS wel degelijk als radicaler.

Moslim Broederschap

Ahrar al-Sham staat niet op de Amerikaanse lijst van terroristische organisaties en op die van Turkije al evenmin. De Braziliaanse publicist Pepe Escobar heeft daar volgende uitleg voor. Hij beschouwt Ahrar al-Sham als de Syrische tak van de Moslim Broederschap, waarvan de AKP als het Turkse equivalent geldt. Dit verklaart waarom Turkije een voorkeur heeft voor Ahrar al-Sham.

De historische banden tussen Ahrar al-Sham en de Moslim Broederschap en VS mogen hier niet onvermeld blijven. In zijn boek A Mosque in Munich beschreef de Amerikaanse journalist Ian Johnson hoe de Moslim Broederschap, die zich in de jaren dertig nog door nazi-Duitsland liet financieren, in de decennia na WOII veel contacten legde in de VS. De gemeenschappelijke aversie tegen de Sovjet-Unie vormde hiertoe de basis. 

Dit betekent niet dat de VS en de Moslim Broederschap elkaar overal in kunnen vinden. Met name over Israël (dat wil zeggen, over Hamas, de Moslim Broederschap-variant in Gaza) bestaan grote verschillen. In het licht van raakvlakken als Syrië zullen zij daarover eerder  let’s agree to disagree zeggen.

Al-Nusra

In feite doet het er niet eens veel toe hoe gematigd Ahrar al-Sham en andere door de VS, Turkije, Saoedi Arabië en Qatar gesteunde groepen al dan niet zijn. Er strijden in Syrië talloze milities tegen al-Assad, maar in de praktijk vallen ze terug te brengen tot twee: IS en al-Nusra (en zelfs daartussen zijn de grenzen niet zo hard als wordt aangenomen).

Andere kleinere milities moesten uit puur lijfsbehoud een keuze maken tussen een van beide. Dat geldt zowel voor jihadistische als niet-jihadistische milities. Verschillende oppositiegroepen die in het westen voor gematigd doorgaan, zoals Ahrar al-Sham, zijn hierdoor met al-Nusra geassocieerd geraakt.

Al-Nusra speelt dit spel heel slim. Bij aanvallen op posities van al-Assad die Al-Nusra initieert maar samen met gematigde rebellen uitvoert, wordt er nauwlettend op toegezien dat een indruk van ‘onafhankelijkheid’ van groepen als Ahrar al-Sham in stand wordt gehouden. Deze gematigde milities zijn echter totaal ondergeschikt aan al-Nusra. Een soortgelijke camouflage past al-Nusra nu in Noord-West Syrië toe. Officieel hebben de daar strijdende jihadisten niets te maken met al-Nusra, maar in de praktijk alles.

FSL

Dit betekent ook dat de door de VS, Turkije, Saoedi-Arabië en Qatar aan de gematigde oppositie geleverde wapens bij al-Nusra terechtkomen. Of bij IS…

Wat betreft dat laatste had de Duitse journalist Jürgen Todenhöfer interessante ervaringen. Todenhöfer kreeg als eerste westerse journalist toestemming om in het door IS bezette gebied te reizen (zeker, een moedige man…). Een IS-strijder vertelde hem het volgende over het door de VS gesteunde niet-jihadistische Vrije Syrisch Leger (FSL):

‘Als we geen wapens kunnen veroveren, dan kopen we ze, want alles heeft een prijs. De meeste wapens krijgen we van het FSL.’

Overigens wordt nogal eens getwijfeld of het FSL nog bestaat, zoals door Brits journalist Robert Fisk. Er wordt aangenomen dat veel FSL-strijders tegenwoordig vooral onder de vlag van al-Nusra tegen al-Assad vechten. Bestaat het FSL nog wel, dan is ze in ieder geval net als Ahrar al-Sham nauw aan al-Nusra verbonden – zonder dat dit dan de door Tödenhofer beschreven handeltjes met IS in de weg staat.

Seymour Hersh

In Ankara, Riyad en Doha zal men er op z’n zachtst gezegd niet wakker van liggen als er via Ahrar al-Sham en het FSL wapens in de handen van al-Nusra en IS vallen. Het doel van de verdrijving van president al-Assad bestaande heiligt daar immers erg veel middelen.

Washington heeft al-Nusra echter (onder luide Turkse protesten) als terroristische organisatie aangemerkt. Bovendien blijft het terugdenkend aan de 9/11 aanslagen natuurlijk bizar dat de VS een al-Qaeda derivaat steunen.

 Zijn de Amerikanen werkelijk zo dom dat ze zich door al-Nusra om de tuin laten leiden? Of gaat de obsessie van Washington met al-Assad zo ver dat men de blik afwendt wanneer Amerikaanse wapens bij al-Nusra terechtkomen?

Amerikaans journalist Seymour Hersh houdt het op het laatste in zijn artikel Military to Military (*). Daar plaatst hij echter de kanttekening bij dat hier in 2013 grote inzichtelijke verschillen over bestonden tussen president Obama en de Amerikaanse generale staf, die destijds onder leiding stond van generaal Dempsey.

Op basis van een anonieme bron beschrijft Hersh een geheim onderzoek van de generale staf waarin de vrees werd uitgedrukt dat het verdrijven van al-Assad tot een machtovername door jihadisten en chaos in Syrië zou leiden. Om die reden keerden ze zich tegen Obama’s uitgangspunt waarin het vertrek van al-Assad vooropstaat. En passant braken de generaals met de door Obama aangehangen mythe over het bestaan van een gematigde oppositie.

Omdat ze geen gehoor vonden bij Obama gingen de Amerikaanse generaals volgens Hersh hun eigen weg en probeerden zij al-Assad in het zadel te houden door het Syrische regime belangrijke inlichtingen toe te spelen via landen die contacten onderhielden met de Syrische strijdkrachten (Duitsland, Israël en Rusland).

Waardeloze wapens 

De Amerikaanse generale staf keerden zich verder actief tegen de programma’s van de CIA om in samenwerking met Turkije, Saoedi-Arabië en Qatar uit Libië afkomstige wapens, via Turks grondgebied naar de gematigde oppositie in Syrië te transporteren.

Hersh beschrijft daar een leuke anekdote over. Hij stelt dat de CIA in 2013 door een vertegenwoordiger van de Amerikaanse generale staf werd benaderd over transporten van uit Libië afkomstige wapens. De man liet de Amerikaanse inlichtingendienst weten dat het veel goedkoper was om wapens uit Turkse wapendepots naar de gematigde oppositie in Syrië te sturen.

De CIA hapte toe en aldus geschiedde. Volgens Hersh werkten de Amerikaanse generale staf hierbij samen met ‘Turken die niet loyaal waren aan (toenmalig premier) Erdogan.’ Zij zorgden ervoor dat de gematigde oppositie deze Turkse wapens geleverd kregen. Dat laatste klinkt tegenstrijdig, maar toen de gematigde oppositie het militaire materieel uit de verpakking haalde bleek dat het ging om zwaar verouderde en daardoor waardeloze wapens. Hersh citeerde zijn bron (naar zijn zeggen een adviseur van de generale staf):

‘Het was een boodschap die al-Assad kon begrijpen: “Wij beschikken over middelen om het beleid van de [Amerikaanse] president te ondergraven.”’

Seymour Hersh kreeg na het verschijnen van zijn artikel Military to Military veel kritiek over zich heen, omdat hij zich op één enkele bron baseerde die ook nog eens anoniem bleef. Tijdens een interview met de website Democracy Now verdedigde hij zich daarover.

Wat Hersh niet meldde (en wat hij wellicht ook niet weet) is dat bovenstaande anekdote geen nieuws was voor een journalist in Turkije die daar contacten onderhield met militairen. Van een van die militairen kreeg hij het verhaal over het leveren van waardeloze Turkse wapens aan rebellen in Syrië reeds lang voor het verschijnen van Hersh’ artikel te horen.

Volgens Hersh kwam in 2015 een definitief einde aan de steun die al-Assad uit de hoek van de Amerikaans generale staf kreeg. Dat wil zeggen, toen generaal Dempsey werd vervangen door generaal Dunford. Sindsdien kent de VS een Pentagon dat door Hersh als meer ‘inschikkelijk’ ten aanzien van Obama wordt omschreven.

PYD 

Tenslotte de actuele situatie. Zoals bekend eist Turkije van de VS dat het de Koerdische Democratische Eenheidspartij (PYD) aanmerkt als een terroristische organisatie. Redenen daartoe zijn dat de PYD naar een Koerdische zone in Noord-Syrië streeft en met de PKK in Turkije is verbonden. De Amerikanen weigeren echter omdat ze de PYD nodig hebben tegen IS. 

De PYD richt zich echter ook op het grensgebied met Turkije noordelijk van de stad Aleppo. Dat is niet alleen lastig voor Turkije, maar ook voor de VS. Ondersteund door Rusland tracht de PYD immers samen met het leger van al-Assad de route af te sluiten die zowel door Turkije als de CIA gebruikt worden om wapens en verse jihadisten te sturen naar de gematigde oppositie, die door al-Nusra als camouflage worden gebruikt.

Een paar dagen eerder noemde Amerikaans buitenlandminister Kerry de PYD ‘onbetrouwbaar.’ Een duidelijk gebaar richting Turkije, waar Kerry’s collega Cavusoglu dan ook verheugd op reageerde. Toch zal het de Amerikanen gezien de essentiële taak van de PYD in de strijd tegen IS niet licht vallen om de Koerden te laten vallen. Het wordt echter een onhoudbare situatie, vooral voor de PYD. Daar vecht men immers tegen gematigde oppositiegroepen als Ahrar al-Sham, die niet alleen door Turkije, maar ook door hun ‘bondgenoten’ in de VS worden bewapend.

Daardoor is het mogelijk dat het binnenkort niet meer zal draaien om de vraag of de VS doorgaan met het steunen van de PYD, maar of de PYD zich nog wel door VS wil laten steunen. Het ziet er ook niet naar uit dat de PYD zich veel aan zal trekken van de door VS kenbaar gemaakte wens om noordelijk van Aleppo geen nieuwe gebieden in te nemen. Steun zal de PYD sowieso blijven vinden. Is het niet van de VS en Rusland tegelijk, dan alleen van Rusland.

Cruciale fase

De oorlog in Syrië is in een cruciale fase terechtgekomen. Weten de PYD, Rusland en al-Assad de ‘jihadi highway’ vanuit Turkije af te sluiten, dan zal het snel gedaan zijn met de gevechtskracht van de gematigde oppositie zoals al-Nusra. Dat zou niet alleen een tegenslag voor de VS betekenen, maar ook voor Turkije, dat nu met het beschieten van de PYD een poging doet om de situatie alsnog in zijn voordeel om te buigen.

Biedt dat geen soelaas, dan blijft alleen de mogelijkheid van een invasie over. Dat laatste is nu een veelbesproken thema. In Turkije, maar ook daarbuiten, vanwege de vrees dat de NAVO door Ankara wordt meegetrokken in een confrontatie met Rusland.

Een groep Turkse intellectuelen ondertekende recentelijk een petitie waarin bezwaren kenbaar werden gemaakt tegen een door Turkije ontketende grondoorlog in Syrië. In een reactie reageerde president Erdogan op de voor hem kenmerkende wijze:

‘Dit zijn geen intellectuelen. Dat ze de titel van professoren hebben maakt hen nog niet tot intellectuelen. Ze geven een pistool in de handen van hun studenten en veranderen hun universiteiten in een bloedbad. Als ze dat niet langer kunnen doen worden ze gek.’

Hopelijk betekenen deze woorden niet dat Erdogan een invasie van Syrië serieus overweegt. Maar goed, eerst maar eens zien hoe het zal lopen met de voorlopige overeenkomst tussen de VS en Rusland over een bestand in Syrië. 

(*) Dit artikel van Hersh biedt interessant leesvoer. Niet in de laatste plaats door wat hij over de rol van Turkije schreef. Wie het artikel Military to Military wil lezen kan het hier vinden.

Volg Peter Edel op Twitter

Peter Edel is schrijver van De diepte van de Bosporus, een politieke biografie van Turkije (2012, Uitgeverij EPO, Antwerpen)

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!