De oorlog in Syrië gaat binnenkort zijn zesde jaar in. Door het conflict is de landbouwproductie ingestort en zijn er nog weinig voedselvoorraden. Het is echter van groot belang dat het land zelf voedsel blijft produceren nu steeds meer mensen honger lijden. De oproep om de boeren te steunen komt vlak voor de internationale donorconferentie voor Syrië op 4 februari 2016 in Londen. Die wordt bijeengeroepen door Groot-Brittannië, Duitsland, Noorwegen, Koeweit en de VN.
“Het conflict heeft de landbouwsector gedecimeerd en dat heeft ernstige gevolgen voor de voedselproductie en de markten”, zegt FAO-directeur José Graziano da Silva. “De helft van de Syriërs in het land heeft te weinig eten. Eén op de drie mensen is niet in staat basisvoedsel te kopen.”
Op sommige markten in Syrië zijn de prijzen van tarwemeel en rijst met respectievelijk 300 en 650 procent gestegen in achttien maanden tijd. “Syrië moet zelf zo veel mogelijk voedsel produceren, want met hulpgeld alleen is het niet mogelijk iedereen te eten te geven”, zegt Graziano da Silva, die vreest dat nog meer boeren in de komende maanden hun boerderij zullen verlaten en vluchten.
Syrische boeren kunnen geen zaden en kunstmest meer kopen en de veeteelt heeft problemen omdat er niet genoeg veevoer is en de veeartsenpraktijken gesloten zijn. Ook de markten en distributiesystemen zijn ontregeld.
Lokale productie is goedkoper
De Syrische landbouw wordt nu vooral door vrouwen rechtgehouden, zegt Laurent Thomas, plaatsvervangend directeur voor Technische Samenwerking van de FAO. “Zij maken 63 procent uit van het personeel in de sector en vormen de ruggengraat van de Syrische voedselvoorziening.”
De Syrische landbouwsector overeind houden is aanzienlijk goedkoper dan het importeren van voedselhulp. Met 91 euro steun kan een boer een ton graan produceren, terwijl het veel duurder is om dezelfde hoeveelheid graan te importeren.