Opinie -

De logica van Marion Van San

Als een reactionaire regering wat wetenschappelijke blabla nodig heeft om een stigmatiserend beleid tegenover allochtonen te motiveren hoeven ze maar één nummer te bellen: dat van Marion Van San. Zij zal dan wel “bewijzen” dat Marokkanen meer “criminogeen” zijn dan Turken of Slovaken, of, zoals nu, dat het probleem van de radicalisering in de moslimgemeenschap zelve gezocht moet worden en niet in de samenleving in haar geheel.

maandag 2 februari 2015 15:26
Spread the love

Bovenstaand standpunt werd door Vlaams Belang in 2013 al
toegejuicht. Vandaag mag ze het aan het Vlaams
Parlement komen vertellen.

Het recept van Van San is lekker simpel en lineair redeneren (het
probleem van correlatie en causaliteit, weet je wel), op een wijze die
ons wat paradoxaal doet denken aan de meest vulgaire vormen van marxisme. Ze zegt dat als je zelf geen slachtoffer bent van
marginalisering, maar integendeel hoogopgeleid middenklasser bent,
marginalisering geen motivering kan zijn voor je handelen en denken.
Geradicaliseerde moslimjongeren zijn vaak middenklassers en
hoogopgeleiden, en dus zijn argumenten zoals kansarmoede en
marginalisering “onvoldoende” om hun handelen en denken te verklaren.

Klinkt logisch, ware het niet dat via die logica de geschiedenis van
de Vlaamse Beweging, de arbeidersbeweging, de onafhankelijkheidsstrijd
in de voormalige kolonies en de strijd voor vrouwenrechten niet te
verklaren is. Elk van die bewegingen werd getrokken door hoogopgeleide
middenklassers die zich verzetten tegen de marginalisering van hun
gemeenschap. Men hoeft immers niet zelf slachtoffer zijn van
verdrukkingsmechanismen in een gemeenschap om zich met die gemeenschap
te identificeren, en de verdrukking ervan aan te klagen of actief te
bestrijden.

Een klein beetje historisch besef volstaat om dit in te zien: ruim
twee decennia marginalisering van moslimgemeenschappen in dit land,
aangedreven door het botte racisme van het Vlaams Belang, spelen wel
degelijk een rol in wat men vandaag “radicalisering” noemt. Die
“radicalisering” is er immers al heel lang, en heeft doorheen de jaren
al verschillende vormen aangenomen, gaande met het oprichten van nieuwe
moskeeën en geloofsgemeenschappen die de “mainstream” verwerpen, tot massale steun aan radicale moslimbewegingen elders in de wereld, en nu
actief jihadisme van een handvol jongeren.

De sociaaleconomische positie van “allochtone” gemeenschappen in dit
land is ondanks twee decennia “beleid” (de aanhalingstekens zijn
doelbewust) nagenoeg ongewijzigd gebleven, met precies dezelfde
structurele problemen in het onderwijs en op de arbeidsmarkt. Een kleine
groep uit de tweede en derde generatie heeft zichzelf inmiddels wel
opgewerkt tot een opgeleide middenklasse – ondanks beleid eerder dan
dankzij beleid – en fungeert nu als een “gematigde” voorhoede en
pleitbezorger. Zie Meyrem Almaci, Rachida Aziz, Bleri Lleshi, Abou
Jahjah en anderen. En zij blijven constant hameren op die structurele
achterstelling van een gemeenschap.

Noteer ook dat superdiversiteit heeft geleid tot een hele reeks
transformaties bij de “allochtonen” in dit land. Er is ook een
diversifiëring opgetreden binnen de moslimgemeenschap, die nu niet
langer nagenoeg uitsluitend bestaat uit mensen met Turkse en Marokkaanse
afkomst, maar gelovigen uit Mali, Mauritanië, Pakistan, Afghanistan,
Irak, Yemen, Somalië, Tsjetsjenië en wat nog allemaal omvat. “De” islam
in dit land heeft al lang heel verschillende gezichten. Bij deze laatste
zin neem ik aan dat iedereen meteen “ja” knikt. Maar het is
verbijsterend hoe weinig onderzoek met deze evidente elementen rekening
houdt.

En noteer ten slotte dat islam een geglobaliseerd fenomeen is, dat
zoals zowat elk ander cultureel en sociaal element sinds de invoering
van Web 2.0 zeer verregaande veranderingen heeft ondergaan. Er is een
soort van wereldwijde “supermarkt” ontstaan van islamitische beelden,
informatie en boodschappen, en de klassieke autoriteitspatronen – wie is
een geestelijk leider? – zijn erdoor aangetast. Mensen leven hun leven
niet meer alleen in een straat of een wijk, ze leven het in een grote
wereld; gezagsfiguren zijn daardoor niet enkel meer mensen uit de eigen
straat of wijk, ze kunnen evengoed aan de andere kant van de wereld
zitten. Syriëstrijders zijn om evidente redenen enkel mogelijk binnen
een Web-2.0-kader. En de onmacht en wanhoop van de ouders van
Syriëstrijders vloeit evengoed voort uit het feit dat ze door het
bestaan van deze nieuwe geglobaliseerde kennis- en machtsomgeving
nauwelijks op de hoogte zijn van de leefwereld van hun kinderen, en er
dus nog minder vat op hebben.

Nu kan men als wetenschapper natuurlijk bewijzen dat geen van deze
factoren een rol speelt. Ik verwelkom zo’n onderzoek en zal er met
genoegen mijn kritische tanden in zetten. Maar ik heb er nog geen gezien
dat dit bewijst. Ik heb al wel tonnen onderzoek gezien die als veronderstelling
uitgaan van de irrelevantie van die historische factoren, en een
veronderstelling is uiteraard iets geheel anders dan een bewijs. Die
veronderstelling moet uiteraard bestand zijn tegen de kritiek van ander
onderzoek dat wel de relevantie van die ruimere factoren aantoont. Het uiteindelijke doel van elk onderzoek is immers realisme:
dat je onderzoek de hele realiteit beschrijft en verklaart, en niet
slechts een deeltje ervan dat we dan, via die handige a priori
veronderstelling dat enkel a, b en c relevante variabelen zijn maar niet
x, y en z, kunnen voorstellen als het geheel. Door het wegknippen van
relevante factoren wordt onderzoek onrealistisch: het gaat niet meer
over de realiteit maar over een laboratoriumconstructie ervan, een
“model” zoals dat heet. Geen probleem hoor, maar doe me dan niet geloven
dat we het dan over echte mensen in een echte wereld hebben.

Van San geeft al vele, vele jaren blijk van een volstrekt gebrek aan
belangstelling voor die langere en tragere sociopolitieke, culturele en
demografische evoluties binnen de moslimgemeenschap. Een geschiedenis
van structurele ongelijkheid is voor haar, net zomin als voor Liesbeth
Homans, geen “excuus”. Ik ben dan ook benieuwd of de term “racisme” in
haar betoog zal gehanteerd worden, en of ze melding zal maken van het
feit dat allochtone jongeren – hoogopgeleid of niet – evengoed het
slachtoffer van racisme worden als hun lager opgeleide buren. Wie de
wetenschappelijke producten van Van San wat volgt, merkt snel dat ze
veeleer een voorstandster is van “eigen schuld dikke bult”-verklaringen:
neem vooral zelf je eigen verantwoordelijkheid op, maak “de juiste
keuzes” in het leven en laat je vooral niet leiden door “politiek
correcte” structurele verklaringen. Men kan makkelijk raden aan wiens
discours de wetenschappelijke saus van Van San het meest smaak toevoegt.

Het perverse aan de redenering van Van San is dat de hoogopgeleide
voorhoede, waarvan ik boven wat namen gaf, in wezen het recht wordt
ontzegd om nog iets over marginalisering in de ruimere gemeenschappen te
zeggen. Bleri Lleshi en Rachida Aziz
zouden beter hun tater houden over racisme en stigmatisering tegenover
een gemarginaliseerde gemeenschap, want zij zelf kunnen/mogen (?) niet
meer tot die gemeenschap behoren – zij zijn “middenklassers” en
“hoogopgeleiden” en kunnen/mogen (?) dus niet meer namens die
gemeenschappen spreken. De pleitbezorgers van gemarginaliseerde
gemeenschappen worden zo monddood gemaakt, want op het einde van de rit
produceren ze, net als de blanke progressieve middenklasse, gewoon
“politieke correctheid”. Reactionaire regeringen horen zoiets heel erg
graag, uiteraard.

Bart De Wever, Peter De Roover en Geert Bourgeois moeten volgens
diezelfde logica hun tater houden over de Vlaamse Beweging. Prima hoor.

Links

take down
the paywall
steun ons nu!