Over “durven” en de teloorgang van politieke moed

Over “durven” en de teloorgang van politieke moed

zaterdag 19 december 2015 15:20
Spread the love

Ik ben allergisch geworden aan het gebruik van het werkwoord “durven” wanneer het wordt uitgesproken door politici. De reden daarvoor is dat het zo’n centraal retorisch middel is geworden om precies het tegendeel van de eigenlijke betekenis uit te drukken. “Durven” staat in de praktijk voor de weigering om na te denken, het geldt als excuus voor fact free politics, voor het spuien van de meest achterlijke stereotypen of de meest discriminerende en ongemotiveerde ideetjes. Het staat dus voor net het tegendeel van wat het zou moeten betekenen: het probeert de angst voor feiten, nuance en harde waarheden weg te moffelen en te vervangen door lege doctrines – die dan, op advies van de marketingboys, als toonbeeld van grote “politieke moed” verkocht moeten raken.

We kennen de gebruiksvormen van het werkwoord. “We moeten de noodzakelijke maatregelen durven nemen die onze economie terug op de rails moeten zetten”; “we moeten zonder taboes durven praten”; “we moeten de feiten durven aanvaarden”, “we moeten de fouten uit het verleden durven erkennen”. “We moeten de juiste vragen durven stellen”. Enzovoort.

“Durven” treedt op telkens men de indruk wil wekken dat er iets wezenlijk nieuws wordt gezegd of gedacht – iets outside of the box, creatief, “gedurfd”, revolutionairs, iets waarvoor men een risico neemt, iets waarvoor men de veiligheid van de status-quo moet opgeven. Telkens krijgen we de suggestie dat degenen die dit soort durf toont beter is dan echte of vermeende tegenstrevers (de laatste categorie is steeds groter dan de eerste), die dit alles niét durven. Die tegenstrevers zijn dan onredelijk, laf, conservatief; ze zitten vast in oude en gescleroseerde denkbeelden, die men enkel dankzij “durf” kan openbreken en achterlaten. Dat is de retorische lading van het woord – en tevens de de propagandawaarde ervan.

Wat op dat soort gedurfde zinnetjes volgt is doorgaans verbijsterend en ontluisterend in z’n banaliteit of dwaasheid. Vaak haalt het met enige moeite het niveau van een zin zoals “je moet een ballon durven opblazen om er lucht in te krijgen” of “je moet naar het WC durven gaan wanneer je moet plassen”. De taboes die men beweert te doorbreken zijn vaak al vele decennia geen taboe meer maar behoren tot de rechtse politieke correctheid – denk aan de “durf” die nodig is, na een kwarteeuw Vlaams Belang, om stereotypen over migranten en/of Moslims als gewichtige feiten voor te stellen; of aan de enorme politieke moed die spreekt uit verwijten aan vakbonden, twintig jaar na de Burgermanifesten van Verhofstadt, dat ze de “privileges” van hun (drie miljoen) leden “koste wat het wil” wensen te bestendigen en geheel onterecht (ondanks hun drie miljoen leden) denken dat ze politiek iets mee te zeggen zouden hebben.

Denk ook aan de durf die men moet hebben om de economische prioriteiten van een kleine groep ondernemers voor te stellen als het beste recept voor de welvaart van alleman. En aan de moed die nodig is om de fiscale gunsten verleend aan de gebruikers van bedrijfswagens, aan diamantairs en aan internationale bedrijven die in dit land een “coordinatiecentrum” hebben te verheffen tot een politiek taboe. Aan de durf die nodig is om zich te verstoppen achter een verkiezingsresultaat en een fragiele coalitie om het allenrecht op democratische besluitvorming op te eisen en het debat met de samenleving te ontwijken. En de immense durf die spreekt uit het beperken van de verblijfsrechten van erkende vluchtelingen, het verlagen van de uitkering van langdurige zieken, het beperken van de toegang tot rechtsmiddelen aan de allerzwaksten, het laten afsluiten van de water- en electricteitsvoorziening van mensen in armoede, voor ethnic profiling in politiecontroles gericht op “verdacht uitziende” mensen.

Ja, echt waar, daar zijn pakken durf voor nodig. En gezien de frequentie van het gebruik van het werkwoord “durven” in deze vorm, is er een onuitputtelijke hoeveelheid van dat type durf aanwezig in de Wetstraat.

“Hoe durven ze?” was de titel van een politieke bestseller een paar jaar terug. In dat boek stond “durven” voor iets helemaal anders: het stond voor het onbeschaamd discrimineren en uitbuiten van mensen, voor een cynische politiek die zonder scrupules de belangen van kleine elites dient. Wel, het is dié betekenis die het gebruik van het woordje “durven” in de praktijk heeft. Het staat in realiteit voor de lichtzinnigheid waarmee men harde feiten van tafel denkt te mogen vegen; de onwil om z’n standpunt te veranderen onder druk van het algemeen belang eerder dan dat van een genereuze lobby van enkele belanghebbenden; de drang om van zichzelf een imago te bouwen van doortastend, beginselvast en vernieuwend beleidsmens in weerwil van een berg bewijzen à charge. Het staat dan, kortom, voor de teloorgang van wat ooit begrepen werd onder de term “politieke moed”.

Wie dat werkwoord gebruikt hou ik nauwgezet in de gaten. Want stompzinnigheid durven hanteren als beleidsinstrument, daarover durf ik me heel erg boos te maken.

take down
the paywall
steun ons nu!