Centraal in dit voorstel staat de zogenaamde ‘beleidscoherentie’. Dit principe zit verankerd in de wet op ontwikkelingssamenwerking. Het gaat met name om het proces dat verzekert dat doelstellingen en resultaten van het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid van een regering niet tegengewerkt worden door het beleid van diezelfde regering op andere domeinen.
Het was Paul Magnette (PS) die hiervan een prioriteit maakte. In 2012 stelde hij: “Handel is zeker een essentieel instrument voor de ontwikkeling van een land of regio. We stellen echter vast dat een bepaald handelsbeleid, zoals exportsubsidies of de productie van biobrandstoffen de realisatie van basisrechten in arme landen bedreigen, bijvoorbeeld het recht op voedsel.”
Alleen schiet de Belgische wetgeving net op dat punt tekort. Er wordt immers een uitzondering gemaakt op vlak van internationale verdragen en akkoorden: zij moeten niet aan een impactanalyse onderworpen worden. De Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling vraagt in een recent advies om deze uitzondering te schrappen.
Enkele van de meest controversiële internationale handelsverdragen zullen in deze legislatuur afgerond worden. Zo is er het TTIP en het vrijhandelsakkoord van de EU met Colombia/Peru. Momenteel moet niet getoetst worden wat hun effect is op het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid van de regering. De Vriendt: “nochtans is dat nodig om de concrete impact van deze akkoorden op de bevolking in de ontwikkelingslanden te kennen. Maar ook om ons ervan te vergewissen dat we niet met de ene hand nemen (via nadelige financiële akkoorden) wat we met de andere hand geven (via ontwikkelingsgeld).” De Vriendt vindt het dan ook verbazingwekkend dat de Kamer zijn voorstel heeft weggestemd.