Wat “expertadvies” aan ouders nog waard is (en een alternatief)

Wat “expertadvies” aan ouders nog waard is (en een alternatief)

woensdag 14 oktober 2015 00:40
Spread the love

In navolging van Annelien Coorevits’ keuze om een maand naar het buitenland te vertrekken – zonder haar baby – kwam een publiek debat op gang.

Een kamp problematiseerde de keuze vanuit een bezorgdheid voor de hechting van haar kind (of eender welk kind in deze situatie). Een baby weet nog niet wat een plots langdurig verdwijnen precies betekent. Hij of zij heeft immers nog geen cognitief kader ter beschikking waarbinnen hij of zij een gevoel van verlating kan situeren.

Een ander kamp nam het vooral op voor de ontvoogding van de vrouw. “Zou een man voor een maand vertrekken zou niemand hier iets over zeggen,” zo klinkt het.

Maja Vande Velde schrijft in een prachtig opiniestuk dat wat haar “echt boos maakt het feit is dat een organisatie die de spreekbuis moet zijn van de jongste mensen in onze maatschappij niet eens durft opstaan en zeggen hoe het in elkaar zit” – ze doelt op een interview op Radio 1 met Annemie Peeters, expert bij Kind en Gezin. De beslissing van Annelien Coorevits zelf laat ze terzijde, “zij heeft allicht zelf de voor- en de nadelen afgewogen.”

Dat kan wel zo zijn voor Annelien Coorevits – en ik vind zeker en vast dat haar persoonlijke keuzes niet publiek aangevallen dienen te worden (al was het misschien voor vele ouders een welkom startpunt om over hechting te praten). Toch ben ik bezorgd: mogen we zomaar aannemen dat alle ouders voor- en nadelen kunnen afwegen wanneer de belangrijkste bron van informatie voor velenKind & Gezin – belangrijke gegevens verzwijgt?

 Vandaag lees en hoor je nogal wat opvoedingsadviezen die er vooral op gericht zijn het “moeders niet te moeilijk te maken.” O wee als moeders iets lezen waarbij ze hen schuldig zouden voelen. Zo bleek een paar weken geleden tijdens de internationale week van de borstvoeding dat vele moeder zich aangevallen voelden omdat in De Redactie een artikel verscheen dat stelde dat Volksgezondheid borstvoeding tot twee jaar wil promoten. We overbeschermen moeders ten koste van onze kinderen en voegen er – ironisch – snel aan toe dat “onze kinderen toch wel tegen een stootje moeten kunnen”.

Moeders van vandaag hebben het zwaar met het bolwerken van de combinatie werk-gezin. Dat moeders baat zouden hebben bij meer ondersteuning staat buiten kijf. Te veel valt op de schouders van mama, zeker wanneer zij responsief wilt reageren op haar kind. In mijn praktijk hoor ik zo vaak de repliek van papa: “Oh, maar ìk vind het ok hoor dat dochterlief huilt. Als jij het niet ok vindt, doe jij er dan wat aan.” Mama krijgt te weinig praktische steun. Bovendien probeert elk potentieel luisterend oor haar vooral in te prenten hoezeer ze haar responsieve aanpak toch maar zou moeten laten voor wat die is. Mama voelt zich dus ook niet begrepen. (Dit scenario zal overigens ook veel peuters bekend in de oren klinken. Er wordt zelden naar hen geluisterd en wanneer ze daar droevig om zijn krijgen ze vaak een “zaag nu eens niet!” te horen).

Dat het vaak vooral de mama is die sterk begaan is met het opbouwen van een gezonde hechting in het eerste levensjaar en dat ze daarbij vaak opbotst tegen zowel organisaties zoals Kind & Gezin en soms zelfs haar eigen partner, dat is effectief een probleem. Maar of het betekent dat zoon- of dochterlief het maar met wat minder moet doen, of of het betekent dat ook vader én Kind & Gezin misschien meer begaan zou kunnen zijn met het vroege leven van zijn kind is nog maar de vraag (en gelukkig worden er oplossingen voorgesteld, zoals blijkt uit het artikel van Eva Berghmans gisteren in De Standaard).

Toch lossen we de spanning die mama’s ervaren vaak op zo’n manier op waarbij we mama’s geruststellen en doen alsof een kind eigenlijk geen nood heeft aan de borst, aan responsiviteit. We horen dat opvoedingsstijlen gewoon een persoonlijke keuze zijn zonder enig gevolg en doen – om deze stelling te onderbouwen – een appèl doen op het gegeven “hechting is dynamisch.” Wat we uit het oog verliezen is dat kinderen in onze samenleving een cumulatief hechtingsnadeel hebben. We bespreken alles graag apart: “Borstvoeding of flesjesvoeding? “Nou, zoveel verschil maakt het niet.” “Naar de crèche?” “Een kind redt het wel hoor.” Een maandje op vakantie: “Moet kunnen”.

Vaak gaat een kind naar de crèche voor het klaar is. Daartoe dient hij of zij geslaaptraind te worden. Ouders laten als onderdeel van die slaaptraining hun kind vaak progressief in slaap huilen. Het kind moet ook – als het al aan de borst was – van de borst tegen de tijd dat mama gaat werken. Ook moet het dan vaccinaties krijgen voor zijn of haar immuunsysteem er rijp voor is. En intussen heeft mama gehoord dat ze haar kind maar best laat huilen als hij of zij ‘s nachts nachtermerries heeft. En tantrums best negeert. Ook een maandje weg schaadt de hechting niet. “Nadelige effecten van belonen en straffen? Praatjes” en meteen wordt 20 jaar onderzoek naar het effect voorwaardelijke opvoedingsstijlen op de hechting van jonge kinderen in de wind geslagen… In onze samenleving komt het welzijn onze kinderen systematisch niet op de eerste plaats. Dit is vragen om problemen.

Ouders die voor keuzes staan in de opvoeding dienen eerst en vooral eerlijk geïnformeerd te worden. Horen dat het er niet toe doet of je al dan niet responsief reageert op je kind is schadelijk voor moeder, vader, én kind (en al hun onderlinge relaties). Toch krijgen ouders standaard deze boodschap mee, in alle vormen en formaten. Of nog: “Flesjesvoeding is even goed hoor.” Flesjesvoeding is niet even goed, al kan het de beste oplossing zijn voor een gezin. En dààr gaat het hem nu juist om. Ouders hebben recht op eerlijke en hedendaagse informatie én op hun eigen beslissing.

Men onderschat hoe zwaar het is om met je kind niet in het reine te zijn; te voelen dat er iets “schort” aan je relatie tot je kind. In vele opzichten is de zogenaamde “bescherming” voor mama – meegegeven via opvoedingsregels à la “laat hem maar eens wenen!” – niet eens een voordeel; òòk niet voor mama. Baby wil langer aan de borst en ervaart frustratie dat dit plots is gestopt. Baby’s en peuters die vaak het gevoel hadden dat dingen “met hen” gebeurden en vroeger dan ze er klaar voor waren krijgen huilbuien of tantrums (die écht niet zo “standaard” zijn als sommige “experts” ouders willen doen geloven). Zoals haar kind moe wordt van frustratie en boosheid, voelt zij zich moe, mede door gevoelens van schuld en onzekerheid.Zo werd haar verteld niet te luisteren naar haar instinct om haar baby op te nemen wanneer hij of zij huilt. En het werd niet beter… Meer nog, zo’n schuldgevoelens kan jaren aanslepen. Hoorden ouders niets over het belang van responsief ouderschap in de eerste levensjaren van hun kind – zoals vandaag nog vaak het geval is – lezen ze vroeg of laat toch over één van de vele studies die aantoont hoe belangrijk responsiviteit wel niet is. Of ze lezen toch over de missie van het WHO om borstvoeding tot twee jaar te normaliseren. Komt deze informatie achteraf, dan voelen ouders zich vaak bedrogen door die instanties die hen vertelden dat het niet uitmaakte.

Moeders én vaders moeten dus alle informatie krijgen om als team beslissingen te kunnen nemen die het leven binnen hun gezin harmonisch laat verlopen. Hierbij is het noodzakelijk dat we als opvoedingsondersteuners ouders begeleiden om naar een eventueel schuldgevoel of onzekerheid te kijken. We komen als ouders allemaal wel eens voor situaties te staan die we niet hadden voorzien. Een keizersnede, een scheiding, borstvoeding die niet op gang komt,… We hoeven de gevoelens die soms opduiken in deze situaties niet weg te moffelen. Het zijn precies de niet erkende gevoelens die in verdoken vorm onze relatie met onze kinderen zullen gaan bepalen, vaak niet ten goede.

Een relatie hebben is groeien. Soms (vaak) worden we uitgenodigd om naar onszelf te kijken. Dat is zo in een koppelrelatie maar het geldt evenzeer voor de relatie tussen een ouder en zijn of haar kind. Willen we de relatie gezond houden, dan moeten we de ruimte die tussen ons is verzorgen. Dit vraagt dat we elkaar zien, erkennen, én rekening houden met de noden van de ander. Ondersteunende organisaties kunnen met ouders bekijken hoe dag in dag uit een mooie relatie kan groeien tussen ouder en kind, zodat de opvoeding vlot kan verlopen. Net zoals een koppelrelatie is een relatie tussen ouder en kind diep persoonlijk. Elke ouder zal andere keuzes maken en die hebben we te respecteren. Zo hebben we te respecteren dat mevrouw Coorevits naar het buitenland gaat. Evenzeer zijn ouders die deze keuze niet zouden maken vaak het doelwit van spot. Ook daar heeft niemand baat bij. Maar ouders aanmoedigen om hun kind als subject te bekijken en benaderen in zo’n beslissingsproces, waarbij de noden van het kind ook gesitueerd worden binnen de ontwikkeling van het kind, dàt zou de rol moeten zijn van opvoedingsondersteuners. Enkel dan kan ook het kind gepast benaderd worden in het geval keuzes gemaakt worden die misschien minder ideaal zijn. Het resultaat daarvan zou zijn: een significante toename van duurzame en gezonde opvoedingssituaties.

take down
the paywall
steun ons nu!