Boekrecensie -

‘Dit is mijn hof’: Tussen weemoed, vertwijfeling en weerbaarheid

‘Dit is mijn hof’ is het indringende en schrijnende relaas over een boerenfamilie uit de Wase polder die verdwijnt. Tussen 1998, het jaar dat ‘De bres’ verscheen, en nu is het aantal Vlaamse boeren bijna gehalveerd: van 44.000 naar 24.000. De broer en de moeder van Chris De Stoop behoorden tot die maatschappelijk vergeten groep. Nooit was de betrokkenheid van de auteur tot zijn onderwerp groter. Dat leidt tot een bizarre mengeling van weemoed, vertwijfeling en weerbaarheid. Het resultaat is literaire non-fictie van hoog niveau.

vrijdag 2 oktober 2015 10:20
Spread the love

Ze zijn zo lief, meneer, Haal de was maar binnen, Ik ben makelaar in hasj, Zij kwamen uit het Oosten, De bres, De vuurwerkmaker, Het complot van België, Vrede zij met u, zuster, Moedermoord. De titels van deze De Stoop-boeken blijven doorklinken, vooral ook omdat al deze publicaties een heet maatschappelijk onderwerp aankaarten. Dat is trouwens al jaren het handelsmerk van deze Knack-journalist die zich meer en meer als auteur van gestileerde en zorgvuldig gecomponeerde boeken is gaan profileren.

Terug naar Zaligem

In ‘De bres’ keerde de boerenzoon voor het eerst terug naar zijn geboortegrond in de Wase polder. Hij vestigde zich in het Hooghuis van Doel, een eeuwenoud huis aan de frontlinie van havenuitbreiding, bulldozers en traditionele landbouwgronden. “1998 was het jaar van mijn terugkeer, waarin er iets wezenlijks met mij gebeurde en mijn oude ik wakker schoot,” schrijft hij nu in 2015. In Dit is mijn hof trekt hij opnieuw naar de Zaligempolder, waar de traditionele hoefijzervormige boerderij staat waar hij is opgegroeid. Ondertussen was er heel veel gebeurd, maatschappelijk maar ook in zijn privéleven. Zijn oudere broer, een traditionele veehouder met zoogkoeien, was in 2011 uit het leven gestapt – hij zag geen toekomst meer op zijn boerderij die van alle kanten onder druk stond – en ook zijn oude moeder werd opgenomen, zeer tegen haar zin, in een zorgcentrum in Sint-Niklaas. De Stoop installeert zich in de oude boerderij als schrijver, maar probeert ook als deeltijdse boer een stukje van de familiegrond te bewerken.

Havenbeheer en natuurherstel

In ‘De Bres’ neemt De Stoop het op voor de kleine polderboeren die plaats moeten ruimen voor Deurganckdok en andere havenuitbreidingen. Het polderdorp moet op termijn plaats maken voor het Saeftinghedok. Om het Saeftinghedok te kunnen graven, dat bedoeld is om de haven uit te breiden, moet Doel-centrum verdwijnen. De afgelopen jaren kwamen steeds meer gebouwen in handen van de beheerder van de havengronden in de Waaslandhaven, de Maatschappij Linkerscheldeoever (MLSO). Uitgerekend op het ogenblik dat ik deze recensie schrijf, lees ik in de krant dat in het centrum van Doel de eerste twee groepen gebouwen gesloopt. ‘Dat gebeurde zonder problemen,’ beweerde MLSO. Waarvan akte.

Het onteigeningsgevaar komt intussen ook uit een andere hoek. Het houdt verband met de Scheldeverdragen die Nederland en Vlaanderen in 2005 afsloten. De verdieping van de Schelde moest namelijk gecompenseerd worden door 600 hectare natuurherstel in Nederland en 1100 hectare in Vlaanderen. Vooral in Zeeland volgde een vloedgolf van verzet, maar ook in het Waasland waar onder meer de Prosper- en Hedwigepolders teruggegeven moeten worden aan de natuur – ontpolderen dus – kwam het tot zeer felle protesten. Maar die kwamen deze keer niet meer van natuurverenigingen. De voormalige vijanden, havenbeheer en Natuurpunt, sloegen de handen in elkaar na de gerechtelijke uitspraak over het Deurganckdok. In het havengebied zou vijf procent van de oppervlakte gereserveerd worden voor ecologische infrastructuur, en daarbuiten zou samen naar compensaties gezocht worden. Drie medewerkers van Natuurpunt krijgen een salaris van de haven.

‘En niemand die daarover valt,’ zegt Chris De Stoop op scherpe toon in Humo van 15 september 2015. ‘Stel dat ik – met mijn hart voor de landbouw – zou betaald worden door de Boerenbond? Dat zou toch niemand accepteren!’

Natuur en landbouw

Wat betekent ‘natuur’? Dat is de belangrijkste vraag die in dit boek voortdurend wordt gesteld. Het gaat over de spanning tussen natuur en landbouw. In datzelfde interview met Humo maakt De Stoop zich behoorlijk boos wanneer hem voor de voeten geworpen wordt dat hij niet om de natuur zou geven: ‘“De Bres” en nu ook dit boek staan vol natuurbeschrijvingen en vogelobservaties. Dat is het erge, dat ik éérst moet zeggen: “Ik ben geen natuurhater”. Dat klinkt net zoals “ik ben geen racist!”

Als boerenzoon vertolkt De Stoop de stem uit die andere wereld die dreigt te verdwijnen. Voor hem gaat het om de verwevenheid van natuur en landbouw. Oude boerennatuur noemt hij het. De ‘nieuwe natuur’ van kunstmatige eilandjes en broedgebieden vindt hij maar niks. Wanneer hij naar de Grote Geule, de langgerekte kreek die door Zaligem stroomt, kijkt, knaagt er iets aan hem. ‘Op een goeie kilometer afstand staat er wel een dozijn borden, die melden waarom we dit gebied zo waardevol moeten vinden.(..)Hoe meer borden er staan, hoe meer de natuur aan fascinatie verliest. Hoeveel onttovering kunnen mens en natuur verdragen? Ik mag er nog naar kijken, ik krijg deskundige informatie, maar ik maak er geen deel meer van uit. De Zaligemkreek was voor mij als kind geen uniek ‘paradijs voor slijmzwammen’, maar een plek waar ik handenvol braambessen pulkte, houtturf uit knotwilgen schepte voor mijn moeder en konijnen ving met mijn broer.’ (p. 34)

Schrijvende boerenzoon

Heel vaak haalt Chris De Stoop herinneringen op aan zijn jeugd op de boerderij. Vermakelijk maar tevens bijzonder mooi is de passage waarin hij het heeft over zijn hoevevrienden, twee boerenganzen met wie hij op zondagmorgen vaak een wandeling in de buurt maakte. Als kind telde elke boom, elke plas, elk dier voor hem. ‘Het boerenbedrijf was niet alleen werk, het was avontuur, het was vrijheid. Mijn familiegeschiedenis, mijn jeugd, mijn hele leven, werden mede bepaald door de hoeve en de polder. De boerderij was deel van wat mij maakte tot wie ik was, of ben, of niet ben. Ik hoorde erbij, en toch ook weer niet.’ (p. 69) Voor zijn moeder en oudere broer was hij te veel de afwezige schrijver geworden. Na het drama met zijn broer komt De Stoop, na zoveel jaren, terug ‘thuis’ en installeert hij zich in de grote, verlaten huiskamer op een houten schoolbank. ‘Hier zit ik dan, zonder afspraken, zonder verplichtingen. Ik haal de gordijnen weg, waarna het licht me overspoelt, me overrompelt. Vanachter mijn lessenaar, met ramen aan alle kanten, heb ik een breed zicht over het erf, de bloementuin, de straat, de verte, die er aan de voorkant van de boerderij voorlopig nog is.’ (p. 68) Hij heeft de foto van zijn moeder naast de schoorsteenmantel gehangen. ‘Een foto van tien jaar geleden, toen de schaduw van de tijd nog niet zo zwaar over ons hing.’ (p.68)

Moeder en broer

Zijn moeder is, naast zijn broer, de afwezige hoofdfiguur in dit boek. Hij gaat haar bezoeken in Sint-Niklaas en is daar getuige van haar aftakeling: ‘Ze zit in haar rolstoel, scheefgezakt en ineengekrompen, haar gezicht vol vouwen en kreukels, een straaltje speeksel sijpelend uit haar mondhoek, maar haar fonkelende ogen schreeuwen:“Ik leef nog, ik leef nog, ik leef nog!”’ (p. 201) De aftakeling van de oude boerin loopt parallel met het verval van de boerderij. Maar toch blijft ze zich aan het leven en aan de traditionele waarden van de boerenstiel vasthouden. Boeren krijg je niet gemakkelijk klein. Dat wil De Stoop zeggen.

En dan is er natuurlijk ook zijn broer die er niet meer is, maar die toch heel het verhaal mee beheerst. Wanneer hij ook de hormonenbrigade met veel machtsvertoon op zijn dak krijgt, breekt er bij hem iets. Dat was er te veel aan. “Nu werd uitgerekend deze boerderij, waar alle koeien nog buiten in de wei gingen, waar zoveel mogelijk eigen gewassen gevoederd werden, waar nog kleinschalig en traditioneel gewerkt werd, meegesleurd in een hormonenonderzoek.” (p. 205) De reactie van zijn bejaarde moeder kwam prompt: “Ge moogt alles onderzoeken, ge moogt boetes geven, maar ge moogt niet iemand zijn eer afpakken!”

Deel van een oud verhaal

‘Dit is mijn hof’ is geen vrolijk verhaal. Het gaat over verval en achteruitgang en ook over heimwee want elke plek waarnaar hij kijkt is beladen met herinneringen. Zo zie ik Chris De Stoop op zijn schoolbank zitten, terwijl hij de laatste woorden van dit boek schrijft: “Ik weet dat wij uit de tijd gevallen zijn, maar dat de tijd ons ook in de steek heeft gelaten. Dat de oude namen ertoe doen. Zaligem. Kriekputte. Kijkverdriet. Dat het goed is deel uit te maken van een oud verhaal, dat weet ik. Dat de pantoffels van mij en mijn broer nog altijd onder bed staan. Dat deze plek van ons is en blijft. Een plek met niets, met alles.” (p. 281)

Verschillende stemmen uit het Waasland

‘Dit is mijn hof’ – een uitspraak van de broer van Chris De Stoop trouwens – is het privéverhaal in het grote boerenverhaal. Om dat laatste in beeld te brengen spreekt hij met heel veel betrokkenen – niet alleen met bedreigde boeren – maar ook met vertegenwoordigers van de andere belangengroepen die een belangrijke rol spelen in dit polderdrama.

Chris De Stoop spreekt met Sylvain Lockefeer, zijn biologieleraar op het college in Sint-Niklaas, met de bioloog Erik Rombaut, met Hildegarde, la passionaria van de polder, maar ook met Roger Van Gijsel, een onteigende boer, met de baggeraar Gery De Cloedt, de koppige eigenaar van de bedreigde Hedwigepolder, met Magda de Feijter van de verzetsgroep ‘Red Onze Polders’, met de boeren – allebei landbouwingenieur – Paul en Raf Van Broek uit Prosperpolder, met Guido Van Mieghem van Doel, met de gebroeders Van Looij, twee vlasboeren van Sint-Janssteen, met de oermens Richard Bleijenberg uit Nieuw-Namen, een echte schorrenindiaan (“De schorren zijn niet van de groenen alleen, maar van ons allemaal”), met Colette van het Hooghuis in Doel, maar ook met Björn Deduytsche van het Agentschap Natuur en Bos, professor Patrick Meire, de ontwerper van het ‘gecontroleerd overstromingsgebied’, met de milieufilosoof Glenn Deliège en met katoennatiebaas en kasteelheer Fernand Huts.

Dat Chris De Stoop niet over een nacht ijs gaat, blijkt ook de forse literatuurverwijzing achteraan het boek. Chris De Stoop blijft ook een onderzoeksjournalist. Ondanks zijn grote betrokkenheid is het geen zwart-wit verhaal geworden en slaagt hij erin de complexiteit van het probleem in beeld te brengen. De verschillende, vaak tegengestelde stemmen uit en over het Waasland komen aan bod.

De Stoop en Westerman

‘Dit is mijn hof’ is een zeer sterk boek dat zich door zijn schrijfstijl andermaal beweegt op het moeilijk te definiëren terrein van de literaire non-fictie waarop ook figuren als V.S. Naipaul, Ryszard Kapuscinski, Lieve Joris en Frank Westerman zich thuis voelen. Chris De Stoop verkeert met ‘Dit is mijn hof’ andermaal in goed gezelschap, maar dat wist ik al eerder.

Vooral met Frank Westerman is er ook inhoudelijk een verwantschap. In ‘De Graanrepubliek’ uit 1999 – nota bene op een ogenblik dat Chris De Stoop aan ‘De bres’ werkte – laat deze Nederlandse journalist zien hoe het Nederlandse landschap in de afgelopen honderd jaar veranderd is, en wat de gevolgen daarvan zijn geweest voor mens en natuur. Westerman volgt vooral de levensgeschiedenis van Sicco Mansholt, nazaat van rijke herenboeren die zijn grootschalige landbouwpolitiek tot diep in Europa zal laten doordringen – tot hij zelf van zijn geloof valt en de ecologische landbouw zal propageren. De ironie van het lot wil dat de traditionele boerenfamilie De Stoop een van de vele slachtoffers is geworden van die Europese politiek. In dit boek geeft hij via zijn pen een stem aan deze landbouw underdogs.

‘Dit is mijn hof’ is het prachtige én partijdige boek van een geëngageerde stilist die niet alleen een groot maatschappelijk probleem aankaart, maar en passant een groot deel van zijn leven op tafel legt.

take down
the paywall
steun ons nu!