Ten eerste is een behoorlijk deel van die
‘werkgeversbijdrage’ eigenlijk brutoloon van de werknemers, ten
tweede is een werkgeversbijdrage in totaal een uitgestelde wedde van
de werknemer en ten derde krijgen vandaag de werkgevers al enorm veel
loonkostverlagingen waarmee in de privésectoren weinig tot geen
tewerkstelling werd geschapen.
De
drie indexsprongen uit de jaren ’80
Wanneer
de werkgeversbijdragen dalen, dan vergeten de werkgeversorganisaties
te zeggen dat 7,48 procent van de 33 procent werkgeversbijdrage komt van de drie indexsprongen uit de jaren 1980. In 1984, 1985 en 1986
werd telkens een indexverhoging van 2 procent overgeslagen op lonen en
vervangingsinkomens.
Het hiermee overeenstemmende bedrag werd van
toen af opgenomen in de ‘werkgeversbijdrage’ en door de werkgever
doorgestort aan de Rijksdienst Sociale Zekerheid als
loonmatigingsbijdrage. Dit is dus een stuk brutoloon dat de werknemer
door de indexsprongen van de jaren 1980, en dit tot nu, niet
rechtstreeks heeft ontvangen.
Om
je een idee te geven wat een indexsprong van 2 procent betekent, nemen we
het voorbeeld van de indexsprong die werd doorgevoerd door de huidige
regering van MR, N-VA, CD&V en Open VLD.
De blokkering van de
indexering van lonen en sociale bijdragen die deze regering heeft
goedgekeurd, kost een werknemer gemiddeld 907 euro per jaar. Aan een
startende jongere met een loopbaan van 45 jaar, zal dat totaal 40.815 euro kosten.
Dit gaat dus over één indexsprong.
In de jaren 1980 heeft men dat
drie keer gedaan.
Het verschil van de drie indexsprongen van de jaren 1980 met
die van nu, is dat het hiermee overeenstemmende bedrag
niet naar de sociale zekerheid gaat, maar volledig verdwijnt in de
zakken van de werkgevers. In totaal gaat het over een bedrag van 2,6
miljard euro.
De
fictie werknemersbijdrage en werkgeversbijdrage
Bepaalde
woorden of begrippen zijn niet altijd neutraal en hebben eerder het
doel om het denken van mensen te bezetten met een ideologische of
politieke opvatting. Werkgevers- en werknemersbijdragen zijn daar een
goed voorbeeld van.
Eigenlijk bestaat er geen echte
‘werkgeversbijdrage’. Werkgevers- en werknemersbijdragen maken
deel uit van de totale loonkost voor de werkgever. Onder het begrip
totale loonkost moet worden verstaan: nettoloon + bedrijfsvoorheffing
+ werknemersbijdrage + werkgeversbijdrage. De eerste drie begrippen
vormen samen het brutoloon.
De ‘werkgeversbijdrage’ is een
percentage boven op het brutoloon. Het deel van het globale loon dat
de werkgever doorstort naar de sociale zekerheid is een uitgesteld
loon van de werknemer, dat terecht komt in een sociale zekerheidskas.
Bij ziekte, werkloosheid of bij pensionering wordt het
vervangingsinkomen vanuit die sociale zekerheidskas betaald.
Door een onderscheid te maken tussen het begrip
werkgeversbijdrage en werknemersbijdrage, geeft men de indruk dat de
werkgever hier een extra inspanning levert. Wat natuurlijk niet waar
is, want de werkgever rekent de totale loonkost bij de globale
onkosten. Wat de werkgever doet, is de optelsom van werknemers- en
werkgeversbijdrage doorstorten aan de sociale zekerheid. Ook de
fiscus krijgt een deel. Zo stort de werkgever maandelijks een
voorafbetaling op de belastingen die een werknemer op het einde van
het jaar op zijn/haar brutoloon moet betalen. Dit wordt de
bedrijfsvoorheffing genoemd. Wat dan overblijft is het netto loon.
Als werkgevers het hebben over de (te) hoge
loonkost, dan hebben ze het vooral over het deel werkgeversbijdrage
aan de sociale zekerheid waarop ze willen beknibbelen. Hun redenering
is dat de werknemers daar toch niets van zullen voelen, want een
vermindering van die werkgeversbijdrage wijzigt niets aan het
brutoloon, en dus ook niet aan het netto loon dat de werknemer op
zijn loonbrief ziet staan. De werkgeversbijdrage staat immers niet op
de loonfiche, waardoor het lijkt alsof het geen deel uitmaakt van het
loon.
Een bijkomend bewijs dat werkgeversbijdragen wel een onderdeel
zijn van het totale loon, kan je ook zien in de jaarrekeningen van
ondernemingen. Daar zie je dat het brutoloon (nettoloon
+ bedrijfsvoorheffing + werknemersbijdrage) en de werkgeversbijdrage
gebundeld zijn onder de noemer ‘personeelsbezoldigingen’.
Loonkostenverlaging met weinig resultaat in de
privé-sectoren
In 2014 kregen de ondernemingen 12,1 miljard euro
subsidies. Dat is bijna evenveel als het bedrag aan belastingen
op de ondernemingswinsten: 12,4 miljard. De subsidies aan de
bedrijven zijn dus even groot als de belastingen die bedrijven
betalen. De loonkostensubsidies aan de werkgevers werden telkens
gegeven onder het mom van de tewerkstelling. In de privé-sectoren
is daar echter tot nu toe weinig van te zien. Op 8 juli 2015 gaf
eregouverneur Fons Verplaetse van de Nationale Bank, in een interview
met het weekblad Knack, de cijfers:
“De
dienstencheques alleen al zorgen voor 86.000 jobs, dat is de helft
van het aantal nieuwe banen tussen 2007 en vandaag.”
‘Er
zijn vandaag 179.000 jobs meer dan in 2007, maar dan moet je eens
bekijken welke jobs dat zijn. In de industrie verdwenen 74.000
arbeidsplaatsen. In de marktdiensten, zoals handel, horeca en
financiële instellingen, nam de werkgelegenheid toe met 16.000
banen. In de privé-sectoren verminderde de werkgelegenheid met 58.000
jobs. Die nieuwe banen zijn dus jobs die de overheid volledig of
zwaar subsidieert: bij de overheid zelf, in het onderwijs, in de
gezondheidszorg en in de maatschappelijke dienstverlening. De
dienstencheques alleen al zorgen voor 86.000 jobs, dat is de helft
van het aantal nieuwe banen tussen 2007 en vandaag.’
Met andere woorden, de enorme som aan
loonkostenverminderingen in de privé-sectoren hebben niet geleid tot
meer tewerkstelling. Neen, integendeel: tot minder tewerkstelling!
Het is nu de vraag wat de regering gaat doen met de bestaande
loonkostenverminderingen, nu de werkgeversbijdrage daalt van 33 naar 25
procent.
We
zijn klein omdat we steeds als werknemer blijven knielen.
Laat
ons opstaan, want zonder werkvolk is er geen welvaart.
Guido
Deckers
Nationaal
ACV-propagandist voor het thema rechtvaardige fiscaliteit.
Bronnen:
-
De Tijd,
8/08/2015 -
Studiedag
FAN, 22/05/2015, Sociale
Zekerheid: Een onschatbare overwinning van de arbeidersstrijd, Jozef
Mampuys. -
ACV
vakbeweging, nr.811, 25 oktober 2014 -
De
beginjaren van de sociale zekerheid in België 1944-1963, Guy
Vanthemsche -
Helemaal
Anders, Stephen Bouquin -
Knack,
08/07/2015