Deze tekst sluit een serie artikels af, gewijd aan de illegitieme schulden in België. Om de discussie binnen en buiten het platform van de burgeraudit van de Belgische overheidsschuld (ACiDe) te voeden, hebben we verschillende analyses ontwikkeld die kunnen bevestigen dat een aanzienlijk deel van de Belgische schuld illegitiem is (in de zin dat ze geen voordeel voor de meerderheid van de bevolking opleverde).
In dit slotartikel richten we ons op twee fundamentele vragen: wie moet
een illegitieme schuld op zich nemen (betalen)? En hoe?
1) Herhaling van het nut van de burgeraudit
Zonder op het vorige artikel terug te komen, willen we herhalen dat
de burgeraudit van velerlei belang is: het gaat erom (1)
de bevolking maximaal over deze kwestie te sensibiliseren en het
vrijwel afwezige debat over de schuld op te voeren; (2) de
identificatie en verspreiding van gegevens (feiten en cijfers) die
alternatieve voorstellen voor de blinde schuldafbetalingen
(inclusief annulering) te ondersteunen en die toelaten de
verantwoordelijkheden te identificeren en (3) de kwestie
van de populaire controle over de publieke middelen in praktijk en
vraag om te zetten.
De audit behoort aan de burger toe in de zin dat we niet van de
overheden kunnen verwachten dat ze de overheidsfinanciën transparant
maken, laat staan dat ze ten dienste van het algemeen belang worden
gesteld.
2) Herhaling over het concept van de onwettigheid
In het kort: wat niet aan het algemeen belang tegemoetkomt, kan als
onwettig worden beschouwd. Wat (niet) onder het algemeen belang valt, is subjectief en wordt door de geldende machtsverhoudingen bepaald.
De sociale bewegingen, net zoals de werkgeversfederaties of de
overheden, bepalen alles wat ze beweren dat in het algemeen belang
is: de CO2-quota die aan Arcelor Mittal werden toegewezen? De jacht
op de mensen zonder papieren? Het handhaven van de index? De
ontwikkeling van de tweede en derde pensioenpijlers?
De schulden van de reddingsoperaties van de banken? De belastingen op
de miljonairs? De minimale dienstverlening?
Desondanks heerst er verwarring in de publieke opinie – gevoed door
het dominante discours – over “illegitimiteit”,
“nutteloosheid”, “onwettigheid”, enz. De reddingsoperaties
van de banken (zoals ze werden uitgevoerd) of het fiscaal beleid van
de staat zijn beide in onze ogen illegitiem maar niet nutteloos. Ze
dienen de belangen van een minderheid van kapitaalbezitters voor wie
dit beleid zeer nuttig is. We beschikken over een wettige regering
maar dat maakt haar nog niet legitiem [1]. Waarom zouden we anders
betogen, staken of gewoon protesteren?
Het nut van het concept “illegitimiteit” bestaat er net in deze
verwarring te bestrijden om het discours om te draaien en de
mogelijkheid te overwegen om voor een zo breed mogelijke laag van de
bevolking een schuld – of iedere andere maatregel/beleid – als
onwettig te beschouwen en derhalve in vraag te stellen. Een
illegitieme schuld, die een meerderheid van de bevolking niet ten
goede komt, moet niet door deze meerderheid worden vergoed. Het
gezeur van de media en de overheid zet ons aan om ‘verantwoordelijk’
te zijn en om ‘samen een inspanning’ te doen. Laten we inderdaad
onze verantwoordelijkheid opnemen en vragen stellen over het ontstaan
van deze schuld en over de alternatieven voor deze blindelingse
aflossingen.
3) Wie moet betalen?
Wie betaalt op dit ogenblik de schuld? De meerderheid van de
bevolking door middel van diverse bezuinigingsmaatregelen en met
grote schijven van 45 miljard euro (12% van het BNP, of 20% van de
overheidsuitgaven), die jaarlijks in de zakken van de schuldeisers
belanden.
Grofweg betaalt de staat ieder jaar ruim 30 miljard aan vervallen
kapitaal, ruim tien miljard aan intrest op uitstaande leningen en nog
eens ruim 5 miljard aan vervroegde aflossingen. Dit is meer dan de
samengetelde uitgaven voor pensioenen en werkloosheidsuitkeringen…
Aan wie betaalt de overheid dit geld van de belastingbetaler? Dit is
moeilijk te achterhalen. De identiteit van de schuldeisers van de
Belgische schuld is niet openbaar. We weten echter van de Nationale
Bank dat minder dan 3% van de schuldenvoorraad in handen van
particulieren is en 80% in handen van financiële instellingen is
(banken, verzekeraars, pensioenfondsen, enz.) [2]
Wetende dat deze laatsten (of beter gezegd hun eigenaren) voor de
crisis en de schulden verantwoordelijk zijn, dat zij van de schulden
en het soberheidsbeleid profiteren en dat zij de meerderheid van de
schuldeisers vertegenwoordigen, dan is het antwoord op de vraag “Wie
moet betalen?” vrij duidelijk… Er werden verschillende
voorstellen voor dit antwoord geformuleerd: zij zijn ten andere in de
brochure van ACiDe vermeld.
4) Hoe?
– Door de herstructurering van de schuld
Dit is momenteel de optie die in Europa de voorkeur wegdraagt. Vele
experimenten tonen echter aan dat wanneer de machthebbers, al dan
niet in overleg, met de aflossingen in gebreke blijven, het wel
degelijk de meerderheid van de bevolking is die moet bijdragen en
niet de verantwoordelijken. De herstructurering van de Griekse schuld
in maart 2012 vormt een van de beste voorbeelden.
Deze overheidsschuld werd een reeks nieuwe bezuinigingsmaatregelen
opgelegd en werd speciaal ontworpen om buitenlandse particuliere
banken toe te laten zich te onttrekken van het risico op
faillissement van Griekenland en intussen hun verlies te beperken [3]. CADTM is een van de actoren die integendeel de voorkeur aan een
eenzijdige opschorting van betaling geven. Dit maakt het mogelijk om
(1) zonder verder uitstel de aderlating te stoppen, (2) de
schuldeisers te identificeren die hun ‘verschuldigde som’ komen
opeisen en (3) een machtsevenwicht met deze schuldeisers te creëren
zodat op een soevereine manier – door middel van een audit – kan
worden beslist wie al dan niet wordt gecompenseerd.
– Door het kapitaal te belasten
Een ander voorstel bestaat erin het rijkste deel van de bevolking te
belasten om de schuld af te betalen. Het gaat hier over een
evenredige compensatie. Volgens CADTM wordt voorkomen
dat de vraag van de schuldkwijtschelding wordt gesteld wanneer de
twee maatregelen tegelijk zouden kunnen worden toegepast [4].
Waar deze maatregel ons absoluut noodzakelijk blijkt, blijft de vraag
waarom dat geld moet gebruikt worden om schuldeisers te betalen
eerder dan in sociale en ecologische transitie te investeren? In
termen van sociale en ecologische rechtvaardigheid, lijkt het meer
aangewezen om beide te doen.
Mocht de schuld bijna nul zijn, dan zou de kapitaalbelasting niet
gerechtvaardigd zijn. Het zou echter gevaarlijk zijn om ze als
doelmatige oplossing voor de schuld te beschouwen: ongeveer 10
miljard euro belasting op rijkdom maken niet veel uit tegenover een
schuld van ruim 400 miljard schuld. Zelfs met inbegrip van andere
belastingmaatregelen zou men noodzakelijkerwijs andere oplossingen
moeten overwegen.
Last but not least: het gaat erom ongehoorzaamheid te tonen
tegenover een systeem dat de schuld als een instrument van
overheersing gebruikt en niet alleen om een verantwoorde oplossing
te vinden. Zich tot deze maatregel beperken, zou alle vragen over
schulden tenietdoen en het zou betekenen dat men het eens is om de
schuldeisers te betalen. Op politiek vlak bekrachtigt men de schuld
en wordt geen precedent geschapen.
– Door de annulering van de schuld:
De geschiedenis heeft aangetoond, in het verleden en meer recent, dat
het niet zozeer de vraag is of er al dan niet gebreke van betaling
zal zijn, maar eerder wie er gaat betalen. Men heeft eveneens
vastgesteld dat het antwoord op deze vraag afhangt van het debat en
de gecreëerde machtsverhoudingen.
Er moet dringend op een debat
worden aangestuurd en een machtsverhouding worden opgebouwd; men kan
niet langer wachten tot de beleidsvoerders hun herstructureringen
opleggen (waar, zo men zou kunnen verwachten, dan kleine
gepensioneerden en andere spaarders flink zullen moeten bijdragen –
zoals het geval was tijdens de Griekse herstructurering). Stel dan
dat morgen een volledige of gedeeltelijke annulering van de
overheidsschuld in België werkelijkheid wordt, wie zou dan door een
dergelijke afstand getroffen zijn?
De schuldeisers waarvan eerder sprake. Wat het geringe aandeel van
individuen betreft – wellicht voor het merendeel zeer vermogende
huishoudens – is het absoluut mogelijk om een positieve discriminatie
ten opzichte van deze huishoudens met middelgroot vermogen toe te
passen. Wat de financiële instellingen betreft, wie verzekert er ons
van dat ze de verliezen in verband met een annulering niet naar de
meerderheid van de bevolking zullen overhevelen (bedienden, klanten,
tussenpersonen, enz.)? Niemand, natuurlijk.
Een annulering kan niet als losstaande maatregel worden opgevat. Die
zal immers automatisch tot andere problemen en aanvullende
maatregelen leiden. De annulering is onderdeel van een breder
programma om uit de crisis en het kapitalisme te stappen. Het gaat er
dan om de eventuele kleine houders van effecten (met een plafond dat
kan worden gedefinieerd) terug te betalen; om de pensioenfondsen
opnieuw te nationaliseren (zoals in Argentinië na de crisis) en, op
langere termijn, om de vraag over de socialisatie van de bank- en
verzekeringssector te stellen; om het kapitaalverkeer indien nodig te
blokkeren (zoals onlangs werd gedaan in Cyprus), enz.
Al deze
maatregelen in aanvulling op de annulering kunnen alleen worden
gefinancierd door… een belasting op het kapitaal (zeer
progressieve, zij het confiscatoire belasting) en op het vermogen van
de verantwoordelijken voor de onwettige overheidsschuld en de crisis.
Zoals Thomas Sankara (president van Burkina Faso 1983-1987) het
stelt: “Ze speelden, ze hebben verloren, dat is de regel van het
spel, maar het leven gaat door.”
Dat deze maatregel steeds enorm door de beleidsvoerders werd
gehekeld, levert het bewijs dat hij wel degelijk angst aanjaagt [5]. Er wordt de voorkeur aan een verhoogde belasting op kapitaal of –
beter nog – een herstructurering gegeven, eerder dan een soevereine
daad te stellen door de essentie van het systeem aan te pakken [6]. Onrechtmatige schulden weigeren en de annulering vragen is een bij
uitstek democratische vraag.
Noten
[1] Een artikel van Eric Toussaint dat ingaat op het
fundamentele onderscheid tussen legaliteit en legitimiteit, wordt
binnenkort gepubliceerd. Hij behandelt concrete voorbeelden van elke
mogelijke situatie: legale en legitieme regering, juridisch maar
illegitiem, illegaal maar legitiem, illegaal en illegitiem.
[2] We verwijzen hier naar de ingezeten schuldeisers vermits de
Nationale Bank geen categorieën voorziet voor externe crediteuren
(wetende dat de staatsschuld vandaag voor min of meer 50/50 door
bewoners en buitenlanders wordt gedragen).
[3] Voor meer informatie over de werking:
“Le
CADTM dénonce la campagne de désinformation sur la dette grecque et
le plan de sauvetage des créanciers privés“,
maart 2012.
[4] Lees over dit onderwerp, de tekst die door meer dan 80
Belgische personaliteiten werd ondertekend: “Taxer
le capital ET annuler la dette“.
[5] Lees, onder andere: “Un
dialogue Piketty-Graeber: comment sortir de la dette”
van Mediapart.
[6] Zie in verband met dit onderwerp, onder andere, de verklaringen
van het IMF in het voordeel van een belasting op de rijksten of, meer
recent, de artikels van de Financial Times voor een herstructurering
van de schulden in Europa. Pierre Moscovici, Europees Commissaris
voor Economische Zaken, stelt eveneens dat “als een gehele of
gedeeltelijke kwijtschelding van de schulden uitgesloten is, kan deze
volgens een nader te bepalen ritme worden terugbetaald. Een
herschikking kan worden overwogen.” Zo ook voor Bruno Colmant in
België.