Na de
denderende start van de Brugse Triënnale op 20 mei is het kunstenfestival wat
in een zak gevallen. Is het nieuwe eraf? De Bruggelingen die gewoontegetrouw de
woensdagmarkt bezoeken lopen nu al voorbij de spiegelkooi van Vibeke Jensen
alsof die er niet staat. Ondertussen probeert Rainer Ganahl op de Burg publiek
te lokken door de pers op te trommelen voor enkele beten die zijn chocoladen
kunstwerk Uber Capitalism heeft moeten incasseren. “Ik had nochtans gevraagd
om oneetbare chocolade te gebruiken”, klaagt de kunstenaar. Oneetbare chocolade
is geen chocolade. En een hedendaags kunstwerk is geen hedendaags kunstwerk als
het niet open staat voor aantasting door de natuur of ingrepen van de mensen.
Enkele
dagen later haalde de Triënnale het regionale nieuws omdat leerlingen van het
Sint-Leocollege ondanks het zwemverbod gebruik gemaakt hadden van Canal
Swimmers Club om in de reien te duiken. Sta me toe het nogal belachelijk te
vinden dat je een ponton op het water plaatst en de mensen dan verbiedt om er
gebruik van te maken. Alleen tijdens de weekends vanaf juli mag er gezwommen
worden, klinkt het. Dan zullen er ook redders én kleedkamers ter beschikking zijn. Mij zou je niet in dat vuile, stinkende water
krijgen, maar ik kan de leerlingen van Sint-Leo geen ongelijk geven. Het is een
manier als een ander om een examen te rateren met een doktersbriefje.
Ondertussen
geraak ik maar niet overtuigd van de artistieke waarde van de boomhutten van
Tadashi Kawamata in het Begijnhof. De Japanner recycleert in Brugge een ideetje
dat hem waarschijnlijk al fortuinen heeft opgeleverd. Zo plaatste hij al dergelijke
tree huts op diverse plaatsen in
Parijs, zowel binnen als buiten, in het Madison Square Park in New York en in
Miami. Dan stel ik me de vraag: is het dan werkelijk te veel gevraagd om iets
nieuws te bedenken voor Brugge of betaalde de Triënnale te weinig voor zo’n
inspanning?
‘De boomhutten zijn poëtische sculpturen
die de grenzen tussen kunst, architectuur en natuur aftasten’, staat te lezen
in de brochure. Nu ja, dat doen de godshuisjes van de begijntjes ook al. De
boomhutten worden beschouwd als plekken van afzondering en contemplatie, hoog
boven het lawaai en de drukte van de stad. Zoveel lawaai is daar nu ook weer
niet en voor afzondering en contemplatie kun je in de Begijnhofkerk terecht. Op
de lokale televisiezender Focus had Kawamata het over ‘een tussenstop voor de
mensen voordat ze naar de hemel gaan’. En zo kan hij er wellicht nog vele
verzinnen.
Als de Brugse Triënnale al één constante
opgeleverd heeft, dan is het dat de ideetjes van al die ‘gerenommeerde
kunstenaars’ niet echt om van achterover te vallen zijn. Een uitzondering is Cataract
Gorge van Romy Archituv, die een huisje met gotische trapgevel tussen twee
sluizen laat dobberen. Helaas ziet het ding er meer uit als een decorstuk uit
een marionettentheater dan als een Brugse woning uit de late middeleeuwen.
Met dit werk wil Archituv het
behoudsgezinde, op het toerisme toegespitste architectuurbeleid van de stad
aanklagen. Allerlei regeltjes die verband houden met het in stand houden van
het patrimonium zorgen ervoor dat de stad zich op architecturaal gebied
nauwelijks nog kan ontwikkelen.
In dat opzicht is zo’n Triënnale voor
Hedendaagse Kunst natuurlijk een verademing. Al had het wat méér mogen zijn.
Wat ingrijpender. Wat gedurfder ook. Het lijkt wel of de Triënnale nu al halfdood
is en ze heeft nog vier maanden voor de boeg.