De inspecteur gaf het voorbeeld van kaderleden die 90.000 euro bruto verdienen. De ene krijgt gewoon een loon uitbetaald als werknemer. Hij betaalt netjes de sociale lasten en de personenbelasting en houdt 3700 euro per maand over.
De tweede laten zich uitbetalen via een managementsvennootschap. Een villa wordt ter beschikking gesteld aan het kaderlid via de aankoop van het vruchtgebruik door de vennootschap. De onderhoudskosten aan de villa worden ook betaald via de vennootschap, evenals de verwarmings- en elektriciteitskosten. Er worden ook enkele bedrijfswagens ondergebracht in de vennootschap. Het kaderlid krijgt geen wedde van de vennootschap, maar laat zich dividenden uitkeren. Op die dividenden wordt een roerende voorheffing van 15 procent betaald.
Het resultaat van die constructie is dat het kaderlid op het einde van elke maand een koopkracht tussen 6500 en 7000 euro overhoudt. Het verschil tussen de twee kaderleden is dat de ene in totaal 62 procent van zijn brutoinkomen betaalt aan belastingen. Het kaderlid dat voor de managementsvennootschap koos, betaalt 30 procent belastingen. Hij of zij houdt per maand bijna dubbel zoveel over. Doordat het aangegeven inkomen zo laag is, moeten er in het geval van de managementsvennootschap ook weinig of geen aanvullende gemeentebelastingen betaald worden.
Schijnzelfstandigheid
De techniek van de managementsvennootschap wordt gebruikt door bedrijfsleiders, dokters, consultants, notarissen en kaderleden. Bij kaderleden gaat het eigenlijk om schijnzelfstandigheid. “Wat de schijnzelfstandigheid betreft, dient een grondig onderzoek gevoerd te worden naar dit fenomeen. Schijnzelfstandigheid dient mijn inziens grondig aangepakt te worden wil men de sociale zekerheid in stand houden”, zegt de inspecteur.
De schijnzelfstandigen zijn eigenlijk werknemers. Zij genieten van de sociale zekerheid, maar dragen zelf niet bij aan de financiering van de sociale zekerheid, omdat ze officieel geen loon krijgen.
Wat de echte zelfstandigen betreft die een managementsvennootschap hebben, stelt Vangilbergen voor om de roerende voorheffing te verhogen tot 25 procent. “Verder moet gewerkt worden aan een verhoging van de voordelen van alle aard en het tegengaan van privéwoningen in vennootschappen.”
De afschrijving van een privéwoning zou dan niet meer aanvaard worden als een beroepskost. Vangilbergen wil het voordeel van alle aard (dat belast wordt als beroepsinkomsten) verdubbelen voor auto’s die meer dan 60.000 euro kosten.
Eenvoudige maatregelen
Vlak voor de lezing van inspecteur in het Vlaams parlement ontrolden de militanten van LBC-NVK een spandoek met de slogan Alleen gewone mensen betalen belastingen.
“De politici geraken er niet uit rond de tax shift en dus gaan wij ze een beetje helpen. Hoe rijker je bent, hoe makkelijker het is om minder belastingen te betalen. Er zijn mogelijkheden zat om daar iets aan te doen”, zegt Stefaan Decock, die in de zomer de nieuwe algemeen secretaris wordt van de christelijke bediendevakbond.
“Men doet alsof er geen alternatieven zijn voor het besparingsbeleid. Terwijl je met enkele eenvoudige maatregelen de rijkste laag kan aanspreken zonder dat dat weegt op jobcreatie. Als de tax shift op dat vlak niets wezenlijks veranderd, is dat totaal ongeloofwaardig. Hier ligt een enorme uitdaging voor CD&V”, aldus Stefaan Decock.