Toenemende ongelijkheid is gevolg van politieke keuzes

Teaser fallback community afbeelding
De ongelijkheid in België neemt toe. Dit is vooral het gevolg van specifieke politieke keuzes, zo blijkt uit de sociaal-economische barometer 2015 van het ABVV.

Een studie van Crédit Suisse uit 2014, opgenomen in de sociaal-economische barometer, toont aan dat de crisis de totaliteit van de inkomens – even – deed dalen. Daarna stegen ze opnieuw. Alleen, ze stegen niet voor iedereen.

Het waren de grote inkomens die met het leeuwendeel van de globale inkomensstijging gingen lopen. Inkomsten uit kapitaal namen verder toe en inkomsten uit arbeid bleven een dalende trend vertonen. Die tendens doet zich al een aantal decennia voor. De crisis en het erop volgende beleid zorgden voor een verscherping ervan.

Toenemende kwetsbaarheid

Volgens de OESO zijn er verschillende factoren die bijdragen tot een stijging van de ongelijkheid. Vooreerst is er een algemene toename van deeltijdse en precaire arbeid. In België bijvoorbeeld werkt één op de vier werknemers deeltijds. Doorgaans is dat noodgedwongen, omdat mensen de combinatie arbeid-gezin anders niet kunnen combineren.


Daarnaast telt België ook meer dan 500.000 mensen die tewerkgesteld zijn als uitzendkracht. Dat betekent dus tijdelijke contracten en een gebrek aan inkomenszekerheid. Dat geldt ook voor de spectaculair stijgende groep van schijnzelfstandigen. Dergelijke precaire arbeidsomstandigheden komen vaker voor bij vrouwen dan bij mannen. Ook jongeren zijn er extra vatbaar voor.

Deze toegenomen kwetsbaarheid van bepaalde groepen hangt nauw samen met  veranderende gezinsstructuren. De meeste gezinnen steunen op het inkomen van beide partners. Eénoudergezinnen hebben het daardoor steeds moeilijker en lopen een verhoogd armoederisico.

Ondanks de toenemende precarisering en het stijgende armoederisico, is er steeds minder sociale bescherming. Werkloosheidsuitkeringen zijn onderhevig aan een sterke degressiviteit en het leefloon ligt een stuk onder de armoedegrens.

Dalende belastingen

Evenmin bevorderend voor de gelijkheid is de politiek van ongelijke loonmatiging. Ongelijk, omdat loonmatiging lang niet voor iedereen geldt. Zo steeg de gemiddelde bezoldiging van gedelegeerde bestuurders van beursgenoteerde ondernemingen met meer dan 11% ten opzichte van 2012. Dat terwijl de reële cao-uurlonen van werknemers in 2012 gedaald zijn tot het peil van 2004.

Bovendien moesten de hoogste inkomens steeds minder belastingen betalen, of konden ze steeds makkelijker aan die belastingen ontsnappen. De cijfers voor België zijn in dit geval veelzeggend. In 1988 was de hoogste aanslagvoet in de personenbelasting nog 71%, momenteel is dat 50%. De gemiddelde wettelijke aanslagvoet in de vennootschapsbelasting daalde van 47 naar 25%.

Zwarte lijst

Die groeiende ongelijkheid heeft zware gevolgen. Zo leidt het tot een toenemende druk op de middenklasse – de belangrijkste economische motor in onze samenleving. Een symptoom daarvan is het stijgende aantal mensen die leningen niet langer kunnen afbetalen. Eind 2013 werden 341.000 mensen opgenomen op de zwarte lijst voor Kredieten aan Particulieren.

Een ander symptoom is de daling van de koopkracht. In de cijfers valt een duidelijke knik waar te nemen vanaf 2008. Belgen hebben nog steeds minder koopkracht dan voor de crisis. De lichte economische groei die zich vanaf 2013 manifesteerde resulteerde niet in de stijging van de koopkracht. Dit is mede het gevolg van een politiek van loonmatiging.

Driesporenbeleid

In de sociaal-economische barometer 2015 doet het ABVV enkele voorstellen om de toenemende ongelijkheid te counteren. Het ABVV hamert erop dat België één van de laagste gemiddelde aanslagvoeten op bedrijfswinsten heeft. Met een aanslagvoet van 31% zitten we een stuk onder het OESO-gemiddellde van 41,8%. Met andere woorden: er is ruimte om kapitaal extra te belasten.

Voorts benadrukt het ABVV op de noodzaak van een driesporenbeleid om de economie te herstellen. Dit driesporenbeleid houdt een herstel van de koopkracht in en dus het afstappen van loonmatiging. Daarnaast moet ingezet worden “op de factoren die de competiviteit van bedrijven echt verbeteren, zoals innovatie en vorming.” Tot slot dient de “overheid opnieuw ruimte te krijgen om te investeren in alle mogelijke publieke voorzieningen.”


Vandaag op de hoogte van de wereld van morgen?