Analyse

Waarom een technocratische partij geen goed idee is

Teaser fallback community afbeelding
Vervang ruziënde politici door bekwame en rationele experten. Het is een idee dat best wat aanhang kent. Maar nieuw is het niet. En zonder gevaren al zeker niet.

“Ik denk erover na om met enkele academici een technocratische partij op te richten, ja”. Het is een zinnetje dat fiscaal expert Michel Maus zich liet ontvallen in een interview met DeMorgen. Want, zo betoogde Maus, je kan niet blijven columns schrijven. Als je echt iets wil veranderen, moet je de politiek in. Met een technocratische partij dus.

Een technocratische partij, dat wil zeggen: een partij van experts die los van ideologieën en partijpolitieke conflicten de beste oplossingen zoekt voor maatschappelijke problemen.

Het is een idee dat velen genegen is. De argumentatie ervoor is overtuigend in haar eenvoud. Want als je kraan lekt, dan bel je toch ook een loodgieter? Of een bedrijf, dat laat je toch ook leiden door iemand met expertise? Welnu, is het dan geen goed idee om het land te laten leiden door mensen met een doorwrochte kennis van zaken? Zijn experts niet meer bekwaam om onze complexe samenleving te leiden in plaats van verkozen politici die niet verder kunnen denken dan de volgende verkiezingen?


Beter dan democratie?

De technocratie is even oud als de democratie. Reeds in het klassieke Griekenland bestond de overtuiging dat de staat beter gerund kon worden door experts dan door het volk. Plato gebruikte daar het beeld voor van een schip. Democratie is als een schip waarop de bemanning voortdurend ruzie maakt over wie het schip mag besturen, hoewel de ruziënde bemanningsleden weinig weten over de navigatie van het schip. Diegene die de beste kennis bezit om het schip te navigeren, komt zelfs niet aan bod in die strijd.

De kritiek van Plato is duidelijk: een democratie zorgt ervoor dat de winnaar van politieke strijd aan de macht komt. Maar dat betekent nog niet dat de beste bestuurders de staat leiden. In het pleidooi van Maus voor een technocratische partij weerklinkt een echo van Plato. Ook Maus gaat ervan uit dat de best mogelijke bestuurders, de experts, langs de kant staan terwijl ze eigenlijk net moeten regeren.

Hoe goed bedoeld ook, achter die redenering schuilt – net als bij Plato – een minachting voor het democratisch proces. Het idee is dat een democratisch proces geen onderlegde leiders voortbrengt, dat burgers niet in staat zijn om de juiste politici te verkiezen en al zeker niet bekwaam genoeg zijn om zelf te regeren. Net zoals een matroos niet in staat is om het roer van de kapitein over te nemen.

Technocratie staat daarom altijd gelijk aan een zeker elitarisme. Het is een regime van kapiteins dat iedere muiterij van de matrozen bij voorbaat diskwalificeert als populisme.







Grafiek en vergelijking

Technocratie en democratie geraken dus moeilijk door dezelfde deur. Maar dat is niet het enige probleem met de technocratie. Er is nog een basalere vraag die we ons dienen te stellen: bestaat politiek uit het oplossen van technische problemen? Zijn maatschappelijke problemen herleidbaar tot technische vraagstukken?

Het antwoord is nee. Hoewel er ongetwijfeld een belangrijke technische zijde zit aan het bedrijven van politiek, is politiek zelf niet te herleiden tot een technische kwestie. Neem het fileprobleem. Het is eenvoudig om het voor te stellen als een technisch probleem dat voer is voor verkeerskundigen. Maar met welk plan die verkeerskundigen ook komen aandragen, steeds zullen er maatschappelijke keuzes achter schuilen die niet louter technisch zijn. Bijvoorbeeld: zullen we ons wegennetwerk aanpassen zodat het meer auto's aankan, of zullen we het zo vormgeven dat minder mensen voor de auto kiezen? Zullen we kiezen voor een samenleving die ecologisch georiënteerd is of willen we nog meer uitlaatgassen?

Dat soort vragen zijn geen technische vragen. Ze kunnen niet opgelost worden door middel van een grafiek of een vergelijking. Het gaat over welke waarden we belangrijker vinden: economie of gezondheid, milieu of comfort? Het zijn vragen over waar we als samenleving naartoe willen, welke waarden we als samenleving willen zien primeren. Dat is ook waar politiek in wezen over gaat: waar willen we als samenleving naartoe?

Die bij uitstek politieke vraag is nooit louter technisch van aard, want ze bevat steeds een subjectieve component. Experts zijn niet meer gemachtigd dan burgers als het op zulke politieke vragen aankomt. Het zijn vragen die ons allemaal aanbelangen en waar we ook allemaal een zeg (moeten) over hebben.


Cijfers en cijfers

Politiek is dus nooit te herleiden tot wetenschap of expertise. Maar eigenlijk gaat het nog verder dan dat. Wetenschap zelf heeft altijd een onvermijdelijke politieke dimensie. Wetenschappelijk onderzoek staat nooit buiten de samenleving maar maakt er integraal deel van uit. Wetenschap staat daardoor nooit los van politieke vraagstukken.

Dat kan ook niet anders. Het begint al met de vraag welk soort van wetenschappelijk onderzoek we zullen financieren of stimuleren. Heeft onderzoek naar de ontwikkeling van nieuwe wapens bijvoorbeeld voorrang op onderzoek naar de ontwikkeling van hersentumoren? Moet wetenschap gefinancierd worden volgens het nut dat het heeft voor de samenleving? Maar wat is maatschappelijk nut precies? En moeten we wetenschap überhaupt financieren?

Dergelijke vragen zijn niet wetenschappelijk, maar politiek. Aan de basis van het wetenschappelijk onderzoek liggen dus reeds politieke keuzes. Bijgevolg is het wetenschappelijk onderzoek zelf reeds door en door politiek.

Ook de aard van de kennis heeft steeds een politieke dimensie. Cijfermateriaal is nooit volstrekt onpartijdig. De keuze voor de manier waarop gemeten wordt, is zelf niet meetbaar. Om een actueel voorbeeld te geven: zullen we het aantal gevangenen tellen en categoriseren volgens etnische afkomst of volgens de sociale klasse waartoe ze behoren? Het gaat tweemaal om cijfers, maar de keuze voor de ene of andere categorisering is een politieke keuze die een bepaalde politieke kijk op de wereld verraadt.


Troostend

Waarom mensen zich dan toch aangetrokken voelen tot technocratische oplossingen? Omwille van het utopische karakter dat ervan uitgaat. De technocratie is een utopie waarin geen fundamentele meningsverschillen meer bestaan, waarin voor ieder maatschappelijk probleem een technische oplossing binnen handbereik ligt. Dat is een geruststellende en troostende gedachte.

Maar helaas zijn maatschappelijke kwesties niet even eenvoudig op te lossen als een lekkende kraan. Een overheidscontrole is altijd meer dan een boekhoudkundige oefening en de samenleving lijkt in niets op een schip dat de beste kapitein vraagt. Politiek zal er altijd zijn omdat maatschappelijke problemen nooit technisch zijn en technische problemen nooit buiten de politiek staan. Een regering van technocraten zal daarom even politiek zijn als alle andere regeringen. Net zoals Michel Maus nu al politicus is, al is hij academicus.

Vandaag op de hoogte van de wereld van morgen?