(foto Willemjan Vandenplas)
Opinie -

“Ha-Joon Changs boeken niet meest geschikt cursusmateriaal”

Handels- en bedrijfseconomisch ingenieur André Bequé las de recensies op DeWereldMorgen.be van twee boeken van econoom Ha-Joon Chang: 'Economie: de gebruiksaanwijzing' en '23 dingen die ze je niet vertellen over kapitalisme'. Hij is het oneens met een aantal conclusies in deze recensies. Dit is zijn repliek.

maandag 2 maart 2015 20:59
Spread the love

Na
lectuur van Ha-Joon Changs boek Economie: de
gebruiksaanwijzing
en de recensie op deze website, heb ik onlangs ook de originele Engelse versie van zijn boek 23 dingen
die ze je niet vertellen over kapitalisme
gelezen. De recensie over Economie: de gebruiksaanwijzing eindigt met de conclusie
‘Ideaal cursusmateriaal’.

Dit
boek verdient zeker een plaats in alle schoolbibliotheken en teksten
eruit kunnen zeker gebruikt worden als aanvullende lezingen in lessen
economie van de middelbare scholen (in zoverre die gegeven worden),
maar ik zie het niet als het meest geschikte cursusmateriaal om het
nodige basisinzicht aan te brengen.

Ik
heb me in het verleden verdiept via de Duitse overheidsinstelling
Bundeszentrale für Politische Bildung (BPB – Bondscentrale voor
Politieke Vorming) in het sociale en politieke onderwijs in Duitsland
dat daar 1 lesuur per week in alle middelbare klassen
vertegenwoordigt. In elke Duitse deelstaat (de Länder) verschilt de
vakbenaming en het accent dat gelegd wordt.

Een
aantal jaren geleden uitten Duitse leerkrachten de klacht dat het
onmogelijk was om zinvol bepaalde sociale of politieke materies aan
te snijden zonder ook economische kennis erbij te betrekken. Afgezien
van het feit dat die bijkomende leerstof ook in dat ene uurtje moest
worden gepropt, was er een grote discussie hoe economie dan wel moest
worden aangepakt: alle hoofdstukken uit de economie maar dan heel
kort, ofwel capita selecta maar welke dan? In beide gevallen zat het
mis: een opsomming van begrippen brengt geen overzicht en inzicht, en
meer over slechts enkele specifieke materies weten laat te veel
lacunes.

Maatschappelijk bestel

Ik
ben de Duitse situatie gaan bestuderen omdat ik zelf een economisch
model ontwikkeld heb dat – voor basisinzicht – geen uitgebreid
tekstboek nodig heeft, veel op elkaar aansluitende schema’s bevat
en een zeer goede invulling geeft aan de acht principes die Chang in
de conclusie van zijn 23 dingen… formuleert ofschoon het
model al voor die tijd ontwikkeld is.

Mijn
economisch model noemt Economische Realiteit Systeem (ERS) en
is eigenlijk een maatschappijmodel omdat het de economische dimensie
situeert in het sociale en politieke kader waarin het onvermijdelijk
geïntegreerd is. De keuze van de benaming is bedoeld om zich af te
zetten tegen de wereldvreemdheid van het vrije-markt economisch model
dat de gangbare economiehandboeken domineert.

Het
ERS beschrijft het economische en maatschappelijke gebeuren aan de
hand van een gestructureerde inventarisatie van alle stromen in het
maatschappelijke bestel; het gaat dus niet uit van één welbepaald
werkingsprincipe maar sluit er ook geen uit.
De
belangrijkste karakteristiek van het ERS bestaat erin dat er komaf
gemaakt wordt met de kunstmatige tweedeling in producenten en
consumenten: alle economische entiteiten (dus ook
gezinshuishoudingen) consumeren, produceren en investeren. Dat
opgedrongen denkpatroon suggereert subtiel het (zogezegd) grotere
belang van de bedrijven in het bestel.

Bovendien
is deze basisdwaling er oorzaak van dat de gangbare economieleer geen
sluitende schema’s kan produceren om het totale bestel
overzichtelijk en transparant weer te geven, wat dan weer economie zo
‘moeilijk’ maakt en (naast de ideologische scheeftrekking)
verklaart waarom dat vak zo weinig aangeleerd/bestudeerd wordt. Het
maakt professionele economen ‘te mijden’ personen.

Intussen
is er op het gebied van economische theorie één en ander aan het
bewegen. Terwijl Ha-Joon Chang op 27 juni 2014 in De Standaard bij de bespreking van zijn boek Economie. De gebruiksaanwijzing door
Ruben Mooijman nog een nestbevuiler genoemd werd, omdat Chang de
economieleer kritisch onder de loep nam, had Mooijman er op 24
september 2014 al veel minder moeite mee dat vanuit het University
College in London het CORE-project opgestart werd om de economie
beter te laten aansluiten bij de werkelijkheid.

Bij
de BPB verscheen in 2014 een uitgebreide discussie over
Sozioökonomische Bildung (Socio-economische Vorming). Dit is
een uitgebreid pleidooi om de louter economische opleiding meer
werkelijkheidsgetrouw te maken, door de studie van het economisch
handelen te verbreden met (minstens) de sociologische werkelijkheid.

De
meerwaarde van het ERS is dat het een echt alternatief model is.
Chang komt niet met een nieuw model; hij vermijdt bewust schema’s
uit de gangbare economieleer in zijn tekst op te nemen maar legt de
nadruk op ‘de gebruiksaanwijzing’ (The user’s guide) bij het
benutten van het gangbare economische denken. Bij het CORE-project
kondigt men evenmin een nieuw model aan maar neemt men zich voor om
de ‘enge’ economische theorie beter te ‘stofferen’ om zo
beter aan te sluiten bij de werkelijkheid.

Wat
is het nut van het ERS in de context van nieuw links?

Zoals
Frank Vandenbroucke in het interview van 28 februari 2015 in De Standaard
verklaarde, heeft het socialisme behoefte aan authenticiteit en moet
het zeker niet gaan overhellen naar extreem-links. Zich afzetten
tegen het neo-liberalisme/de pure vrije markt kan, zonder een eigen
duidelijk geformuleerd model, slechts aan de hand van een uitgebreide
analyse en tegenargumentatie.

Het
ERS biedt met zijn ideologisch neutrale benadering de juiste insteek:
eindelijk kan de discussie worden gevoerd zonder beperkt te zijn tot
de terminologie en de inzichten die de vrijemarkttheorie dicteert. Zo
wordt de absurde keuze die opgedrongen wordt tussen óf pure vrije
markt óf totale verzorgingsstaat verlegd naar een gebalanceerde mix
tussen beide, waarvan de samenstelling afhankelijk is van de
ontwikkelingstoestand waarin een land zich bevindt.

Op
het einde van zijn recensie van Ha-Joon Changs boek Economie: de
gebruiksaanwijzing
neemt Lode Vanoost volgende drie waarschuwingen
over van de auteur:

  • geloof
    nooit een econoom die beweert ‘wetenschappelijke’ en ‘waardevrije’ 
    analyse te geven;
  • wantrouwen
    tegenover professionele economen moet een basisprincipe van de
    democratie zijn;
  • de
    crisis van 2008 heeft aangetoond dat economie te belangrijk is om
    aan economen over te laten.

Economie
betekent ‘huishoudkunde’. Er zijn staatshuishoudingen,
bedrijfshuishoudingen en gezinshuishoudingen. Bij elk van die
huishoudingen zijn het uiteindelijk mensen die beslissingen (moeten)
nemen op basis van de huishoudkundige inzichten die ze hebben (maar
in vele gevallen ontberen).

Het
is inderdaad niet goed om de economie over te laten aan die beperkte
groep binnen onze samenleving die slechts de neoliberale
economieleer kent en er consequent ook de nefaste gevolgen van
realiseert, met het excuus dat er geen goed geformuleerd en werkbaar
alternatief is en ze bijgevolg gelijk hebben te handelen zoals ze
doen.

Willen
we echte democratie vooruithelpen, dan moeten we zorgen dat alle
burgers niet alleen wiskunde, fysica, geschiedenis, talen, enzovoort
aanleren, maar ook basiskennis van ‘een zo neutraal mogelijke’
economie zodat ze thuis, op het bedrijf en in de politiek duurzame en
rechtvaardige economische lijnen kunnen uitzetten.

André
Bequé is handels- en bedrijfseconomisch ingenieur. Zijn ERS-systeem kan op zijn website worden geraadpleegd.

take down
the paywall
steun ons nu!