Interview

Kinderopvang: het stiefkind van de rekening

Teaser fallback community afbeelding
Meer dan 90.000 Vlaamse en Brusselse kinderen brengen het merendeel van hun prille dagen door in de kinderopvang. Werkende ouders zijn verloren zonder kinderopvang. Kansarme ouders zouden hun kinderen dan weer een betere start bieden door ze naar de kribbe te sturen. Drie experts geven uitgebreide toelichtingen op wat mogelijk en wenselijk is.

Ons huidige sociaal-economische model steunt grotendeels op het simpele gegeven dat kinderen ergens worden opgevangen terwijl hun ouders uit werken gaan. Toch lijken we niet wakker te liggen van hoe we onze kinderopvang inrichten. Het thema haalt enkel het nieuws wanneer ergens een kind door elkaar geschud wordt of wanneer het plaatstekort in sommige steden weer eens piekt.

Kinderopvang is blijkbaar geen ernstig politiek debat waard. Zo ging vorig jaar een nieuw en omstreden decreet voor de kinderopvang in voege, waarover we nauwelijks iets verhelderends te lezen of te horen kregen.

DeWereldMorgen had een geanimeerd gesprek met Bieke Verlinden, schepen van Sociale Zaken in Leuven, Delphine Jacobs, kinderpsychiater en -therapeut en Karen Daniëls, coördinator van een kinderdagverblijf dat deel uitmaakt van een buurtwerking en focust op maatschappelijk kwetsbare gezinnen.


Versnippering en willekeur

Bieke Verlinden greep al een aantal keer naar de pen om misstanden en onduidelijkheden inzake het nieuwe decreet aan te kaarten en haalt meteen uit naar de willekeur en het totale gebrek aan transparantie: “Het nieuwe decreet heeft de intentie om alle inkomensgerelateerde kinderopvanginitiatieven tegen 2020 op een gelijk financieringsniveau te brengen. De benaming is ondertussen gelijk, net zoals de verplichtingen, verwachtingen en kwaliteitseisen. Maar… de financiering blijft ongelijk."

"Stel je voor dat een collega hetzelfde werk uitvoert als jij, in dezelfde omstandigheden, maar wel het dubbele verdient. Om evenveel te verdienen als die collega moet je vijf jaar wachten. Iedereen voelt aan dat zoiets onhoudbaar is. In het kinderopvanglandschap is het loutere vooruitzicht van gelijke financiering een mes dat langs twee kanten snijdt. Want daar waar het voor het ene initiatief hoop biedt om eindelijk genoeg te krijgen om rendabel te zijn, betekent het voor het andere initiatief de vrees om het met minder te moeten zullen doen.”

“Die angst zorgt voor onzekerheid die de sector naar mogelijkheden doet grijpen om de dagprijs die ze aan ouders aanrekenen aan te vullen. De minister heeft met het nieuwe decreet de mogelijkheid geopend om bijkomende kosten aan te rekenen aan ouders, om de financiële leefbaarheid van de sector te garanderen. Dat betekent dat hij zijn verantwoordelijkheid rechtstreeks doorschuift naar de ouders. Er is zoveel vrijheid en vaagheid dat de transparantie zoek is. Die vrijheid moet de leefbaarheid van de sector garanderen. Sommige initiatieven springen hier heel verantwoordelijk en creatief mee om. Anderen rekenen, gewoon omdat het mag, het maximum aan. Intussen zijn heel wat ouders slachtoffer van een totaal versnipperd en willekeurig beleid.”

Zieke kinderen kosten meer

Bieke: “Het is allemaal behoorlijk technisch en ingewikkeld. Zo biedt elke kribbe aan de ouders een bepaald aantal respijtdagen. Dat zijn de dagen waarop het kind niet naar de opvang komt en waarvoor de ouders dus ook niet betalen. Dat aantal respijtdagen varieert van 18 dagen bij de ene tot 24 bij de andere kribbe. Voor elke extra dag afwezigheid (die dan onwettige afwezigheid heet, ook al kan je een doktersbriefje voorleggen) moeten de ouders betalen. Het tarief voor zo’n dag onwettige afwezigheid varieert enorm en loopt op tot bijna 28 euro per dag, wat ook het maximum is. Kribbes zijn niet verplicht om zoveel te vragen, maar het mag wel."

"Als je weet dat de hele sector worstelt om rendabel te blijven, dan snap je dat de verleiding groot is om toch maar wat meer te vragen. Zo kan het dat je voor een aanwezigheidsdag bijvoorbeeld volgens inkomen €10 betaalt, maar voor een afwezigheid €27,80 gaat betalen. Je betaalt dus meer om je kind thuis te houden dan om het naar de kribbe te brengen. Ouders worden dus gestraft omdat hun kind ziek wordt. Of omdat ze er zelf wat meer tijd mee willen doorbrengen. Daarnaast zijn er administratieve kosten en allerlei extra’s voor afvalverwerking, medicatie, zonneproducten, enzoverder, die overal verschillend zijn en flink kunnen oplopen."

“Ik begrijp ook niet hoe je kan verantwoorden dat je uitgerekend de laagste tarieven optrekt: de allerlaagste inkomens betaalden 1,56 euro per dag, dat tarief wordt nu opgetrokken tot 5 euro per dag. Dat is maar liefst driemaal zoveel. Wie het echt moeilijk heeft kan beroep doen op een lager tarief, maar dat kan enkel na een sociaal onderzoek door het OCMW. Voor kwetsbare gezinnen is de situatie dus veel slechter dan voordien. Als daar bovenop allerlei extra’s worden aangerekend, wordt de kinderopvang gewoon onbetaalbaar voor heel wat mensen. Ouders weten ook niet dat er zoveel verschil is tussen de bijkomende kosten die de inkomensgerelateerde initiatieven vragen. Ze worden namelijk wel aangeprijsd als gelijk, namelijk onder dezelfde noemer “gezinsopvang met een tarief volgens inkomen”.

Moet kinderopvang rendabel zijn?

Karen Daniëls: “De sector wordt nu eenmaal enkel en alleen gefinancierd op basis van de reële prestaties. Ouders schrijven in aan de hand van een opvangplan. Voltijds werkende ouders met een vaste baan krijgen dat meestal wel voor elkaar, maar deeltijds werkende ouders of ouders die op interimbasis werken of werkzoekend zijn worden benadeeld.”

Moet de vraag dan niet zijn of kinderopvang wel rendabel kan en moet zijn?

Karen: “Tja, dat is inderdaad de vraag. We stellen vast dat er geen nieuwe initiatieven bijkomen. Dat is veelzeggend. Kinderopvang zou een basisvoorziening moeten zijn, net zoals de kleuterschool. Dat hoorde je trouwens ook in de reacties van de afgelopen weken naar aanleiding van de uitspraken van minister Homans. Iedereen had de mond vol over het recht op opvang. Maar eigenlijk is dat recht er niet.”

Delphine Jacobs: “Voor wie het echt nodig heeft, is kinderopvang momenteel geen basisrecht. Daarnaast is het niet zo dat een kind a priori beter af is in de opvang dan thuis. De kwaliteit van de kinderopvang is namelijk cruciaal. Vlaanderen scoort een magere 6 op 10 in het Unicef-rapport over de kwaliteit van de kinderopvang. Daar moeten we niet over opscheppen.”

Karen: ”In Groot-Brittannië loopt al jaren een vrij uitgebreid onderzoek waarbij wetenschappers vijftien jaar lang tweeduizend kinderen volgen, van de kinderopvang tot in de middelbare school. Daaruit blijkt duidelijk dat slechte kinderopvang schadelijk is voor jonge kinderen. Maar ook de voordelen van goede kinderopvang zijn duidelijk vast te stellen: kinderen uit risicogroepen die verrassend goed presteren op school en in de samenleving, kregen als baby en peuter veelal kinderopvang van goede kwaliteit. Hier in Vlaanderen startte onlangs een gelijkaardig onderzoek door professoren Michel Vandenbroeck en Ferre Laevers. Nobelprijswinnaar James Heckman zegt al langer dat je elke cent die je investeert in de eerste levensjaren van een kind later tot zeven keer terugwint.”

Responsieve aanpak

Delphine: “Wat je niet investeert in de eerste levensjaren van een kind, betaal je later dubbel en dik terug aan bijzondere jeugdzorg en andere interventies. Laten we eerlijk zijn: 6/10, dat is geen goed rapport, al helemaal niet voor een land dat tot de welvarendste ter wereld behoort. Het nieuwe decreet zegt bijna niets over kwaliteit. Die kwaliteit gaat er zelfs op achteruit. Het aantal kinderen per begeleider stijgt naar acht. Terwijl elk onderzoek uitwijst dat een viertal kinderen per begeleider het maximum is als je kwaliteitsvolle opvang nastreeft."

"Individuele begeleiding is onmogelijk wanneer een verzorger voor acht kinderen moet zorgen. Dan blijft een kind in de meeste gevallen beter thuis bij de ouders. Ook voor de kinderverzorgers zelf is het geen goede zaak. Ze komen enkel toe aan basiszorg als voeden, verschonen en in bed leggen. Er is gewoon geen ruimte voor een sensitieve en responsieve aanpak, terwijl baby’s net dat nodig hebben om goed te gedijen.”

Karen:” Een op zeven kinderen groeit op in een kansarm gezin. In de grote steden loopt dat cijfer nog op. Dat is een schandvlek. Kinderopvang zou net een hefboom kunnen zijn voor die kinderen. Maar de financiële drempels en het gebrek aan kwaliteit maken een emanciperende kinderopvang eigenlijk onmogelijk. Het is een maatschappelijke keuze om te investeren in kinderopvang of niet.”

Delphine: “Daar kan wel geld voor vrijgemaakt worden, als je tenminste de ontwikkeling en de toekomst van kinderen als een prioriteit beschouwt.”

Kwalitatieve kinderopvang en hechting

Waarover hebben we het eigenlijk als we het over kwalitatieve kinderopvang hebben? Wat moeten we ons daarbij voorstellen?

Karen: ”Als we het over kwaliteit hebben, dan hebben we het over hechting. We moeten ons echt de vraag stellen wat we kinderen aandoen in dit opvangsysteem. Wanneer een baby zich na een jaar eindelijk gehecht heeft aan een verzorger moet het alweer verhuizen naar een andere groep. Een veilig gehecht kind komt dat meestal wel te boven. Voor een onveilig gehecht kind is het nefast. Waarom richten we geen verticale leefgroepen in, waarin een kind van baby- tot peuterleeftijd bij een vaste begeleider kan doorbrengen, iemand die hem kent en een band met hem heeft? Maar ja, dat is logistiek lastiger en het vraagt doorgedreven planning.”

“Goede opvang onderscheidt zich ook door betrokkenheid van de ouders, iets waar wij hier intensief op inzetten. En uiteraard is het essentieel om het verzorgend personeel degelijk op te leiden en te omkaderen inzake de pedagogie van het jonge kind.”

Delphine: ”Als we kinderopvang ernstig namen, wat men in landen als Zweden en Duitsland wel lijkt te doen, dan zouden we het aantal kinderen per verzorger verlagen. Elk degelijk onderzoek wijst op het belang van hechting bij jonge kinderen. De sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen in de eerste levensjaren is cruciaal en heeft een enorme impact op hun verdere levensloop. Dat betekent dus dat je kinderopvang als een belangrijke sociale pijler beschouwt en niet enkel economisch bekijkt. De eerste levensjaren van een kind zijn een unieke kans die nooit meer terugkomt. Men focust op het economische en het praktische, maar vergeet het relationeel aspect, de interactie met kinderen, terwijl dat net zou moeten primeren.”

Expertise ontsluiten

Als de opvang kwalitatiever moet, is het dan niet nodig om kinderverzorgers beter op te leiden?

Karen: “Jazeker. Maar er wordt enkel geld vrijgemaakt voor het management. Er is een bom geld (2.000.000 euro) geïnvesteerd in een kenniscentrum van experten. Maar die staan niet op de werkvloer en trekken het buikgevoel van wie dagelijks met kinderen en ouders werkt in twijfel. Er is vooral aandacht voor de bovenbouw, maar men vergeet de onderbouw.”

Bieke: ”Er wordt behoorlijk veel geld verspild dat beter besteed zou kunnen worden. Een voorbeeld: we hebben in Leuven een uitstekend registratiesysteem opgezet dat alle initiatieven overkoepelt. Dat geeft ons een vrij goed zicht op de noden. Waarom kan zoiets niet op Vlaams niveau? De expertise is er. Ontsluit ze dan ook voor iedereen. ”

Delphine: ”Landen die goede scores halen op het vlak van kwaliteit, zoals een aantal Scandinavische landen, hanteren ook een hoog opleidingsniveau voor kinderverzorgers. Hier bij ons is de opleiding beperkt en is er veel minder kennis van de pedagogie, de sociaal-emotionele ontwikkeling van het jonge kind. Er is meer aandacht voor het praktische: hygiëne, speltechniekjes, …

Karen: “Verzorgers hebben ook nood aan feedback, aan ondersteuning en contact met elkaar. Daar is nu geen ruimte voor. Ze staan er alleen voor.”

Delphine: ”Ook het contact tussen verzorgers en ouders staat onder druk. Ouders en verzorgers hebben weinig tijd. Waar geen contact is, is er een minder goede band en minder vertrouwen. Kinderen voelen dat feilloos aan en sommigen zullen dan ook moeite hebben om zelf een vertrouwensband aan te gaan met hun verzorger.”

Regulitis

De sector klaagt ook al jaren over de overregulering: er lijken steeds meer regeltjes bij te komen.

Delphine: "De focus op veiligheid en hygiëne wordt vaak tot in het absurde doorgetrokken: zo mocht ik als ouder geen zelfgebakken cake meegeven voor de verjaardag van mijn peuter. Dat was niet hygiënisch. Het moesten voorverpakte koekjes zijn. Dat is niet de schuld van het nieuwe decreet, maar van de FAVV-regelgeving, waar de sector zelf ook kritisch voor is. Gelukkig gebruiken de meeste initiatieven zelf wel hun gezond verstand. Maar het is een teken des tijds: door angst gedicteerde regels gaan voor op kwaliteit en sensitief omgaan met kinderen. Alles moet uniform en verzekerd zijn. Er is te weinig vertrouwen in het gezond verstand en de competentie van de opvanginitiatieven zelf.”

Bieke: ”Na Kim De Gelder werden heel wat opvangkribbes gedwongen te investeren in peperdure beveiligingssystemen. Het bedrijf dat die systemen leverde ging na een tijd failliet. Het beveiligingssysteem werkt dus heel vaak niet. En heel wat ouders vinden dat badge- of vingerafdruksysteem vreselijk en onpersoonlijk. Maar ze hebben er wel mee voor betaald.

Delphine: ”Welk signaal geven we aan onze kinderen wanneer we hen in een hoogbeveiligde kribbe afzetten? Dat de buitenwereld een gevaarlijke plek is. Maar die angst is een algemeen maatschappelijk probleem dat niet zomaar op te lossen valt.”

Karen: ”De regulitis gaat inderdaad erg ver. Zo mogen we geen tekeningen meer aan de muur hangen met punaises sinds er ergens een kind een punaise inslikte. Kinderen mogen geen knuffels of doekjes meer bij zich houden in bed uit angst voor wiegendood. Kribbes moeten investeren in nieuwe bedjes met spijlen die op een welbepaalde afstand van elkaar staan. Telkens er iets gebeurt, wordt er aan schuldinductie gedaan. Iets of iemand moet de schuld krijgen en het gebeurde moet vervolgens op alle mogelijke manieren vermeden worden."

Bieke: “Dat houdt vaak investeringen in waarvoor geen extra middelen worden voorzien. Er worden regeltjes bedacht en bijbedacht, de overheid reguleert maar raak, maar neemt niet haar verantwoordelijkheid.”

Karen: ”Er is enorm veel expertise inzake inclusie aanwezig op de werkvloer, maar die wordt nauwelijks geraadpleegd. Liever stelt men nog een expert aan. Wanneer we een kind opvangen met het syndroom van Down moeten we een heel dossier samenstellen om aanspraak te kunnen maken op de nodige extra middelen die de zorg voor het kind vereist. Dat is zo contraproductief.”

Ouders zonder stem

Wat opvalt is dat ouders zelden klagen. Als het dan zo beroerd gesteld is met de kinderopvang, zouden we dat dan niet moeten horen?

Delphine: “Ouders zijn al blij dat ze een plaats voor hun kind kunnen bemachtigen en durven vervolgens niet klagen omdat ze de relatie met de kribbe niet in gevaar willen brengen. En bij een minister gaan ouders niet klagen. Er zijn gewoon weinig alternatieven. Daarnaast is het normaal dat ouders moeilijk kunnen weten wat ze mogen verwachten. Waarmee moeten ze vergelijken? Hoe moeten ze weten wat kwalitatieve kinderopvang inhoudt? Als hun kind veel huilt, dan denken ze al snel dat het aan hen ligt, ofwel aan hun kind. Vervolgens wordt veelal aan arts ingeschakeld en wordt ‘het probleem’ toegeschreven aan een medisch probleem.”

Karen: ”In het bijzonder ouders uit de kwetsbare lagen van de samenleving hebben geen stem. Ze worden niet gehoord en hebben niet de middelen om zich te laten horen. Onlangs kregen wij een alleenstaande moeder van twee over de vloer die het met 100 euro in de maand moet rooien. Ze had twee maanden noodopvang nodig voor haar kindjes. Voor die twee maanden moest ze boven op het aangepaste tarief nog eens 50 euro waarborg en 90 euro aan huisvuilkosten betalen. Uit het budget van zo iemand is 140 euro een enorme hap . Zelfs als de tarieven inkomensgerelateerd zijn, de willekeurige extra’s zijn dat niet. In de steden bevindt één op vier gezinnen zich in zo’n economisch kwetsbare situatie. Maar er wordt geen rekening met hen gehouden.”

Bieke: ”Waarom niet een soort ouderraad invoeren in de kinderopvang? In heel wat scholen betekent de ouderraad een meerwaarde voor de werking. En op die manier maak je ouders betrokken en creëer je een context waarbinnen er gecommuniceerd kan worden met elkaar. Ouders zouden op z’n minst de mogelijkheid moeten krijgen om jaarlijks anoniem de kwaliteit van hun kinderopvang te evalueren. In andere welzijnssectoren (bv. de gehandicaptenzorg) is dat al lang verplicht.”

Delphine: ”Er is ook vaak sprake van een defensieve reflex wanneer je als ouder een probleem aankaart. Als je je zorgen maakt om je kind, dan wordt dat al snel als kritiek of als een beschuldiging geïnterpreteerd. In andere welzijnssectoren is het de gewoonte om in overleg te gaan bij vragen, twijfels en problemen. Er moet een kader worden gecreëerd waarbinnen men kan communiceren.”

Inlevingsvermogen in onze maatschappij

Wat te denken van de uitspraken van minister Homans over aparte kinderopvang voor niet-werkende of kansarme ouders?

Delphine: ”Dit soort ideeën werpen ons vijftig jaar terug in de tijd. Segregatie is nooit een goed idee. Dat is al lang bewezen. Iedereen is het erover eens dat het een slecht idee is voor scholen, dus is het dat ook voor de kinderopvang. We moeten weg van het wij/zij-discours. Er is nood aan meer inlevingsvermogen in onze maatschappij. Het enige wat werkt is van jongs af aan dagelijks in contact komen met diverse leden van de samenleving.

Karen: ”Onze kinderopvang omkadert zowel kinderen als ouders uit kwetsbare groepen. Die kansarme kinderen vertegenwoordigen zo’n 15% van de Vlaamse kinderen. Ik zie dat ons werk loont omdat het kinderen en ouders kansen biedt. We vangen niet op, maar zetten actief in op het bevorderen van de band tussen kinderen en hun ouders. De middelen die we daarvoor krijgen zijn niet toereikend. Onze kinderopvang kan enkel overleven dankzij de financiële steun van het buurtcentrum (vzw Lampeke). Maar hoe lang nog? Men lijkt te vergeten dat kinderopvang een belangrijke maatschappelijke functie heeft.”

Vandaag op de hoogte van de wereld van morgen?