Gatz privatiseert interviewformat

Teaser fallback community afbeelding

Als het van Cultuurminister Gatz afhangt, mag de website van de openbare oproep, Deredactie.be, binnenkort geen interviews meer brengen. ‘Concurrentievervalsing’, zo ging het oordeel donderdag 5 februari in het Vlaams Parlement. ‘Als het de bedoeling is om formats van de kranten te kopiëren, dan ben ik daar absoluut niet voor te vinden.’, klonk het nog. 

De wereld op zijn kop. Want historisch gezien zijn het nochtans de kranten die deze format overnamen van het medium televisie: het vraaggesprek voor de camera werd door de geschreven pers geïmiteerd om het succes van dit nieuw medium bij te benen. Om het met de Canadese filosoof en mediagoeroe Marshall MacLuhan te zeggen: “If telegraph shortened the sentence, radio shortened the news story, and TV injected the interrogative mood into journalism” (Understanding Media, 1964, p. 237)

Het gaat dus niet om ‘een format’ van de kranten. Maar eigenlijk is dat bijzaak voor de minister. Wat hij wil, is dat de interviewformat het monopolie blijft voor commerciële mediagroepen: hun televisiekanalen, hun kranten zowel als hun websites. Het toont hoe onvrij de markt is: zodra de openbare omroep de bevolking van informatie wil voorzien via een format die al decennia algemeen is ingeburgerd, gaan de neoliberale sirenes af. N-VA was er als de kippen bij met parlementaire vragen. Daarmee kopen ze wat return bij de bevriende media. Politiek als public relations, zeg maar.

Laten we dan consequent zijn: als de VRT niet aan concurrentievervalsing mag doen, verbiedt dan ook meteen reclame op de diensten van de publieke omroep. Want de commerciële groepen, zeker de kranten, zien hun sponsors de laatste jaren in snel tempo vertrekken. Dat die nog bij de publieke dienstverlening terecht kunnen, is dan evengoed oneerlijk. Niets dan voordelen voor de kijker en diens keuzevrijheid: eindelijk terug een reclamevrije zender, als de uitzondering in een zee van arrogante commercie die het auteursrecht van zovele films schendt door voortdurend met reclameboodschappen langs alle kanten in beeld in te breken.

Dat de regeringspartijen een marktondersteunend beleid nastreven, was natuurlijk al lang duidelijk. Maar dat Groen anno 2015 als oppositiepartij hierin nog altijd meegaat, is behoorlijk slecht nieuws. ‘Als de VRT eigen weekendbijlages gaat maken, dan betekent dat rechtstreekse concurrentie met kranten die het al niet zo gemakkelijk hebben,' zei Bart Caron in het Vlaamse parlement. Volgens de kranten was dat in koor met N-VA. Het illustreert helaas dat er vandaag dus niemand in de commissie Cultuur zetelt die principieel oppositie voert tegen de oprukkende vermarkting. Gatz heeft de baan vrij…  daarom is een marktconcurrerend cultuurbeleid vandaag zo belangrijk. 

‘De eerste en belangrijkste vrijheid van de pers bestaat er uit geen business te moeten zijn’, zo stelde Marx het een eeuw geleden al. Ook de vrijheid van de openbare omroep staat vandaag flink onder druk, precies omdat de commerciële media in vrije val zijn. Vanwege het verlies in relevantie gaan redacties in overdrive tegen de verslappende aandacht. Met een overdaad aan sensatie en steekvlampolitiek tot gevolg. De marktwaarde van het product is immers in gevaar.

Precies daarom halen de machtsgroepen achter de mediahuizen zo uit naar de openbare dienstverlening. Nochtans krijgen de kranten al miljoenen subsidies toegestoken voor hun postbedeling en moeten ze geen BTW betalen op hun nieuwssites. Duidelijk ‘concurrentievervalsing’ ten aanzien van alternatieve nieuwsmedia zoals DeWereldMorgen.be die 21 procent BTW moeten betalen. Daar horen we onze Cultuurminister natuurlijk niet over.

Liberale larie

Over kranteninterviews gesproken… alsof het een wederdienst voor zijn marktsteun was, bracht De Standaard vorig weekend al meteen een dweperig interview over de persoon van de minister. Jawel, in een interviewformat. Politiek zou zijn noodlot zijn, zo liet deze krant uitschijnen. De geschiedenis wordt hier helaas weer eens herschreven.

Hierbij een rechtzetting: ‘Een volksvertegenwoordiger is als een verhalenverteller en ik ben stilaan uitverteld’, met deze woorden stapte Gatz in 2011 uit de politiek. Dat eindigde met een mediarel rond zijn uittredingsvergoeding van 300.000 euro. Gatz was verontwaardigd dat hij die niet kreeg, hoewel hij zelf ontslag nam om directeur te worden bij de Unie van Belgische Brouwers. Bij het dichtslaan van de deur, klonk het zo: ‘ik zoek naar de reden waarom kiezers die in veel gevallen hun eigen menselijke onvolkomenheden onder de mat vegen, van hun volksvertegenwoordigers een leven eisen dat van een hogere morele orde dient te zijn.’ Gatz bleef nog actief in de gemeenteraad van Jette. Tot hij in 2012 onvoldoende stemmen haalde om dat mandaat te houden. Tot zover de democratische legitimiteit van deze minister.

Nog in datzelfde interview lezen we ook hoe Gatz op zijn beurt met allerlei liberale larie de geschiedenis van het cultuurbeleid wil herschrijven om de kunstwereld alvast wat te masseren voor de beoogde privatisering. Gatz beweert het volgende:

“Vraag: Deelt u de mening van Jo Libeer dat je zonder subsidies toch ook cultuur hebt? Antwoord: Zo gaat het in de VS. Maar het is mijn model niet en ik denk ook niet dat van Jo. Tot in de jaren 50 was er ook bij ons geen overheidssteun. Toch was er grote kunst, omdat steden en private mecenassen het de moeite waard vonden om er geld in te steken. Dat kenterde in de jaren 60 en 70. Er was meer geld, de koek werd groter, mensen hoefden zich niet meer alleen om brood en boter te bekommeren, er kwam ook meer tijd voor de rozen: onderwijs, cultuur. De overheid heeft die taak op zich genomen. Ze bouwde culturele centra, gaf subsidies. De private geldschieters trokken zich terug, want waarom moesten zij het nog doen als de staat het deed?”

Hier worden minstens drie dwaalgedachten bij elkaar gedraaid. (1) Geen overheidssteun in de VS? Onzin, want de ganse cultuursector is daar vorige eeuw opgebouwd op basis van een genereus fiscaal voordeelbeleid. De befaamde kunststichtingen in de VS passeerden doorheen de jaren minstens vier maal langs de publieke kassa om tot een collectie te komen met hoge speculatiewaarde en veel prestige. Dat begint bij de fiscale vrijstelling bij aankoop. Filantropie trek je ginder simpelweg af van je belastingen. Twee: de activiteiten van zo’n stichting, waar ook de eigen bedrijfsfeestjes kunnen doorgaan, zijn grotendeels taksvrij. Over eventuele witwasserij hebben we het hier even niet. Drie: als zo’n stichting collecties publiek wil ontsluiten, springt de overheid opnieuw genereus bij. Maar de stichting neemt dan wel het prestige integraal voor haar rekening. De vierde ronde tenslotte: wie kunst doneert aan een staatsinstelling, komt soms in aanmerking voor een return van meer dan 50 procent van de geschatte waarde, afhankelijk van de inkomensschaal. Een gegarandeerde afname op de koop toe. Want niets garandeert natuurlijk dat er op dat moment ook een koper is voor die ‘geschatte waarde’.

Kortom, het Angelsaksisch model is er eentje waarbij de overheid private belangen voorziet in een weelderig verdienmodel. Het cultuurbeleid van de VS maakte van de belastingbetaler een productieve melkkoe, zodat private groepen op kosten van de samenleving prestigieuze cultuurtempels kunnen uitbouwen, waarmee zij ten aanzien van het volk hun maatschappelijke positie en engagement willen etaleren. Noem het gerust omkoperij. 

(2) Er was bij ons tot in de jaren 50 geen overheidssteun? Hoezo? Er was toen misschien geen afzonderlijk cultuurbeleid, maar er gingen natuurlijk wel veel middelen van steden én overheden naar cultuur: dans, opera, bibliotheken, schone kunsten musea... dat was er in de jaren 50 uiteraard ook al. Werd erfgoed toen misschien via ‘crowdfunding’ gefinancierd dan? De minister verzint helaas maar wat, zolang het maar in de kraam van zijn vermarktingsbeleid past. Het is overigens ook volksbedrog om de huidige situatie te vergelijken met een toestand van meer dan een halve eeuw geleden. Want de hedendaagse kunst zoals we die nu kennen – theater, beeldende kunsten, muziek, film… – dat moest toen allemaal nog beginnen en dat kon ook maar beginnen dankzij systematische publieke steun. Een Cultuurminister die daar zo licht overheen stapt, kan je maar beter heel goed in het oog houden. 

(3) Dat privaat geld zich door de toenemende overheidssteun doorheen de jaren terugtrok, is een zoveelste fabel. Er werd daarentegen steeds meer geïnvesteerd. De opgang van de kunstmarkt begint bijvoorbeeld vooral vanaf de jaren 60 en 70. En vanaf de jaren 80 nemen bedrijven en multinationals het voortouw. Daar zit bovendien net een serieus probleem: in tegenstelling tot de integere verzamelaar is investeren in kunst voor bedrijven simpelweg een onderdeel van hun businessplan. Dat drijft de kunstminnende mecenas uit de markt.

Denk bijvoorbeeld aan de Herbert Foundation die in juni 2013 in Gent opende, of aan de collectie Daled die in 2011 deels werd ondergebracht in het befaamde MOMA, Museum of Modern Art, in New York. Deze respectabele verzamelaars waarschuwen ons al jaren voor de ontsporing van de kunstmarkt. Zij kozen er zelf alvast bewust voor hun collecties voornamelijk tot de periode eind jaren 1980 te beperken, niet toevallig het moment dat de kunstmarkt voluit aan zijn plat commercieel offensief begin, omdat met de nieuwe verkoopcultuur ook de integriteit en betrouwbaarheid werden verkocht. Maar nee, ons cultuurbeleid gaat die kunstmarkt vandaag nog wat meer ‘zuurstof’ geven op conto van een publieke cultuursector, die de ene na de andere sanering over zich heen krijgt.

Laten we ons vooral geen illusies maken, de kunstmarkt is vandaag duidelijk een gevaar voor de kunsten. Het draait immers allemaal om speculatie en winstbejag. Enerzijds hebben we een monopolie van twee veilinghuizen, Christie’s en Sotheby’s. Samen zijn ze goed voor 90 procent van alle verkopen van kunst via veilingen. In het jaar 2000 ging er opvallend weinig aandacht naar het feit dat deze twee huizen rechtszaken afkochten in EU en VS, waarmee werd aangetoond hoe ze samenspanden in prijszetting van de vergoeding voor kunstverzendingen. De Amerikaanse voorzitter van Sotheby’s, Alfred Taubman, werd zelfs veroordeeld tot één jaar gevangenisstraf. Dit koppel verkopers voert vandaag een felle economische oorlog met werelds grootste galerijen, door het werk van kunstenaars rechtstreeks op hun veilingen te verkopen.

Daardoor vallen de galerijen er tussenuit (die nemen doorgaans meer dan 50 procent op de verkoop voor eigen rekening…). Als reactie investeren de galerijen de laatste jaren massaal in kunstbeurzen: het aantal steeg van 68 in 2005 naar 189 in 2011. Frieze opende in 2012 bijvoorbeeld een tweede kunstbeurs in NY en een Masters’ fair in Londen. En onze minister? Die vindt het de verantwoordelijkheid van ons cultuurbeleid om galeries nu ook te subsidiëren, om kunstbeurzen van steun te voorzien door onze kunstensteunpunten daar activiteiten te laten organiseren, om het budget van het kunstendecreet open te breken voor winstgerichte spelers. 

Als het van onze regering afhangt, het gaat daarbij niet alleen om de kunstmarkt maar om alle private spelers. Echter, wie gelooft dat bedrijven onbaatzuchtig de kunstwereld ter hulp komen in tijd van saneringen, is bijzonder naïef. Maak gewoon even de vergelijking met de investeringen vanuit het bedrijfswereld in academisch onderzoek. De ‘samenwerking’ met onze universiteiten? Dat staat allemaal in functie van hun eigen agenda: de overheid mag betalen voor hun marktonderzoek en terloops wordt het symbolisch kapitaal van de academische wereld afgekocht voor de promotie van de bedrijfswereld. Dat soort hold-up zou dan plots helemaal anders zijn in het geval van de kunsten? 

De multinationals die in kunst en cultuur investeren, blijken internationaal nochtans vooral bedrijven te zijn die nood hebben aan het opkrikken van hun maatschappelijk imago, zoals banken en oliemaatschappijen. Dat stelt de kunstwereld meteen voor een zwaar ethisch dilemma. Gaan ze zich bijvoorbeeld inlaten met energiemonopolies die vandaag jaarlijks een slordige 650 miljard dollar investeren aan de zoektocht voor nieuwe fossiele voorraden, exact het schatte bedrag dat nodig is om de klimaatontaarding te vermijden? 

Deze multinationals lobbyen daarenboven onverbiddelijk zodat overheden de volgende kwarteeuw de uitstootproblemen niet serieus aanpakken. De markt kent geen voorzorgsprincipe voor gezondheid, alleen het winstprincipe. Het gaat om een dodelijke, blinde planning, op korte termijn, op het ritme halfjaarlijkse aandeelhoudersvergaderingen. En het maakt de kunstwereld medeplichtig aan ecocide.

Een interview over die onderwerpen, bijvoorbeeld over de vrijhandelsakkoorden die partijgenoot Karel Der Gucht er via achterkamers probeert door te rammen, de minister wimpelt ze systematisch af. Een democratisch debat? Daar heeft die partij blijkbaar weinig 'goesting' in. Open VLD en vrijheid, en dan vooral de hypocrisie ervan, het zou ook vandaag veel kunstenaars kunnen inspireren. 

Vandaag op de hoogte van de wereld van morgen?