IVV eist snelle en rechtvaardige transitie om klimaat te redden
De internationale gemeenschap heeft vandaag meer dan voldoende wetenschappelijk bewijs om beleidsbesluiten te nemen over klimaatverandering. De impact op mensenlevens, levensonderhoud en welvaart zal rampzalig zijn als we nu niet handelen. Bovendien hebben wij een zodanige gelegenheid voor sociale vooruitgang en waardig werk bij een ambitieuze klimaatsbeschermingsagenda, dat het irrationeel zou zijn dit unieke historisch moment, waarop we het probleem nog steeds kunnen oplossen, voorbij te laten schieten.
De internationale arbeidsbeweging heeft de UNFCCC[i] ondersteund uit overtuiging dat dit de plaats is om te komen tot een globale, billijke, ambitieuze en bindende overeenkomst over klimaatverandering. Maar de tijd vliegt. Oplossingen moeten op alle vlakken gevonden worden: van diversificatie steunend op de gemeenschappen naar transformatie in de sectoren, van macro-economische planning op nationale schaal naar een internationale overeenkomst met een algemene doelstelling, die massale actie begeestert.
De wereldwijde crisis van klimaatverandering loopt parallel met die andere wereldwijde crisis van ongelijkheid. Nog nooit in de geschiedenis heeft de mensheid zoveel overvloed geschapen en bijeengebracht in zo weinig handen. Volgens recente gegevens bezitten de 66 rijkste mensen op de planeet dezelfde hoeveelheid rijkdom als de armste 3,5 miljard!
Deze twee uitdagingen aanpakken vereist sterke maatregelen, en heel belangrijk daarbij is zorgdragen dat de inspanningen voor de ene doelstelling samengaan met de aanpak van de andere doelstelling. Klimaatmaatregelen moeten bijdragen aan de bescherming van de zwaksten in de maatschappij. Maatregelen om de gelijkheid te bevorderen dienen vanuit hun kern in de richting te gaan van een duurzame toekomst.
De vakbonden zijn ervan overtuigd dat enkel de stem van de mensen op massaschaal het weinig ambitieuze pad kan verbeteren, waarin de leidende figuren zich genesteld hebben. Dit gezegd zijnde, hebben wij als vertegenwoordigers van de werkers de taak leiderschap en visie te eisen van die mensen die we gekozen hebben.
In 2015 is een hernieuwde overeenkomst over de klimaatverandering nodig. Het dient de broeikasgasconcentraties in de atmosfeer te stabiliseren, op een peil dat de ergste effecten van de menselijke tussenkomsten in het klimaat kan vermijden. Het dient een hoge waarschijnlijkheid te waarborgen, dat de globale stijging van de temperatuur boven het voor-industriële peil onder de 2 graden Celsius blijft, of liever 1,5 graad indien mogelijk.
De overeenkomst in Parijs 2015 moet bijdragen bevatten in de vorm van doelstellingen, verbintenissen en acties, binnen een kader dat voldoende ondersteuning geeft aan de minder sterke landen. Het moet volgehouden en op voorhand gekende fondsen voorzien voor hen die bijzonder kwetsbaar zijn voor de klimaatverandering. Tevens zal het strenge regelgeving moeten omvatten, ook over het rekenschap geven en het nakomen van de besluiten.
De Lima-onderhandelingen, die de onderhandelingen van de COP21 in Parijs voorbereiden, gaan niet over een volledig nieuw klimaatbeleid. Ze gaan wel over het voortbouwen op de UNFCCC-beginselen, zodanig dat de besluiten op maat zijn van de werkelijke wereldwijde klimaatuitdaging, nu en in de toekomst. Ze gaan ook over het opvullen van de hiaten in de Kaderovereenkomst, waar het gaat over de link tussen klimaatactie en de wereld van arbeid.
Een hernieuwd kader moet bezield zijn door de wetenschap, steunen op billijkheid, milieueffectief zijn, en een brede participatie van alle landen verzekeren, met eerbiediging van de verscheidenheid in verantwoordelijkheid en mogelijkheden. Het moet klaarheid scheppen over de emissiereducties, over de globale doelstelling van 2 graden maximum, over de aanpassingsmaatregelen en over de ondersteuning (financieel, technologisch en in mankracht). Het moet de toezegging voor een rechtvaardige transitie versterken en stevige mechanismen voorzien voor verificatie, inspectie en revisie.
De vakbonden beschouwen dit als fundamenteel
Het nieuwe VN-akkoord zal de toezegging eerbiedigen gedaan op de COP17 over het belang van een “Rechtvaardige Transitie te verzekeren, waardig werk scheppen, goed en kwaliteitsvol werk in de overgang naar een lage emissie en klimaatbestendige maatschappij”. We verwelkomen de ondersteuning voor de Rechtvaardige-Transitie-beginselen in de Global Commission on the Economy and Climate, net zoals het huidig werk in de ILO. Een stevige boodschap voor de werkers in de Kaderovereenkomst zou de toezegging van de regering aantonen om de klimaatverandering sociaal verantwoord aan te pakken.
We suggereren de volgende bewoordingen. De partijen zeggen toe hun klimaatbeleid en acties te laten samengaan met de promotie van kansen op waardig werk in een lage-emissiemaatschappij, evenals een strategie gericht op een rechtvaardige transitie voor de werkers, die hen beschermt in harde tijden van tegenspoed, die de sociale dialoog verstevigt, die hun rechten waarborgt en die nieuwe sectoren ontwikkelt met bevordering van welvaart en duurzame ontwikkeling.
De partijen zouden best de invoeging van deze toezegging ondersteunen in de onderhandelde ontwerptekst bij het stuk Durban Platform for Enhanced Action (ADP) dat het engagement van 2°C bevestigt. Alzo zou er naar alle partijen een signaal gegeven worden hoe zij hun klimaatbeleid werkersvriendelijk kunnen maken .
In de opstelling van hun “bijdragen” voor de post-2020 periode, moedigen wij de regeringen aan om gegevens over de tewerkstellingsimpact van hun klimaatmaatregelen toe te voegen (zowel de positieve effecten van jobcreatie als het vaststellen van de sectoren die ondersteuning nodig hebben in de transitie).
Sociale bescherming dient centraal te staan in de klimaatactie. Inkomenswaarborg, werkloosheidsvergoeding, kinderzorg en moederschapsbescherming, ziekenzorg en pensioenen, eveneens voor mensen met beperkingen, tezamen met de internationaal erkende arbeidsrechten, zijn cruciaal om de duurzaamheid van het klimaatbeleid te waarborgen. Dat dient te zien te zijn in de nieuwe overeenkomst.
De arbeidersbeweging positioneert zichzelf duidelijk te midden van hen die roepen voor klimaat ambitie
De vakbonden ondersteunen een globaal beleid dat met hoge waarschijnlijkheid de globale temperatuursstijging onder de 2° Celsius tegenover het voor-industriële niveau houdt, of onder de 1,5° indien mogelijk.
In opvolging van de toezegging in de Kaderovereenkomst door alle partijen om de emissies te reduceren, menen de vakbonden dat alle landen verminderingstoezeggingen en acties zouden ondernemen binnen een multilateraal overeengekomen, ambitieus en billijk kader. Sinds 2007 ondersteunt het IVV een reductie van de globale emissies tegen 2050 dat overeenkomt met een globale temperatuurstijging van 2°C of minder. Daarom zouden ontwikkelde landen de ambitie in hun gehele economische doelstellingen moeten verhogen, en veel verder gaan dan de 25-40% reductie in vergelijking met 1990, die minimaal nodig was in 2020. We vragen hun ook vooraan te staan in de toezeggingen voor 2025 en 2030, zodat ze in lijn komen met het Vijfde IPCC-rapport. De grootste uitstoters in de ontwikkelde landen en in de landen die een zekere ontwikkelingsdrempel zijn gepasseerd, dienen verminderingstoezeggingen en acties te doen in overeenstemming met een emissiepad dat het objectief van 2°C waarschijnlijk maakt.
Een gezond emissiereductiebeleid moet ontworpen worden parallel met een verantwoorde strategie van omvorming en ontwikkeling van zuivere industrie. Daarbij moet het de werkers in staat stellen deze nieuwe jobs op te nemen en hen en hun familie ondersteunen in de overgang (zie onder ‘rechtvaardige transitie’ hierboven). In die zin kunnen emissiereductietoezeggingen aangevuld worden met toezeggingen tot openbaar beleid, dat voor het publiek een bredere zichtbaarheid en positieve afstraling van de klimaatacties geeft. Dat kan toezeggingen bevatten in energie-efficiëntie en hernieuwbare energie om rekenschap te geven over de publieke investeringen in duurzaam water- en landbeheer, duurzame urbanisatie en zo meer.
Alhoewel de toekomstige overeenkomst slechts van kracht wordt in 2020, moeten de partijen dringend de ambitie verhogen in hun emissieverminderingsbeleid en plannen voor alle sectoren en op alle relevante niveaus: lokaal, nationaal, regionaal en wereldwijd.
De vakbonden vragen een algemeen regime dat een goed gefinancierd aanpassingsdoel ondersteunt, zodat we de inwoners kunnen waarborgen dat ze beschermd worden tegen de klimaatimpact, doorheen gecoördineerde actie voor duurzame infrastructuur, sociale bescherming en rampbeperkingsbeleid.
In overeenstemming met de gedane beloftes, zouden de ontwikkelde landen zoveel fondsen moeten mobiliseren als nodig om de impact van de klimaatveranderingen te weerstaan en zo nodig de landen in ontwikkeling te helpen over te stappen naar een ontwikkelingspad van lage emissie. Kennisoverdracht moet een sleutelrol spelen bij de technologische samenwerking. Alle partijen zouden hun inspanningen moeten opdrijven in de uitwisseling van zuivere en duurzame technologieën en de ontwikkeling steunen van alternatieven voor de conventionele technologieën.
Democratisch eigendomschap over de energie is nodig als we ambitieuze klimaatactie willen bereiken. Energie moet, net zoals ander gemeenschappelijk goed dat de mensheid toebehoort (lucht, water), geleverd en beheerd worden onder publieke controle. Energiebedrijven moeten geherstructureerd worden zodat brede democratische controle en supervisie mogelijk wordt, met inbegrip van een sterk systeem van werkersparticipatie. Publieke opeising van voorzieningen en stedelijke netwerken kan nodig zijn om gedecentraliseerde systemen van energieopwekking te laten werken. Coöperatieven, opgericht om met hernieuwbare energie de gemeenschap te bevoorraden, dienen een belangrijke rol te spelen.
Energietransitieplannen dienen opgesteld te worden op nationale en subnationale schaal, zodanig dat het gemeenschappelijk goed gediend is, dat de aan wetenschappelijk vereiste emissiereductiedoelstellingen voldaan wordt, energiearmoede uitgeschakeld wordt en samenwerking over de grenzen in ontwikkeling en onderzoek vergemakkelijkt wordt. Deze plannen zouden moeten betrachten de beslissingsbevoegdheid naar het lokale niveau te brengen en tegelijkertijd waarborgen dat de energietransitie billijk en duurzaam is volgens de beginselen van de rechtvaardige transitie en democratische participatie.
De overgang naar een duurzame koolstofvrije
maatschappij moet voorzien in middelen om doorslaggevend om te schakelen van
ecologisch en sociale destructieve methodes van fossiele brandstofextractie
(zoals fracking voor schaliegas en teerzandexploitatie) naar hernieuwbare energie onder publieke en
democratische controle. De energietransitie moet het beëindigen van subsidies
aan fossiele brandstof inhouden. Dat vereist voorrang geven aan het wereldwijde
gemeenschappelijk goed boven het hebzuchtig graaien door de grote fossiele
brandstofbedrijven, die voortgaan met het promoten van het ononderbroken
gebruiken van steeds grotere hoeveelheden steenkool, olie en gas.
[i] “United Nations Framework Convention on Climate Change”: Kaderovereenkomst van de Verenigde Naties over de klimaatverandering, gestemd in Rio de Janeiro 1992, basisverdrag voor de internationale klimaatonderhandelingen.
De oorspronkelijke tekst staat hier (Engels) en hier (Frans). Vertaald uit het Engels door Wiebe Eekman.