Analyse

Kritiek op ECB: het sadistische trekje van minister Van Overtveldt

Teaser fallback community afbeelding
De Europese Centrale Bank gooit het eindelijk over een andere boeg. ECB-voorzitter wil elke maand 60 miljard euro in de economie pompen. De verschillende commentaren op die beslissing zijn een uiting van een fundamenteel tegengestelde visie op de oorzaken van de crisis.

Tot september 2016 zal de Europese Centrale Bank (ECB) elke maand 60 miljard euro in de economie pompen. Dat gebeurt door staatsobligaties over te kopen van commerciële banken. Die zouden daardoor financiële ruimte krijgen om nieuwe leningen te verstrekken aan bedrijven of particulieren.

Die demarche van de ECB komt er omdat de inflatie (het stijgen van de prijzen) is stilgevallen. De ECB heeft als taak de inflatie onder maar dichtbij de 2 procent te houden. In december zakten de prijzen in de eurozone met 0,2 procent.

Zoals verwacht komt er veel kritiek op de plannen van de Europese Centrale Bank. De Belgische minister van Financiën Johan Van Overtveldt (N-VA) had het over een “aanslag op het spaargeld van de Belgen”. Paul Krugman, Nobelprijswinnaar economie, vroeg zich dan weer af of die geldcreatie wel zal volstaan om de inflatie omhoog te stuwen.

Voor een leek lijken al die verschillende meningen over de ingreep van de ECB wellicht een kakofonie. Maar om die discussie wat te ontwarren, is het belangrijk te weten dat er twee manieren zijn om naar de huidige crisis te kijken. Volgens het ene kamp waarvan Johan Overtveldt al van in zijn tijd als journalist een ijverige woordvoerder is, ligt de crisis aan de hoge schulden van de Europese overheden en het gebrek aan wat zij 'structurele hervormingen' noemen.

Aanbodzijde

Structurele hervormingen, dat is wat onze regeringen aan het doen zijn. De arbeidsmarkt flexibeler maken. De uitkeringen sneller doen dalen of voor bepaalde groepen inperken. De lonen bevriezen of zelfs verlagen. Het probleem zit hem volgens deze ideologen bij de aanbodzijde van de economie.

Volgens de andere visie die daar lijnrecht tegenover staat, is er in de eerste plaats een vraagprobleem. De economie trekt niet aan doordat de overheden snoeien in hun uitgaven en de gezinnen de vinger op de knip houden omdat ze zien hoe de overheid de factuur in hun richting schuift in de vorm van hogere kosten voor onderwijs, water en openbaar vervoer.

De daling van de prijzen – en als die daling lang aanhoudt, spreken we van deflatie – is een uiting van die gebrekkige vraag. De ECB probeert daar na lang aarzelen en twijfelen iets aan te doen. Draghi en co hopen dat banken nu dat extra geld in de economie gaan injecteren.

Zeker in Duitsland klinkt de kritiek op de geldcreatie luid en in bijna elk artikel wordt dan meteen verwezen naar de Duitse gevoeligheid voor inflatie. In de herfst van 1923 verdubbelden de prijzen in Duitsland om de vier dagen. Die hyperinflatie zorgde voor toestanden die in elk geheugen gegrift staan. Kinderen die met grote pakken geld spelen omdat dat goedkoper is dan speelgoed. Obers die op tafel klimmen om de nieuwe prijzen om te roepen. Mensen die met een kruiwagen geld naar de winkel gaan.

Volgens dat collectief geheugen lag die inflatie aan de basis van de snelle opgang van Adolf Hitler. Nochtans lijken de feiten dat tegen te spreken. De Britse historicus Frederick Taylor toonde in zijn in 2013 boek The Downfall of Money aan dat niet de inflatie van de jaren '20 maar net de deflatie na de crash van 1929 het succes van de nazi's aanwakkerde. Onder leiding van Heinrich Brüning, die de hongerkanselier werd genoemd, zakte de economie met 7,7 procent in 1931 en 7,5 procent in 1932. In tegenstelling tot de VS koos Brüning voor een hard besparingsbeleid dat vooral de werknemers hard pijn deed.

Vraagzijde

Opeenvolgende Duitse regeringen voeren al sinds het begin van deze eeuw een gelijkaardig beleid. Als sterkste economie zou Duitsland net een voortrekkersrol kunnen spelen door de lonen te doen stijgen en de vraag binnen Europa aan te zwengelen. Maar het tegengestelde gebeurt. Het land zet alles op de export en brengt daardoor alle andere Europese landen in de problemen.

Nu zijn er wel wat economen en politici die wijzen op de problemen aan de vraagzijde. Maar die zijn het niet noodzakelijk eens over de remedie. Sommigen vinden de plannen van de ECB een slag in het water. Zij menen dat het stimuleren van de vraag beter overgelaten wordt aan de overheden. Anderen verwachten meer heil van de vakbonden en hun slagkracht in het loonoverleg. Nog anderen stellen het hele groeimodel in vraag.

In ieder geval staat de injectie van de Europese Centrale Bank in schril contrast met het beleid van de Europese Unie. De nadruk blijft daar liggen op besparingen en structurele hervormingen. Lidstaten worden onder druk gezet om hun schuld versneld af te bouwen en het begrotingstekort in te perken.

Die tegenstelling klinkt ook door in de kritiek van Van Overtveldt en Merkel op de plannen van Draghi. Die zouden de druk op de overheden verlagen om hun arbeidsmarkt te hervormen en hun begrotingstekort op nul te krijgen. De crisis wordt hier op een sadistische manier gezien als een handig middel om de arbeidsvoorwaarden en sociale zekerheid onder vuur te nemen.

In de jaren '30 gaf het deflatoir beleid de nazi's vleugels. Tachtig jaar later zien we verkiezing na verkiezing in de landen waar een gelijkaardig beleid wordt gevoerd dat mensen hun geloof verliezen in de bestaande partijen. Griekenland zal daar zondag het klinkende bewijs van leveren.

Ook in België zullen de besparingen elk pril economisch herstel in de kiem smoren. Zolang er binnen de Europese Unie geen andere wind gaat waaien, zal ook de injectie van de ECB weinig soelaas brengen.

Vandaag op de hoogte van de wereld van morgen?