Waarom vakbonden belangrijk zijn

dinsdag 13 januari 2015 12:08
Spread the love

De vakbonden liggen langs alle kanten onder vuur. De betogingen en stakingen in de maanden november en december van vorig jaar zetten bij sommigen veel kwaad bloed. Te verwachten is dan ook dat nieuwe acties van de vakbonden de komende dagen en weken, de tegenstanders weer nieuwe munitie zal leveren om het vuur te openen. Wij, net als vele honderdduizenden die aan de voorbije betoging, stakingen en acties hebben deelgenomen, zijn echter van oordeel dat de vakbonden meer dan ooit noodzakelijk zijn. Dat waren ze in de 19de en 20ste eeuw, dat zijn ze evenzeer in de 21ste eeuw. Hierbij een samenvatting (1) van een lezing voor Terra Reversa door een redactielid van Beweging.  De tekst is nu bijna een jaar oud, maar nog steeds actueel.

Tegenbeweging

De arbeidersbeweging, ontstaan in de strijd tegen het kapitalisme, is een tegenbeweging in de echte zin van het woord. Zij heeft zich steeds, zij het op verschillende manieren, verzet tegen de heersende economische aanpak. En de tegenstander, het kapitalisme, werd altijd benoemd. Omdat het kapitalisme niet geschikt is om de kloof tussen rijk en arm te dempen en steeds meer in het voordeel van de rijken speelt, is de kerntaak van de beweging de uitbouw van een economische organisatie ‘in dienst van menselijke behoeften’. En dus moet er werk gemaakt worden van ‘de socialisering en democratisering van economische beslissingen’. Tot in de jaren tachtig riep het ACV op voor een economische democratie en de socialisering van bank en kredietwezen, energie en andere zware industrieën. Altijd hebben de grote arbeidersbewegingen zich verzet en hebben ze geprobeerd het terrein van de economie, van de maatschappelijke behoeften niet exclusief aan de markt, aan de privébelangen, aan het kapitalisme over te laten.

Collectief versus individueel

Tot in 1867 (opheffing van het coalitieverbod) waren de vakbonden vijand nummer één en gewoonweg verboden. Hardnekkige stakingen en het groeiend aantal leden zorgden ervoor dat overheid en patroons uiteindelijk wel rekening moesten houden met de vakbeweging. Het werd een (ongelijke) machtsstrijd en de inzet van het gevecht had betrekking op de loonvorming. Voor de vakbonden was arbeid een collectief gebeuren. Pas als werknemers zich solidair organiseren in groep, kunnen ze een tegenmacht vormen tegen de willekeur van de patroons. De patroons hielden echter vast aan ‘de vrije loonvorming’. Het loon dat uitgekeerd werd, was een ‘akkoord’ tussen de werkgever en de individuele werknemer. Dat systeem wilden de vakbonden doorbreken door de lonen vast te leggen voor de hele groep van werknemers in de vorm van collectieve arbeidsovereenkomsten en die lonen te koppelen aan de index om zo de koopkracht van de arbeiders op peil te houden. Sinds de oprichting van het eerste paritaire comité in 1919 tot het zogeheten Sociaal Pact van 1944 voeren de vakbonden hierover een verbeten strijd met het patronaat. Tot in het midden van de jaren zeventig slagen de vakbonden erin, o.a. door het afsluiten van interprofessionele akkoorden, zowel de koopkracht als de arbeidsvoorwaarden te verbeteren. Maar vanaf dan zit de klad er goed in. In plaats van uniformiteit evolueren we naar diversiteit van lonen en arbeidsvoorwaarden. Het cao-overleg en in het bijzonder de collectieve loonvorming komen zwaar onder vuur te liggen. Werkgeversorganisaties dringen aan op loonvorming op maat van de individuele werknemer.

Keerpunt

Deze evolutie is onlosmakelijk verbonden met de opkomst van het neoliberalisme. In de naoorlogse periode, vanaf 1945 tot op het einde van de jaren zeventig, opteerde de overheid voor een ‘gemengde economie’. De marktwerking was aan regels onderworpen. De overheid probeerde de markteconomie te sturen en het kapitalisme onder controle te houden. De economie had dus helemaal geen vrij spel en was ingebed in maatschappelijke doelstellingen zoals algemene tewerkstelling en sociale bescherming. Vanaf het midden van de jaren zeventig zorgde het driespan ‘liberaliseren, dereguleren, privatiseren’ ervoor dat er niet meer te ontkomen viel aan het geloof in de almacht van de vrije markteconomie. Alleen op die manier zouden we echte welvaart en voorspoed kunnen creëren. Politici, overheden, christendemocraten, sociaaldemocraten, maar ook het middenveld en de arbeidersbeweging, zijn onder druk van dat geloof ideologisch verblind geworden en in een aantal valkuilen getrapt. En als de huidige crisis al iets aan het licht heeft gebracht, dan is het toch wel het inzicht dat de markt fundamenteel in gebreke blijft. We zijn gaan inzien dat de markt in zijn huidige neoliberale gedaante tot een gigantische ongelijkheid heeft geleid en verantwoordelijk is voor het gebrek aan democratie en de uitputting van de aarde. Er moet dus dringend werk gemaakt worden van een herverdeling van de rijkdom (een toename van het arbeidsaandeel in de rijkdom) en van een andere verdeling van het risico tussen arbeid en kapitaal. Wij verwerpen een kapitalistisch maatschappijmodel dat gebaseerd is op winstmaximalisatie en waar de mens herleid wordt tot een stuk koopwaar in een arbeidsmarkt waar hij geen greep op heeft.

Tegenmacht

Velen zijn ervan overtuigd dat de vakbonden nog altijd een te groot aandeel hebben in de besluitvormingsmacht in dit land. En de kritiek komt van twee kanten. Sommigen zijn van oordeel dat de vakbonden te veel macht verworven hebben en zich in de plaats stellen van overheid en politici. Anderen vinden dat de vakbonden te ver zijn meegegaan in een pacificatiemodel en daardoor niet altijd de belangen van de werkende bevolking ten volle hebben gediend. Dat de vakbonden op veel plaatsen een vinger in de pap hebben is voor ons geen probleem. De vakbonden hebben immers de verdomde plicht om een voet tussen de deur te steken om zo de fel gewenste economische democratie uit te bouwen. Zonder hier het belang van het beheer van de sociale zekerheid, het collectief vermogen van de werkende mensen, ter sprake te brengen, kan het belang van het afdwingen van sociaaleconomische rechten niet genoeg beklemtoond worden. Zonder die rechten is het onmogelijk politieke rechten op te eisen. Economische democratie staat dus voor emancipatie, democratie, maar ook voor herverdeling volgens het motto: de sterkste schouders moeten de zwaarste last dragen. Wat de tweede groep van critici betreft, zij vergissen zich ten dele. De vakbonden hebben inderdaad ingezet op ‘overleg’, maar in de nasleep van het Sociaal Pact hebben de vakbonden ook de positie van de syndicale delegaties versterkt die veeleer revendicatief waren dan gericht op pacificatie, veeleer in het perspectief stonden van klassenstrijd dan van klassensamenwerking. Het Belgisch overlegmodel heeft hoe dan ook gewerkt. Maar opmerkelijk genoeg hebben de vakbonden dat overleg mee in stand gehouden toen het al maar complexer werd en nauwelijks nog wat opleverde. Het wordt dus hoog tijd dat de vakbonden hun strategie herschikken. Want voor nogal wat Europese en nationale plannenmakers zijn niet enkel de collectieve arbeidsverhoudingen en het collectief loonoverleg, maar ook de vakbonden zelf, een doorn in het oog. Tijd dus om een nieuw verhaal te schrijven dat werknemers en uitkeringsgerechtigden perspectieven biedt voor de 21ste eeuw.

Uitdagingen/perspectieven

– De (cruciale) rol van het (georganiseerde) middenveld
Naar aanleiding van de Arco-affaire kwam het ACW (nu beweging.net) zwaar onder vuur te liggen. De beschuldigingen van fraude, schriftvervalsing en betrokkenheid bij offshore praktijken van Belfius waren duidelijk bedoeld om het ACW onderuit te halen. Maar wie het middenveld uitschakelt, zet de democratie onder druk. En een democratie is geen democratie als er geen sociale en economische democratie is. En het is precies in de uitbouw van die sociale en economische democratie dat het ACW een sleutelpositie inneemt. De vraag is evenwel of het ACW van die positie echt gebruik maakt. Als het ACW politiek relevant wil blijven moet het afstand nemen van centrumrechts en medestander/initiatiefnemer worden van een brede linkse democratische stroming in dit land. Maar zijn de geesten in het ACW wel gerijpt voor dat idee? Wij zijn van oordeel dat het ACW als grootste sociale organisatie van het georganiseerde middenveld daar voluit moet voor gaan. Maar dat kan enkel als het ACV de bevoorrechte band met de CD&V opgeeft. En dat is precies nog niet voor morgen. Nochtans hebben de vakbonden nood aan een politiek instrument om hun strijd te versterken en hun eisen op het politieke forum te brengen.

– Koopkracht
Zolang ik bij de vakbond ben hoor ik altijd hetzelfde liedje. Sedert de tweede helft van de jaren zeventig heeft het neoliberale herstelbeleid vooral betrekking op loonmatiging. Het loonniveau en de sociale zekerheid worden als verantwoordelijk voor de crisis aangepakt. Dat is dus van alle tijden. En vandaag wordt die loonmatiging door zowat iedereen als een evidentie beschouwd. Maar is dat wel zo? Zijn we met een loonkloof en een loonhandicap opgezadeld? Jawel, maar dan een andere dan die waarover politici en werkgevers het hebben. De inkomensongelijkheid neemt toe, de groep mensen die uitgesloten worden groeit. Als de patroons om meer zuurstof roepen waarom viseren we dan de loonkost? We zouden ook kunnen overwegen de dividenden te verlagen. Dat is een maatschappelijke keuze: de loonkost verlagen of de dividenden verminderen. De grote bedrijven boeren niet slecht. Er werden de voorbije jaren voor vele honderden miljarden aan dividenden uitgekeerd. Zo goed als geen enkel groot bedrijf betaalt het wettelijk tarief van de vennootschapsbelasting. En via sociale bijdrageverminderingen en fiscale kortingen krijgen ze bijna evenveel terug als wat ze aan belastingen betalen. Omdat de loonlasten te hoog zijn dringt nu ook de Europese Commissie aan op een verschuiving van de belasting op arbeid naar belastingen op verbruik en milieuvervuiling. Te vrezen valt dat nu de aanval (vermindering) op het indirecte loon onverminderd zal verder gezet worden. Met dat indirect loon (uitgesteld loon) dat bestaat uit de sociale bijdragen (de zogeheten werknemers- en werkgevers/patronale bijdrage) wordt het vakantiegeld, de kinderbijslag, de ziekteverzekering, pensioenen en werkloosheidsuitkeringen betaald. Als het indirecte loon wordt verminderd wijzigt het brutoloon niet maar komt de financiering van de sociale zekerheid wel in het gedrang. Dat moet dan gecompenseerd worden ofwel door de uitkeringen (voor pensioenen, werkloosheid, ziekte, enz.) te verminderen ofwel door andere inkomsten te vinden met hogere lasten op consumptie (BTW) en milieu. Wij verzetten ons tegen elke verschuiving van de belastingdruk op de winsten van de werkgevers en van de aandeelhouders naar de inkomens van werknemers. Wij pleiten voor een eerlijke shift: een vermogensbelasting op fortuinen van meer dan één miljoen euro.

Avanti populi

Ongetwijfeld zullen de komende decennia bol blijven staan van onrechtvaardige sociale verhoudingen, van ongelijkheid, armoede, en tal van crisissen. Om de machtsverhoudingen te wijzigen moeten we het conflict aandurven en de strijd organiseren. En de vakbonden zullen hierin een belangrijke rol spelen. De eisen van de arbeidersbeweging waren van in het begin democratisch en emancipatorisch. Het was hen te doen om de mens ‘rechtop’, om een vrije en niet geketende mens die zich moet kunnen ontplooien in zijn werk en volwaardig kan participeren aan de samenleving. En vandaag groeit opnieuw het besef van het belang om als arbeidersbeweging bij de cruciale maatschappelijke en politieke ontwikkelingen betrokken te worden. In de sociale strijd die zich vandaag aandient zijn de vakbonden niet de enige legitieme vertegenwoordiger maar wel een machtige partner tussen andere organisaties. Vakbonden hebben door actie en strijd, met betogingen en stakingen, politici gedwongen om aan tafel te gaan zitten en eisen te realiseren die lange tijd als totaal onmogelijk werden afgeschilderd. Voor de eerste fabrieksarbeiders moet het een verre droom geweest zijn: de achturendag, een minimumloon, betaald verlof, de eerste pensioenregeling, enz. Dat werd allemaal, niettegenstaande het lang onbereikbaar leek, stap voor stap gerealiseerd. Ongelooflijke mijlpalen dus. Maar, en daar zijn de vakbonden zich goed van bewust, de nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen vereisen weer nieuwe en andere stappen om ‘het goede leven’ dichterbij te brengen. Wie meent dat de vakbonden enkel bezig zijn met het behoud van bedreigde verworvenheden, vergist zich. Vakbonden in de 21ste eeuw, kijken vooruit, houden de toekomst open en de utopie levend. 

(1) De integrale tekst van de lezing staat hier.

take down
the paywall
steun ons nu!