Boekrecensie -

Ton Lemaire: ‘toerist die er eigenlijk geen zou willen zijn’

In zijn nieuwe boek Mettertijd bundelde ecofilosoof en antropoloog Ton Lemaire ‘kleine’ beschrijvingen van schijnbaar alledaagse gebeurtenissen of situaties. De dertig miniaturen zijn geen abstracte beschouwingen, maar zijn doordesemd van autobiografische elementen die teruggaan tot in de vroege jeugd van de auteur.

donderdag 8 januari 2015 15:13
Spread the love

De
Nederlander Ton Lemaire is een productief auteur. Mettertijd
is de zoveelste publicatie van de inmiddels 73-jarige ecofilosoof en antropoloog, waarvan vooral De
tederheid
(1968), Filosofie van het landschap (1970), De indiaan in ons
bewustzijn
(1986), Twijfel aan Europa (1990) en Wandelenderwijs (1997) mij
zijn bijgebleven. De val van Prometheus, over de keerzijde van de vooruitgang
uit 2010 en Verre velden,
essays en excursies (1995-2012)
uit 2013 zijn bundelingen van beschouwende
stukjes waarin de breed uitwaaierende kennis van Lemaire een onderkomen heeft gevonden.

Met het recente en in omvang meer bescheiden Mettertijd gaat hij
verder met het schrijven van reflectieve korte teksten. Deze keer noemt hij het
geen essays of excursies, maar miniaturen. Het gaat om ‘kleine’ beschrijvingen
van schijnbaar alledaagse gebeurtenissen of situaties waarin de auteur manifest
aanwezig is. De dertig miniaturen zijn geen abstracte beschouwingen, maar zijn
doordesemd van autobiografische elementen die teruggaan tot in de vroege jeugd
van de auteur. Het boek heet dan ook niet toevallig Mettertijd: het is een
van die archaïserende woorden die Ton Lemaire vaak en graag gebruikt en dat
staat voor ‘allengs, gaandeweg, in de loop van de tijd, later, langzamerhand, na
verloop van zekere tijd, naderhand – of ook – op den duur’.

Ruimte en tijd 

Ruimte en tijd, en de interactie daartussen, spelen in de meeste
van de dertig miniaturen een belangrijke rol. Het woord ‘voorbij’ wordt vaak
gebruikt omdat het zowel op de ruimte slaat als op de tijd: ‘”voorbijgaan” betekent iets of iemand passeren – als ‘voorbijganger’ – maar ook: tot het
verleden gaan behoren.’ (p. 153) De miniaturen gaan over landschappen (De Peel,
verlaten velden, eikenbos, de Ardennen), over reizen (Oaxaca, Machu Picchu,
Amazonië, Weimar, Pont-Aven, Thüringen, Les Arques), wandelingen, maar ook over
rommelmarkten, verlaten kastelen en het ouder worden dat het gevoel van het
vluchtig-in-de-wereld-staan nog versterkt.

‘Dit gevoel van het onophoudelijke voorbijgaan, dat ik altijd heb
ervaren, is met het ouder worden nog toegenomen. Inderdaad verandert daarbij de
tijdservaring zelf, niet alleen doordat de jaren steeds sneller lijken voorbij
te gaan en ik een steeds langer tijdsverloop achter me weet te krijgen, maar
vooral omdat het besef te leven in voorlopigheid en vluchtigheid mettertijd (!)
steeds intenser wordt.’ (p. 12)

In ‘Rommelmarkt’ beschrijft Lemaire zijn wandeling op een vide grenier in een Frans dorpje.
Wanneer hij van de markt op het kerkhof belandt, schrijft hij: ‘Het tafereel
trof me als de bliksem: de stille doden op de begraafplaats, de dode dingen die
overal waren uitgestald, de pratende, kijkende en kopende mensen, de zonnige
middag. In een flits zag ik al die mensen om me heen en ook mezelf zoals we
zouden zijn over twintig, vijftig, honderd jaar, als voltooid verleden tijd,
een toekomstig verleden, wanneer ook wij aan de aarde zouden zijn toevertrouwd
en onze bezittingen te koop liggen op de rommelmarkten van de toekomst.’ (p.
139)

De mens verdwijnt in het landschap én in de tijd. Dat suggereert
volgens mij ook de cover van dit boek waarop een eeuwenoude en reusachtige boom
– het is een schilderij van Jan Joseph van Goyen, een Nederlandse
landschapsschilder uit de Gouden Eeuw – het beeld beheerst en de kleine mens tot
zijn werkelijke proportie in de natuur herleidt.

Ambivalentie

Er is in dit boek een melancholische ondertoon aanwezig. Zoals in
de laatste zin van ‘Verlaten velden’, waarin Lemaire zijn gevoelens beschrijft
tijdens de lange autoritten door het vlakke landschap van Noord-Frankrijk: ‘En
gaandeweg liep mijn hart vol met de melancholie van het land en veranderde zelf
in eenzaam veld in de grijze schemer van die avond, ergens langs de eindeloze
wegen van Noord-Frankrijk.’ (p 49)

Lemaire zou echter Lemaire niet zijn, mocht hij ook niet de
keerzijde van het verhaal belichten. Die ambivalentie is aanwezig in vrijwel
alle teksten. Hij schrijft zelf: ‘Daardoor bewegen deze miniaturen zich tussen
enthousiasme en bewondering voor de wereld en anderzijds een melancholie vanwege
de vergankelijkheid van alles wat bestaat en gebeurt. (p. 12)

Dat tegenstrijdig gevoel komt ook zeer goed tot uiting in zijn
laatste miniatuur ‘In het voorbijgaan’ waarin hij enkele beschouwingen wijdt
aan het fenomeen toerisme. ‘Ook ik ben af en toe toerist, zij het op wat
ambivalente manier, met een slecht geweten: ik ben een toerist die er eigenlijk
geen zou willen zijn. En een dergelijke verhouding heb ik wel tot meer
componenten van de moderne wereld, ze hebben me gevormd en beïnvloed maar
anderzijds ben ik er niet zo gelukkig mee en bekritiseer ze.’ (p. 156)

Autobiografisch




In deze bundel Mettertijd gaat Ton
Lemaire autobiografisch heel ver en dat levert bij momenten zeer mooie en zeer
herkenbare pagina’s op, vooral als hij erin slaagt om persoonlijke ervaringen
als kapstok te gebruiken voor zijn breed uitwaaierende kennis. Bij een bezoek
aan het Franse dorp Les Arques waar de Russische beeldhouwer Zadkine gewoond en
gewerkt heeft, eindigt Lemaire met een beschouwing over het kosmopolitisme van
de twintigste eeuw.

‘En dan realiseer ik me hoe merkwaardig het is
dat zich juist hier een uit Wit-Rusland afkomstige jood heeft gevestigd, die
lange tijd in Parijs woonde – en daar de Franse nationaliteit aannam – om in de
beboste streek een dramatisch monument te ontwerpen van een door nazi-Duitsland
verwoeste stad in Nederland – toevallig de stad waar ik geboren ben. Het
demonstreert treffend het kosmopolitisme van de twintigste eeuw, in al haar mobiliteit,
onrust en tragiek.’ (p. 98)  

In één zin waaieren de gedachten van de auteur
uit van een Frans dorp en een Russische beeldhouwer naar Rotterdam en nazi-Duitsland
om te eindigen in een typering van de twintigste eeuw. Dat is Ton Lemaire op
zijn best. Hij is een erudiete verbandenlegger en ‘uitweider’ – iemand die zijn
intellectuele voedsel ver buiten de weide zoekt en met verrassende resultaten
terug thuis arriveert. 

Ton Lemaire, Mettertijd. Dertig miniaturen, Amsterdam: Ambo/Anthos, 2014, 159 blz. ISBN 9789026328602

take down
the paywall
steun ons nu!