Vanaf 01 januari 2015 is de Nederlandse participatiesamenleving een ‘institutioneel feit’. Hoe dit tot stand is gekomen lees je in het laatste deel van het stuk, zodat de minder technische lezer niet afgeschrikt wordt. Ik begin bij de lessen die België kan leren van de Nederlandse participatiesamenleving. Immers, als we graag naar onze Noorderburen kijken op het economische vlak, kan het nooit kwaad om de maatschappelijke en individuele gevolgen van datzelfde economische beleid onder de loep te nemen.
Wat België kan leren van de Nederlandse participatiesamenleving.
Les nummer 1: Na de vermarkting komt er de verantwoordelijkheid van de burger.
De eerste les is die van de neoliberale logica. De dag van vandaag lijkt België zich door toedoen van de centrumrechtse regering zich in die richting te begeven. Wat vroeger vermaatschappelijkt werd en dus voor de inrichting van de verzorgingsmaatschappij heeft gezorgd, wordt nu terug overgeheveld richting de markt. Kinderopvang, ouderenzorg, scholen, openbaar vervoer en andere publieke voorzieningen; al deze entiteiten worden geconfronteerd met een marktlogica die steeds meer nadruk legt op kostenefficiëntie dan op kwaliteit. De competentie en bijgevolg competitiegerichtheid van de scholen kunnen hier als voorbeeld dienen. Wat het openbaar vervoer betreft: Niet rendabele buslijnen werden in Nederland afgeschaft en kunnen enkel nog bestaan door de gratie van vrijwilligers. Ouderenopvang: Het zijn vrijwilligers die ervoor zorgen dat er koffie gedronken kan worden en er uitjes plaatsvinden. Verplegend personeel is enkel nog bevoegd om strikt verplegende taken uit te voeren. Speelpleintjes: Onderhoud ze lekker zelf, verantwoordelijke burger die je bent.
Les nummer 2: Socialisme slorpt je geld op, neoliberalisme je tijd.
Deze les is nauw verbonden met de eerste. Immers, als men ervan overtuigd is dat de verzorgingsstaat onbetaalbaar is geworden én dat er geen alternatieven zijn, is het enige dat we nog kunnen doen hét zelf doen. Andermaal kunnen we tegen dit gegeven het betalen van minder belastingen afzetten. Immers, als speelpleintjes niet langer onderhouden worden en de overheid geen geld wil ‘verliezen’ aan je zieke moeder; doe het dan zelf! Vooral voor gezinnen met tweeverdieners is dit een paradox: Je werkt beiden en bent blij dat je minder belastingen moet betalen, maar kinderopvang is onbetaalbaar (in Nederland ongeveer 50€/dag), openbaar vervoer vanuit een dorp bijna onbestaande en als je moeder ziek is, is dat als verantwoordelijk burger jou probleem. En jou probleem mag de maatschappij natuurlijk geen geld kosten. Kanttekening: Wie geld heeft, hoeft zich (vooralsnog) geen zorgen te maken.
Les nummer 3: Een terugtredende overheid is een regelgevende overheid.
De participatiesamenleving impliceert volgens een neoliberale logica een terugtredende overheid. De overheid stopt met verzorgen, zodat je dat lekker zelf kan doen. De paradox wil dat een overheid die zich terugtrekt, dat vooral op het financiële niveau doet en niet op het niveau van inmenging. Getuige hiervan zijn de steeds toenemende regeltjes; herinner je de GAS-boetes. In Nederland is een bekend voorbeeld dat van de coöperatieve kinderopvang. Enkele moeders sloegen de handen in elkaar en gingen met een beurtrol de eigen kinderen opvangen: participatie volgens het boekje, nietwaar? Er was echter een probleem: Het gebouw waarin de opvang plaatsvondt voldeed aan alle normen en richtlijnen, maar geen van de moeders was geschoold voor het runnen van een kinderopvang. Participatie zolang de markt het toelaat?
Voor de lezer die zich hier verder in wil verdiepen raad ik het rapport van de Nederlandse Raad voor het Openbaar Bestuur met de veelzeggende titel Loslaten in vertrouwen. Naar een nieuwe verhouding tussen overheid, markt en samenleving aan.
Les nummer 4: De verstatelijking van het schuldmodel-denken.
Ook dit is een typisch neoliberale tendens en het gevolg van wat men de meritocratie noemt: Een maatschappij waarin men aanneemt dat de maatschappelijke en sociale status een gevolg is van de eigen verdiensten. Lees, wie hard werkt komt ‘er’ wel. Of lees, wie niet hard werkt komt ‘er’ niet. Oftewel, wie arm en/of werkloos is, heeft dat vooral aan zichzelf te danken. Dat deze tendens paradoxaal is behoeft hopelijk geen betoog. Immers, sinds begin jaren 80 is er een structureel tekort aan banen dat jaarlijks toeneemt. Logisch, want de decennia voordien hebben we hard ons best gedaan om via technologische innovatie bepaalde arbeidsvormen te doen verdwijnen: optimalisatie van het productieproces noemt dat.
Echter, om de tekortkomingen van het beleid ten opzichte van de technologische innovatie te verdoezelen, is men blijven steken in het paradigma: Wie wil werken vindt werk. Gevolg: Wie steun krijgt van de overheid zal in Nederland verplicht worden te participeren; voor wat hoort wat. Niets mis mee? Hangt ervan af. Want hoe bepaalt een ambtenaar het onderscheid tussen diegenen die niet willen en diegenen die niet kunnen? Uit eigen onderzoek - in Nederland - blijkt dat het merendeel van de niet-participerenden onder de participatiedwang vervalt in vroegere problematiek, vaak psychisch van aard. Oorzaak is vaak een te vroege participatie of een niet op maat afgesteld participatietraject dat de individuele problematiek te weinig in kaart heeft gebracht.
Bijkomend heb je het geval van de straatveger. Ontslagen want dat werk kan ook door ‘vrijwilligers’ gebeuren zodat het de overheid geen geld kost. De brave man komt in de bijstand terecht en kan als tegenprestatie zijn vroegere bezem opnemen, als zogenaamd ‘geleid vrijwilliger’. Lees, een vrijwilliger die naar participatie wordt toegeleid door de overheid, in dit geval de vroegere werkgever.
Les nummer 5: De vrijblijvendheid van vrijwilligerswerk.
Iedereen die uitkeringsgerechtigd is, kan in Nederland verplicht worden vrijwilligerswerk te doen. Maar ook van werkende burgers wordt gevraag verantwoordelijkheid op te nemen voor diens omgeving. Lees, allen als vrijwilliger aan de slag! Hiervoor zijn er in elke gemeente de zogenaamde vrijwilligerscentrales, vacaturedatabanken voor vrijwilligers. Desalniettemin staat in elke sollicitatie voor vrijwilligers (jawel, ook een vrijwilliger moet solliciteren en aan voorwaarden voldoen) te lezen dat het vrijwilligerswerk niet vrijblijvend is; er wordt wel degelijk iets van je verwacht. Een uitloper hiervan is de volgende uitspraak van een Nederlandse collega: “Als mijn kinderen weer eens willen gaan sporten duurt het drie maal alvorens men van mij als vader verwacht dat ik vrijwilligerswerk voor de sportclub doe. Immers, sportclubs zijn alle subsidies kwijt, waardoor de ouders het maar moeten doen. Het sportgenot van mijn kroost gaat gepaard met ‘vrijwillige’ verplichtingen voor de ouders”.
Let wel, mantelzorg wordt gescheiden van vrijwilligerswerk, want dat is nooit ‘vrijblijvend’. Nee, een ambtenaar gaat eerst kijken naar de naaste omgeving; kunnen je familie en buren je niet verzorgen? Nadien naar het eigen vermogen; kan je de zorg niet zelf inkopen? Bij een negatief antwoord op deze twee vragen gaat de gemeente de zorg voor je inkopen. Wat betreft dat vermogen; je huis wordt hier bijberekend.
Alle lessen samengevat:
De participatiesamenleving is een mooi ideaal, indien we niet verzeild zouden zitten in een afbrokkelende maatschappelijke solidariteit en een toenemend individualisme. Deze twee tendensen zijn contraproductief voor zulk een ideaal. Het is begrijpelijk dat mensen minder belastingen willen betalen en dat er bespaard moet worden. Ik ben echter van mening dat dit een zero sum game is waar België best nu al lessen uit trekt. Immers, wat je minder betaalt aan belastingen, betaal je meer in tijd voor zorg voor je naasten.
Het grootste verschil in Nederland zit hem in het ‘nieuwe werken’, waarbij de nadruk ligt op het zelf invullen van je werkmomenten, thuiswerk en minder werkuren. Als ik Unizo en verwanten aanhoor, is men hier in België nog niet rijp voor. Als ik N-VA mag geloven zullen we minder belastingen moeten betalen, in ruil voor duurder onderwijs, duurdere kinderopvang en duurdere zorg; conform de marktlogica. Een verdere opschuiving, waarbij de marktlogica het maatschappelijke verkeer gaat aansturen, vraagt om veranderingen in onze visie op arbeid en solidariteit. Als belastingen betalen al teveel is, wat dan met daadwerkelijk je medemens fysiek helpen? Ik ben geen luiaard, maar…
Samengevat: “Dat er ingeleverd zal moeten worden is overduidelijk – in het Westen leven wij zeer ver boven onze stand. Maar die inlevering moet de maatschappij ten goede komen, niet de economie. Wie dit een verrassende uitspraak vindt, moet vooral verrast zijn over zichzelf” (P. Verhaeghe; 2014).
De institutionele hervormingen
Vanaf 01 januari 2015 zijn de drie grote bestuurlijke hervormingen die de Nederlandse participatiesamenleving vorm moeten geven een feit. Het betreft de zogenaamde 3D’s, oftewel de drie decentralisaties op het sociale domein die de gemeenten meer bestuurlijke slagkracht moeten verschaffen.
De 3D’s
Decentralisaties zoals op te vatten bij de 3D’s, zijn niet meer dan beleidsbevoegdheden die van het landelijke niveau naar het gemeentelijke niveau worden overgeheveld. Lees, de betreffende bevoegdheden die tot het nationale niveau behoorden, behoren voortaan tot het gemeentelijke niveau. Het zijn voortaan dus de gemeenten die autonoom beslissingen kunnen nemen over materie die onder deze bevoegdheden bevalt; allen behoren ze toe tot het sociale domein. Meer bepaald gaat het over de overheveling van verschillende bevoegdheden die vielen onder de AWBZ (Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten) naar de WMO (Wet Maatschappelijke Opvang), de jeugdzorg en de participatiewet.
Zonder bestuurlijke terminologie komt dit op het volgende neer: Gemeenten kunnen voortaan zelf bepalen wie toegang heeft tot (maatschappelijke) zorg en jeugdzorg, alsook wie moet participeren in ruil voor een uitkering. Door zowel de beslissingen omtrent zorg en participatie naar de gemeenten over te hevelen, kan de participatiesamenleving zijn vorm krijgen. Immers, gemeenten staan dichter bij de burger en kunnen, zo luidt het, maatwerk organiseren en meer inbreng garanderen. Ze kunnen de burger dus dwingen tot participatie door enerzijds de toegang tot zorg te belemmeren en anderzijds de uitkering onvoorwaardelijk te maken.
De participatiesamenleving.
Het motto van de participatiesamenleving luidt: Van iedereen die dat kan wordt gevraagd zijn verantwoordelijkheid op te nemen voor zichzelf en zijn naasten. Deze naasten zijn dan familieleden en de buren. In de praktijk komt dit neer op het zelf verzorgen van je zieke moeder (mantelzorg) of je kapitaal eerst besteden aan zorg alvorens de overheid tussenkomt. Immers, gemeenten beslissen hierover en hun maatstaven zijn gebaseerd op het financiële en sociale kapitaal van de zorgbehoevende. Wat die buren betreft wordt het niet meer als logisch gezien dat men vrijwillige activiteiten uitvoert. Desondanks - of net dankzij - de Nederlanders wereldwijd kampioen zijn in vrijwilligerswerk, zetten de gemeenten volop in op ‘vrijwillige inzet’. Immers, de 3D’s gaan gepaard met een besparingsronde van om en bij de 25%. Lees, gemeente krijgen 25% minder middelen om taken uit te voeren die zich voordien op het landelijke niveau situeerden. Dit gat moet uiteraard worden opgevuld. Dit gebeurt niet door belastingen, nee, dit gebeurt door vrijwillige arbeid van werkende en niet-werkende mensen. De eerste groep wordt via allerlei campagnes gestimuleerd, de tweede groep moet, of by by overheidssteun.
De participatiesamenleving zal door iedereen die de maatschappelijke en politieke tendensen op de voet volgt, als ‘logisch’ ervaren worden: Eerst was er de samenleving, toen was er de marktlogica en nu is er de samenleving die gedomineerd en aangestuurd wordt door die marktlogica. Kortom: het is een vervolg op het neoliberalere beleid waarbij, eens de markt de gaten niet meer opvult, de maatschappij dit moet doen. Niet via belastingen, want die treffen ook de markten. Dus dan maar via participatie. Kritische kanttekening is dat dit geen natuurwet is, maar een louter politieke keuze over de inrichting van de maatschappij. In Nederland noemt men dit het streven naar een vitale Civil Society. In België lijkt men zover nog niet te staan, gezien de hedendaagse (politieke) nadruk op sparen, werken en ondernemen. Desalniettemin staat in het huidige Vlaamse regeerakkoord dat men mantelzorgers wil stimuleren en dat ervoor het eerst een centraal gecoördineerd vrijwilligersbeleid zal uitgewerkt worden. Op naar de Belgische participatiesamenleving?