Nawoord bij het heden – Metamoderniteit voor beginners [Een filosofische nieuwjaarsbrief]

Wat is hedendaags? Dat is minder gemakkelijk te zeggen dan het op het eerste gezicht lijkt. Het heden is vluchtig, dus lopen we altijd achter op onze tijd. Hoe wordt men tijdgenoot?

vrijdag 2 januari 2015 14:02
Spread the love

Alle levenden zijn
tijdgenoten uiteraard, maar toch neemt niet iedereen op dezelfde manier deel
aan het heden. Tijdgenoot zijn, dat is vandaag de dag een bijna onmogelijke
opgave geworden. Het heden beleven, aankomen in het heden, is een moeilijke
opdracht: jongeren zijn weliswaar van nature kinderen van hun tijd, maar missen
tot hun vijftiende de geschiedenis.

Je moet de meeste historische
gebeurtenissen van je eigen kindertijd altijd achteraf leren kennen, post
festum
(zoals de historici een voorgeschiedenis reconstrueren). Dat is mij
pas onomstotelijk duidelijk geworden door de tekst ‘Van Ground Zero tot Tahrir
Square’ te schrijven met mijn studenten voor ogen die pas 10 (of jonger) waren
toen de Twin Towers neergingen. Ouderen van de andere kant beginnen de
versnelling van het heden los te laten. Eens voorbij de 65 is de verleiding
groot, vermoed ik,… maar tegelijk is het gevaarlijk om het heden los te
laten.

Wat is het heden?

Het heden is lange tijd
naamloos geweest. Het waren historici die tijdperken post factum, après
coup
, als vijgen na Pasen, achteraf een naam gaven. Of het moest de
regeerperiode van de vorst zijn, maar dat was een lokale aangelegenheid, die
eerder chronisch was en uit de half cyclische tijd van de kronieken stamt.

Alleen de moderniteit is begonnen zichzelf een naam te geven. De renaissance
zou men kunnen aanduiden als het eerste tijdperk dat zichzelf benoemde: renascimento,
het was tijd voor een wedergeboorte van de antieke tijd, na de lange
middeleeuwen. Maar de renaissance beschouwde zichzelf toch veeleer als een
intellectuele en artistieke beweging, meer dan als een historisch tijdperk. In
de renaissance en zelfs tot bij de grote denkers van de barok, zoals Descartes,
Spinoza en Leibniz was er geen spoor van ‘historisch besef’ in de echte zin van
het woord, zij leken te leven in een soort van eeuwig geometrisch heden. 

Historisch besef is een raar ding

Toen
Aristoteles zich in de Poetica terloops afvroeg of de tragedie als
historische vorm zijn hoogtepunt niet voorbij was, betekende dat misschien een
allereerste teken van zoiets als historisch besef. Zoals ook zijn terloopse
opmerking in de Politica dat er, als er verbetering bestaat in de
geneeskunst, er dan misschien ook verbetering van de wetten mogelijk is, een
eerste hint bevatte in de richting van zoiets als een vooruitgangsgedachte.

Maar het duurde nog vele eeuwen voor die gedachten van tussen verleden en
toekomst te staan zich collectief uitkristalliseerde, met name in de
conceptualisering van de historiciteit van culturele vormen (door en in de
romantiek) en in een van de grote uitvindingen van de Verlichting, ja van de
moderniteit zonder meer: de vooruitgang. 

Het tijdperk van de Verlichting was wellicht
het eerste tijdperk dat van zichzelf bewust was als tijdperk (en niet
zomaar als beweging of stijl).Kant, die het woord Fortschritt in het Duits introduceerde, schreef: ‘We leven niet in
een verlicht tijdperk, maar in het tijdperk van de Verlichting’. Waarmee hij de
naam, die zijn tijdperk al had, tegelijk relativeerde en ijkte: niet een
geëmancipeerd tijdperk maar een tijdperk van emancipatie.

Daarna gaven alle
moderne tijdperken zichzelf namen: het industriële tijdperk, het stoomtijdperk,
het elektrisch tijdperk, het atoomtijdperk. Niet langer de regeerperiode van
vorsten maar de productievorm gaf de nieuwe tijd gestalte. Het atoomtijdperk
was misschien het laatste tijdperk met een duidelijke signatuur en een
duidelijke toekomst: de tijd van de heropbouw, van de ‘Wirtschaftwundergeneratie’
die de welvaartsstaat ineen timmerde en uitbouwde, een wohltemperiertes
consumptieparadijs voor de gepacificeerde klassen door redelijke herverdeling,
een synthese tussen socialisme en kapitalisme (in de schaduw van de koude
oorlog)…

Het heden is zijn naam kwijt

Het
informatietijdperk, het tijdperk van de globalisering, de netwerkmaatschappij,
het lijken allemaal deelnamen, als overkoepelende naam lijken ze niet te
voldoen. Of althans de volgorde lijkt zoekt. Voorlopig toch. Ik heb veel
sympathie voor de term van Sigmund Bauman (en ook voor de man zelf): Liquid
modernity.
Elegant, catchy. Maar het vloeibaar worden van de
moderniteit is ook maar een bijnaam. Op naar de gasvormige moderniteit, of als
synthese, zoals Sloterdijk het ziet, ‘de verschuiming’?

Het voorstel van naamgeving voor ons tijdperk
of onze maatschappij die de socioloog van de risksociety, Ulrich Beck,
voorstelt is alleszins een noodoplossing: second modernity, ‘tweede
moderniteit’. Nu ja, waarom ook niet: het voordeel is dat we zo nog een tijdje
kunnen doorgaan. Derde en vierde moderniteit, laat maar komen.

Toegegeven, er
zit een zekere logica in: na de eerste industriële revolutie kwam de tweede, en
dan de derde en wie weet komt er nog een vierde industriële revolutie en waarom
niet een vijfde, enzovoort. Maar het is verwarrend: de tweede moderniteit komt
overeen met de derde industriële revolutie. 

In elk geval, de versnelling en het complexer
worden gaat door. Complexe systemen, zo leert ons de catastrofetheorie, zijn
chaotisch. En dus wordt met het complexer worden van onze wereld, alles
chaotischer. Maar wat voor de voor fysische catastrofetheorie  weinig dramatisch kan zijn – een turbulentie
van water bij het harder opendraaien  van
een kraan bijvoorbeeld – gewoon een overgang van toestand, een kantelmoment, is
in de menselijke geschiedenis een ethico-politiek probleem van levensbedreigend
formaat geworden: clusters van rampen, en ecologische tipping points die echte nachtmerriescenario’s zijn. Amin Malouf
heeft het heel treffend benoemd:  ‘de
ontregeling van de wereld’. Le
dérèglement du Monde…

Leren leven in een steeds versnellende wereld
is geen makkie en navigeren in een ontregelde wereld is desoriënterend, een
heksentoer, iets voor cyberpunks. ‘Etre
à la hauteur du présent’
(zoals Agamben het in de
geest van Benjamin noemt) is een herculeswerk, in elk geval een sisyfusarbeid,
die mensen op een bepaald moment misschien ook gewoon opgeven.

Vanaf de
romantiek is er trouwens weerstand tegen modernisering en versnelling (eigen
aan het kapitalisme). Romantiek is die weerstand. Een non-lineaire tijd(geest)
doorgronden is een quasi onmogelijke opdracht. Tegenwoordigheid van geest is
meer dan ooit een absolute must, maar opgewassen zijn tegen het heden,
werkelijk tijdgenoot zijn, wordt alsmaar moeilijker door de explosie van het
weten, door de complexiteit en interdependentie van de globalisering, de
versnelling van het levensritme, de versplintering van de geschiedenis en de
dualisering van de wereld.

In die zin was het postmodernisme-debat (in de
kunst en vooral in de filosofie) van de jaren tachtig een belangrijk signaal,
dat niet zomaar onder tafel kan worden geveegd of schouderophalend worden
weggewimpeld. Tussen mei 1968 en oktober 1989 is de moderniteit (en ook het
modernisme en de avant-garde) zijn pluimen verloren – geïmplodeerd of
geëxplodeerd, daarover kan men redetwisten. Beide. De explosie van het weten
(door de constante versnelling van het informatietijdperk), de implosie van
vooruitgangsgedachte…

Maar toch zet de modernisering zich door, al is
het op een complexe, chaotische manier. Daarom mijn voorstel voor een nieuwe
naam: metamoderniteit. Ik heb de term (die ik al heel lang geleden heb gesmeed)
eerder terloops gebruikt. De Franse antropoloog Marc Augé gebruikte in
zijn boek over Niet-Plaatsen uit 1992 trouwens al een variant: surmodernité[1],
maar dat lukt niet goed in het Nederlands en het Engels, dus dan maar uitwijken
naar een combinatie van Grieks voorzetsel en Latijnse woord (wat ik met de
taalpuristen meestal eensgezind afwijs).

In het geval van de samenstellingen
met modern is dat echter niet zo heel ongebruikelijk, denken we maar aan het
zeer courante ‘hypermodern’. Voor het overige heeft het me altijd verbaasd dat
de term niet elders opdook, maar recent is hij kennelijk aan een opmars bezig:
najaar 2014 was er zelfs een heus colloquium aan gewijd in Amsterdam. Het lijkt
dus een klassieker te worden: de Metamoderniteit: de moderniteit voorbij
zichzelf.

Volgens Wikipedia bestaat de term ‘metamodernism’ (toch niet helemaal hetzelfde) al sinds 1975. Ik had het kunnen weten: alles is
altijd al uitgevonden. Metamodernisme is daar echter een louter esthetische
categorie, een synthese van modernisme en postmodernisme, zowel een afscheid
als voorzetting van het modernisme. Maar voor mij was het geen esthetische,
maar een wereldhistorische term.

In de tekst ‘De permanente catastrofe’, onder
de tussentitel ‘de mens als anachronisme’, schreef ik: ‘Voorbij de moderniteit
ligt de hyper-, trans- of metamoderniteit. De vooruitgang als storm drijft ons
(naar het beeld van Walter Benjamin) onherroepelijk de toekomst in. De
hypermoderniteit is in zekere zin alsmaar stormachtiger omdat de mens leeft in
een wereld die alsmaar sneller verandert. Die versnelling is eigen aan de
moderniteit. Gegrepen in deze versnelling wordt de mens een anachronisme’[2]

Ik geloof dat daar nog altijd veel waarheid
in steekt, in die in wezen reeds klassiek modern geworden, na-oorlogse gedachte
van dat voorbijgestreefd zijn van de mens. Gunther Anders, de neef van Walter
Benjamin, publiceerde Die Antiquiertheits des Menschen al in 1956.
Een kolossale hypothese: de mens is door de technologie voorbijgestreefd. Maar
als ik erop terugblik, meen ik dat dit niet alleen letterlijk is te nemen. Niet
alleen is de mens voorbijgestreefd als soort, voorbijgestoken door de machine, maar
hij is ook als individu anachronisch in de betekenis van niet langer in sync met zijn tijd, omdat er geen
tijd meer is om synchroon mee te zijn. Misschien moeten we er een woord voor
verzinnen: Anachronie, klinkt als een synthese van anomie en anachronisme.

Misschien zijn we in een soort van Niet-Tijd
aanbeland. De Voorbij-de-moderniteit-moderniteit.
L’au-delà de la modernité. Beyond Modernity. Het hiernamaals van de moderniteit. Metamoderniteit is het tijdperk van
de gerealiseerde sciencefiction. Cyberpunk: de gelijktijdigheid van het
ongelijktijdige ten top gedreven. De gelijktijdigheid van het ongelijktijdige
was volgens begripshistoricus Reinhart Koselleck een van de fundamentele
inzichten of basiservaringen van de vooruitgangsgedachte en dus van
moderniteit.

Nu is alles gelijktijdig geworden: dat is zowel merkbaar in de
kunst (abstracte kunst, figuratieve schilderkunst, performance, installatie, in
situ, process art, videokunst, multimedia, het kan allemaal) als in het
dagelijks leven, high tech naast slum, consumptiehedonisme naast
fundamentalisme. We kunnen geen tijdgenoot meer worden: wij zijn in door de
tijdruimtecompressie (David Harvey) in de gelijktijdigheid van het
ongelijktijdige, en het ongelijktijdige van het gelijktijdige aanbeland:
nonlineariteit over de hele lijn (om zo te zeggen). Als er geen voor of achter
meer is, kan men dan nog tijdgenoot zijn? Van wie en van wat?

Voor Koselleck betekende moderniteit de
overgang van ervaringsruimte naar verwachtingshorizont. Wat komt er na de
moderne verwachtingshorizont? Het gevoel van catastrofe en het wegkijken van de
infrarealiteit door te vluchten in de hyperrealiteit van de cyberwereld? Het
obligate optimisme van het neoliberale denken? Of krijgt de jonge Nietzsche
gelijk en maken we een  afscheid mee van
het historisch besef. De meeste jongeren hebben er al afscheid van genomen. En
zelfs de meeste mensen.

Misschien ligt daar wel een van de grote
malaises van deze tijd. Het verlies aan historisch besef leidt misschien tot
een globalisering van de verwarring. Metamoderniteit is het tijdperk van
de verwarring en van de catastrofe, van de gelijktijdigheid van het
ongelijktijdige, maar dan niet als moderne
afstand tussen de primitiviteit van de kolonies en de beschaving van het
moederland (de koloniale machten), maar als Entropisch Imperium waarin
neo-middeleeuws fundamentalisme en hypertechnologie naadloos samenkomen. Wij
zijn meer en meer ‘ontijdgenoten’. Ontijgenoten worden we zo goed als
zeker.  

Metamoderniteit is
het tijdperk van de extremen, maar dan in absolute gelijktijdigheid.
Glocalisering is de naam voor de implosie tussen hier en daar. Wat zou de naam
kunnen zijn voor de implosie van toen, nu en straks? Non-lineariteit lijkt me
wat zwak. De opvolging is zoek, de opeenvolging der tijdperken die de
moderniteit heeft ontdekt en uitgevonden, is een non-lineaire warwinkel
geworden. De enige naam die voor mij dus misschien een kans maakt als naam voor
dit soort heden zonder historisch besef en zonder verwachtingshorizont, zonder
doel voor ogen is … Metamoderniteit.

Misschien maken we
inderdaad mee dat er geen historische voorbijgestreefde vormen meer zullen
bestaan, de opera is de laatste kunstvorm die is afgestorven (hij wordt wel nog
uitgevoerd tot in de eeuwigheid). Stel. Kunstvormen sterven niet meer, omdat we
in het tijdperk van de totale gelijktijdigheid leven. Is dat niet de
posthistorie[3]? Maar
posthistorie kan niet dienen als naam voor dit ons heden, voor het
tegenwoordige. Want posthistorie, is post festum en er is niets post-
aan dit eeuwig heden, het is gloednieuw zoals elk heden, maar het heeft geen
naam meer. Het heden is weer naamloos geworden. Een plaatsloze heden. En juist
daarom (in de moderniteit gaven tijdperk zichzelf namen) is het metamodern.  

(Voorpublicatie
uit ‘(Meta)moderniteit voor beginners.
Een archeologie van het heden.
Vantilt, 2015 [?:]) 


[1] Marc Augé. Non-lieux. Introduction à une antropologie de la surmodernité, Seuil,
Parijs, 1992.

[2] De capsulaire beschaving. Over de
stad in het tijdperk van de angst
, Naipublishers, 2004, p. 112.

[3] Zie: https://www.dewereldmorgen.be/artikels/2013/11/05/postscriptum-bij-de-toekomst-nabeschouwingen-over-posthistorie 

take down
the paywall
steun ons nu!