Volledige video onderaan dit artikel (foto Service Employees International Union)

Noam Chomsky: “Kapitalisme en democratie zijn een contradictie”

Recent gaf Noam Chomsky de lezing 'Capitalist Democracy and its Prospects'. Daar gaf hij volgend antwoord op de vraag of kapitalisme en democratie samen kunnen gaan. “Kapitalisme en democratie zijn een contradictie.” Chomsky heeft het over de VS, maar zijn antwoord is zeer herkenbaar voor de EU.

donderdag 1 januari 2015 18:47
Spread the love

Op 30 september 2014 sprak Noam Chomsky
in de Amerikaanse stad Dorchester in de staat Massachussets. Zijn lezing werd
georganiseerd door de Service Employees International Union (SEIU).
Deze vakbond verenigt ongeveer 1,9 miljoen werknemers in de VS en
Canada in de sectoren van de gezondheidszorg, openbare diensten en
onderhoudsdiensten.

Na de lezing vroeg een toeschouwer of
kapitalisme en democratie verzoenbaar zijn. In 18 minuten gaf Chomsky
een overzicht van het ontstaan van het kapitalisme, besprak hij wat
Adam Smith – de grote goeroe van de vrijemarktdenkers – écht dacht en
legt hij uit waarom de Eerste en de Derde Wereld geworden zijn wat ze
vandaag nog steeds zijn.

“Ik begon mijn lezing met te zeggen
dat het verband tussen kapitalisme en democratie een contradictie is.
Een kapitalistische democratie kan gewoon niet bestaan. De mensen die
op een of andere manier echt in de vrije markt en het kapitalisme
geloven, of minstens doen alsof, vragen helemaal geen democratie.”

Geen ‘democratie’ maar ‘vrijheid’

“Als je Milton Friedman leest of
andere apostels van het zogezegde libertaire denken, dan zie je dat
wat ze eisen niet ‘democratie’ is maar ‘vrijheid’. Ze hebben echter
een zeer beperkt concept van wat ‘vrijheid’ is. Het gaat voor hen
niet over de vrijheid van een werkend mens om controle te hebben over
zijn werk, over zijn leven en zo. Het gaat over zijn ‘vrijheid’ om
zich te onderwerpen aan een hogere autoriteit, dat noemen zij
‘vrijheid’.”

“’Democratie’ willen deze apostels
helemaal niet, daar moeten ze niet van weten. Ze hebben groot gelijk,
kapitalisme en democratie zijn inderdaad incompatibel. Wat hier in de
VS ‘libertarisme’ wordt genoemd is in feite het meest extreme
voorbeeld van anti-libertarisme dat je je kan inbeelden.”

“Deze heren zijn voorstander van
private tirannieën, de ergste soort tirannie die er bestaat, door
private concentraties van rijkdom, die niet ter verantwoording kunnen
worden geroepen. Wanneer deze mensen zeggen dat ze geen inmenging
willen van de overheid in de markt is het dat wat ze écht bedoelen.
Misschien hebben ze dat zelf niet door, maar als je daar ook maar
even op doordenkt, is dat overduidelijk. Het soort overheidsinmenging
in de markt die zij daarentegen juist wel willen toepassen is die die
mogelijk maakt dat private tirannieën ‘vrij’ kunnen werken. Dat zijn
de grote bedrijven, de multinationals.”

“Het is de moeite waard om er even
bij stil te staan hoe radicaal tegengesteld dit is aan het klassieke
liberalisme. Deze personen beroepen zich bijvoorbeeld graag op Adam
Smith (1723-1790). Als je Adam Smith leest, zie je dat hij net het
tegenovergestelde zei. Hij is zogezegd bekend voor zijn oppositie
tegen overheidsregulering, tegen overheidsinmenging in de markt. Dat
is niet waar. Hij was een voorstander van regulering wanneer het ‘in
het voordeel is van de werkende mens’. Hij was tegen inmenging als
die ten voordele was van de bazen. Dát is traditioneel klassiek
liberalisme.”

“Dat wat men nu in de VS
‘libertarisme’ noemt, waarbij men naar een geschiedenis verwijst die
men zelf in elkaar heeft geflanst, is radicaal tegengesteld aan de
principes van het klassiek liberalisme. Ik sta er versteld van dat
heel wat jonge mensen, universiteitsstudenten, door dit soort
gedachtengoed worden aangetrokken. Je kan immers toch zelf de
klassieke teksten lezen.”

“Neem dus Adam Smith. Hij is immers
hun icoon. In zijn tijd werd hij gezien als een gevaarlijke radicaal,
omdat hij zeer anti-kapitalistisch was. Hij leefde wel in een
pre-kapitalistisch tijdperk. Hij veroordeelde het smerige axioma van
de bazen van de mensheid: “Alles voor onszelf en niets voor al de
rest”. Hij vond dat afschuwelijk.

De onzichtbare hand

“Neem zijn bekende beeldspraak van de
onzichtbare hand. Dat leren we al in de middelbare school en op de
universiteit. Adam Smith heeft die term inderdaad gebruikt, maar zeer
weinig. Wel, laat ons eens kijken naar hoe hij die term echt
gebruikte. In zijn boek Wealth of Nations (1776)1,
zijn voornaamste werk, heeft hij het daar welgeteld één keer over.
Als je naar de context kijkt, dan zie je dat hij het gebruikt als een
argument TEGEN wat we nu neoliberale globalisering wordt genoemd.”

“Hij had het over het toenmalige
Engeland. Zijn redenering ging zo. Veronderstel dat in Engeland de
handelaars en de producenten zouden investeren in het buitenland en
zouden importeren uit het buitenland, dat zou voor henzelf zeer
winstgevend zijn, maar zeer schadelijk voor de bevolking van
Engeland. Zij voelen zich echter zo toegewijd aan hun eigen land –
wat men in de literatuur hierover de vooringenomenheid voor het eigen
land (the home bias) noemt – dat ze zich beperken tot minder
winstgevende activiteiten in eigen land, alsof ze door een
onzichtbare hand worden geleid. Zo wordt Engeland gered van de
verwoestingen van wat we nu neoliberale globalisering noemen. Dat is
de enige keer dat hij die beeldspraak gebruikte in Wealth of
Nations
.”

“Hij gebruikte de term ook één keer
in zijn ander werk The Theory of Moral Sentiments (1759). De context
is nu ook Engeland, dat toen nog hoofdzakelijk een agrarisch land
was. Hier gaat zijn redenering zo. Veronderstel een grote
landeigenaar die een enorme hoeveelheid land weet te verkrijgen.
Iedereen moet daar voor hem werken. Dat zal meestal redelijk goed
verlopen, zegt Smith, omdat die landeigenaar zal worden gemotiveerd
door zijn natuurlijke sympathie voor de andere mensen. Hij zal er dus
voor zorgen dat alle noden van het leven billijk worden verdeeld
onder zijn onderdanen op zijn landerijen. De welvaart zal zo eerlijk
en rechtvaardig worden verdeeld, alsof er een onzichtbare hand achter
zit. Daar gebruikt hij de term dus opnieuw.”

“Vergelijk dat met wat je op school
hebt geleerd of wat je in de kranten leest, zowat overal in de media.
Iedereen heeft waarschijnlijk wel de eerste alinea’s gelezen van
Wealth of Nations. Daarin staat hoe wonderbaar het toch is dat de
beenhouwer zijn belangen nastreeft, net als de bakker en hoe gelukkig
we allemaal zijn. Wij moeten dus voor verdeling van de arbeidstaken
zijn. Dat heeft iedereen gelezen.”

“Hoeveel mensen hebben echter een
paar honderd pagina’s verder gelezen in zijn boek. Daar vind je een
bittere aanval van Smith op deze opdeling van arbeid, om redenen die
toen de norm waren in de periode van de Verlichting. Hij zei dat als
je streeft naar een opdeling van alle arbeid in aparte taken, dan
gaan de mensen alleen nog die taken krijgen waarbij ze steeds weer
dezelfde mechanische handelingen herhalen. Ze zullen geen specifieke
technische vaardigheden meer hebben.”

“Dat was eeuwenlang de leidraad voor
de bazen: leer de arbeiders geen technische vaardigheden meer. Dat
krijg je als je de arbeid gaat opdelen in aparte taken. Smith
vervolgt: “Zo verworden mensen tot creaturen, zo stom en onwetend
als menselijk mogelijk mis. In eender welke geciviliseerde
maatschappij moet de overheid dus tussenbeide komen om deze gang van
zaken te voorkomen.” Zo dacht Adam Smith in werkelijkheid over de
opdeling van arbeid in afzonderlijke taken.”

“Doe nu het volgende, dit is een goed
idee voor een onderzoeksproject. Neem de academische heruitgave van
Wealth of Nations van de uitgeverij van de University of Chicago ter
gelegenheid van het tweehonderdjarig bestaan van het boek (oorspronkelijk verschenen
in 1776). Daar zitten academische studies bij, voetnoten en zo.”

“Neem de index. Zoek naar ‘division
of labor’. Dan zie je dat dit deel van het boek van Smith niet werd
onderzocht, er wordt niet naar verwezen. Je vindt het dus niet,
tenzij je beslist om het boek helemaal te lezen. Pas dan ga je vinden
wat hij daar over dacht. Daar staan ook dingen in die je niet kan
bekritiseren, zoals zijn advies aan de kolonies. In ieder geval is
dit een heel andere visie op libertarisme en kapitalisme dan
vandaag.”

“Een kapitalistische democratie zou
zichzelf vernietigen, kapitalisme, een laissez-faire economie zou
zichzelf vernietigen. Daarom is het er ook nooit van gekomen. De
bazen verstaan maar al te goed dat ze niet kunnen overleven in een
échte kapitalistische vrijemarkteconomie. Dat zien we aan de
geschiedenis.”

Waarom Egypte en India negatief ontwikkelden

“Toen de VS onafhankelijk werden (de
13 eerste staten van de VS) konden ze de de economische laissez-faire
spelregels van de vrije markt naast zich neerleggen en zich
ontwikkelen. Er waren nog ander landen klaar voor de industriële
revolutie, zoals Egypte en India. Die kregen allemaal dezelfde raad,
doe het volgens de regels van de vrije markt. India was toen al het
centrum van de commerciële en industriële wereld, meer dan
Engeland. Het is best mogelijk dat ook Egypte zou ontwikkeld zijn tot
een industriële staat. Het was een welvarend landbouwland (zoals
Engeland en de VS) dat katoen produceerde (zoals de VS). Dat was de
‘aardolie’ van die tijd.”

“Egypte had ook geen slaven nodig
(zoals de VS). Er waren boeren genoeg en er was een centrale regering
die op industriële ontwikkeling gericht was. Net als India had het
land dus kunnen evolueren naar een moderne industriële staat. Zij
hadden echter niet de vrijheid om de economische spelregels van de
vrije markt te verwerpen zoals de VS, omdat ze nog door de Britse
macht overheerst werden. Zij werden dus gedwongen om die regels van
de zogezegde vrijemarkteconomie wél te volgen. Zo komt het dat
Egypte Egypte werd en de VS de VS. India ging door een eeuw van
negatieve ontwikkeling tot aan zijn onafhankelijkheid. Dat is wat er
echt gebeurt wanneer je de laissez-faire economische principes van de
vrije markt toepast.”

“Zo is de opdeling tussen Eerste en Derde Wereld ontstaan. De landen die zich wél konden
ontwikkelen, zijn de landen die de regels van de kapitalistische
economie brutaal met de voeten traden. Engeland, de VS, Duitsland,
Frankrijk, de Benelux. Slechts één land in het Zuiden wist zich toch te ontwikkelen: Japan, net dat éne land dat niet was gekoloniseerd en dus dezelfde protectionistische koers kon varen als
de rijke landen.”

“In 1846 lag Groot-Brittannië zo ver
voor op de rest van de wereld op gebied van industriële
ontwikkeling, dat ze vonden dat het voor hen mogelijk was over te
schakelen naar een echte laissez-faire vrijemarkteconomie. Dat deden
ze echter met een aantal specifieke beperkingen. Eerst en vooral
sneden ze India af van buitenlandse investeringen. India mocht zich
niet industrieel ontwikkelen.“

Echte concurrentie is ongewenst

“Na enkele jaren écht
vrijemarktbeleid vroegen de Britse kapitalisten echter om er mee te
stoppen. Ze konden de buitenlandse competitie immers niet aan. In de
jaren 1920 konden ze niet meer concurreren met bijvoorbeeld Japanse
producten. Dus besloten ze het Britse imperium letterlijk af te
sluiten voor niet-Britse handel. Die blokkade van Japanse producten
naar de Britse kolonies in Azië werd één van de motieven van Japan
voor deelname aan de oorlog in de Stille Oceaan tijdens de Tweede
Wereldoorlog.”

“De VS deden in die periode hetzelfde
met hun toen nog kleinere imperium (in de Filipijnen) en de
Nederlanders deden hetzelfde in Indonesië. Al deze imperialistische
systemen beslisten toen dat het gedaan moest zijn met echte
vrijhandel. Wij kunnen echte concurrentie immers niet aan. Toen deze
imperia daarom hun markten afsloten, had Japan geen markten meer,
geen toegang tot grondstoffen en trok het uiteindelijk ten oorlog.
Dat is voor het overgrote deel de reden voor wat toen gebeurd is.”

“In 1945 neigde de VS in de Stille
Oceaan naar een laissez-faire economie. Op dat ogenblik was de VS
zowat de baas in de hele wereld geworden, omwille van redenen die nu
voldoende bekend zijn. Washington riep een internationale conferentie
bijeen in Mexico in februari 1945. Het westelijk halfrond (van de
Amerika’s) werd daar gedwongen een charter goed te keuren, dat eender
welke inmenging in de principes van de vrije markt verbood.”

“De bedoeling – zoals we die in de
toenmalige rapporten van het (Amerikaans) ministerie van buitenlandse
zaken kunnen lezen – was de nieuwe nationalistische bewegingen in
Latijns-Amerika in de kiem te smoren. Het idee achter deze nieuwe
bewegingen was dat de bevolking van een land zou moeten kunnen
genieten van de eigen grondstoffen en hulpbronnen (met andere
woorden, democratie).”

“Dat is duivels, dat kunnen we niet
toelaten. Alleen westerse en Amerikaanse investeerders horen te
genieten van die grondstoffen. Dat werd toen het economisch charter
van de Amerika’s, dat aan alle landen van de Amerika’s werd opgelegd,
met één uitzondering. De VS zelf hoorde die regels niet te volgen.
Integendeel, hier gebeurde net het omgekeerde. Er werd hier massaal
geïnvesteerd in de economie door de staat. Die stippelde een
industrieel beleid uit. Zo heeft de Amerikaanse overheid onder meer
onze hoogtechnologische economie van vandaag opgericht.”

“Dat kan je tot vandaag zien hier aan
de overkant van de rivier (in Boston). Neem MIT (het Massachusetts
Institute of Technology) in de jaren 1950. Toen ik hier aankwam, was
dat volledig omringd door hoogtechnologische bedrijven, zoals
Raytheon. Kijk naar MIT vandaag en de gebouwen hier rond MIT, zoals
(het farmaceutisch bedrijf) Pfizer. De reden waarom (dat nu
farmaceutische bedrijven zijn) is overduidelijk.”

Biotechnologie

“In de jaren 1950 was alles gericht
op hoogtechnologische ontwikkeling. Om gedaan te krijgen dat de
bevolking daar voor zou betalen, werd dan geroepen ‘de Russen zijn
daar’, zodat ze met hun belastingen de ontwikkeling van al die
producten financierden, via het Pentagon (het ministerie van
defensie). Het Pentagon plaatste dan bestellingen voor onderzoek bij
al die bedrijven.”

“Zelfs mijn loon werd daar
grotendeels mee betaald. Je had dus al die zogezegde private
industriële bedrijven hier in de buurt. Die konden dan al die
producten commercialiseren, eenmaal het onderzoek voor hun
ontwikkeling door de overheid was betaald.”

“Sinds de jaren 1970 beweegt de
slinger weg van technologische ontwikkeling naar onderzoek en
ontwikkeling in de biologie. De onderzoekssubsidies door het Pentagon
nemen af, de andere overheidssubsidies nemen daarentegen toe, vooral
vanwege overheidsinstellingen die met volksgezondheid bezig zijn.”

“De privé bedrijven begrijpen dat
heel goed. Nu proberen bedrijven die met genetisch onderzoek bezig
zijn overheidssubsidies in te pikken, die jij met je belastingen
betaalt, zodat ze die producten dan kunnen commercialiseren en er
winst mee maken. Dat gebeurt heel openlijk, terwijl we er op staan te
kijken.”

De reële kapitalistische democratie

“Je hebt een zeer effectief
onderwijssysteem nodig om te verhinderen dat mensen dat zouden door
hebben, terwijl het toch open en bloot gebeurt. Dit is echter de
manier waarop de echt bestaande kapitalistische democratie werkt.”

“Nog een laatste woordje over
democratie. Die enorme aanval op de democratie gebeurt op alle
vlakken. Nu heeft die een ongekend hoogtepunt bereikt. Een van de
voornaamste onderwerpen van mainstream politiek-wetenschappelijk
onderzoek is vandaag – ik heb het niet eens over radicalen, maar
over de mainstream – is vergelijkingen maken tussen de opinies van
de bevolking en het effectieve overheidsbeleid. Dat is enorm veel
gedetailleerd prutswerk, maar redelijk eenvoudig qua
onderzoeksmethode.”

“Het overheidsbeleid kennen we immers
al , dat zien we voor onze neus alle dagen. Er worden uitgebreide
opiniepeilingen gedaan, die zeer betrouwbaar zijn. Die
onderzoeksresultaten zijn zeer samenhangend en duidelijk. Men weet
dus redelijk goed wat de opinies van het publiek zijn. Die resultaten
worden bovendien openlijk gepubliceerd in grote wetenschappelijke
tijdschriften. Die resultaten zijn zeer
rechtlijnig. Ze zeggen het volgende.”

“Zowat 70 procent van de
Amerikaanse bevolking, de 70 procent laagste inkomens, zijn
letterlijk niet meer betrokken bij de politieke beleidsvorming. Hun
opinies hebben geen enkele invloed op de beleidskeuzes van de
overheid. Hun verkozenen besteden daar geen enkele aandacht aan.”

“Dat is dan ook één van de
voornaamste redenen waarom een groot deel van deze bevolkingsgroep de
moeite niet meer doet om te gaan stemmen. Ze krijgen toch geen enkele
aandacht van de verkozenen. Je kan er de technische literatuur op
nalezen.”

“Wanneer je hoger op de
inkomensschaal gaat kijken, merk je dat de invloed op de politiek
toch een beetje toeneemt. Kom je daarentegen bij de top – wat we
sinds Occupy de ‘één procent’ noemen – dat cijfer is niet juist.”

“Het gaat niet over de één procent maar eerder over de één tiende van
één procent. Dát is de top waar de massale concentratie van de
rijkdom zich bevindt. Die bepalen gewoon het politiek beleid. Dit is
geen democratie, dit is plutocratie.”

“Het positieve daaraan is dat dit
systeem wel degelijk kan veranderd worden, het is niet op bruut
geweld gebaseerd. Wat dat betreft, leven we vandaag in een zeer vrij
land, dank zij vele overwinningen over de eeuwen heen. Het is niet
meer mogelijk voor een groot bedrijf om te doen wat iemand als Andrew
Carnegie nog kon doen in 18922.
Dat geeft ons heel wat mogelijkheden. We moeten daar gebruik van
maken.”

‘Why You Can Not Have a Capitalist Democracy’ werd vertaald door Lode Vanoost. Deze vertaling kan worden overgenomen voor niet-commerciële doeleinden, mits weblink naar deze oorspronkelijke vertaling.

Video van Chomsky’s toespraak (17’46”):

1 An
Inquiry into the Nature and Causes of the Wealth of Nations

(1776). De ‘onzichtbare hand’ wordt vernoemd in het vierde deel,
tweede hoofdstuk.

2 Op
30 juni 1892 gingen de arbeiders van de staalbedrijven in het stadje
Homestead, in de buurt van Pittsburgh, in staking voor betere lonen
en arbeidsvoorwaarden. De hoogovens van Andrew Carnegie produceerden
in hoofdzaak staalplaten voor de vloot van de Amerikaanse zeemacht,
die daar veel meer voor betaalde dan ze op een concurrentiële markt
hadden gemoeten. Carnegie wierf zijn arbeiders aan met een
werkcontract dat lidmaatschap van een vakbond verbood. Waar vorige
stakingen voor meer sociale rechten nog leden aan een groot gebrek
van organisatie en syndicaal leiderschap, was de staking van 1892
goed voorbereid en georganiseerd. Carnegie liet elektrische
omheiningen met wachttorens bouwen. Op 6 juli 1892 wilde Carnegie
zijn hoogovens weer starten met aangevoerde arbeiders zonder
contract begeleid door privé milities van het bedrijf Pinkerton.
Gevechten liepen uit de hand waarbij doden vielen en Carnegie riep de hulp in van de
politie en de nationale garde. Op 18 juli 1892 riep de gouverneur
van de staat Pennsylvania de staat van beleg uit, die alle openbare
samenkomsten verbood. Vakbondsleiders werden opgepakt en
kregen zware gevangenisstraffen voor ‘sabotage’. Het bedrijf
Carnegie Steel bleef na de mislukte staking van 1892 nog 40 jaar
verboden terrein voor vakbonden. De arbeidsomstandigheden werden pas
in de jaren 1930 enigszins verbeterd, toen de federale overheid
onder president Franklin Roosevelt de vakbonden alsnog een beperkte vorm
van bescherming gaf.

take down
the paywall
steun ons nu!