Boekrecensie - Erwin Jans

Caravantis: proeve van een dystopische roman

Achter het volmaakte geluk gaat een gruwelijke werkelijkheid schuil. Dat laat Frank Albers zien in zijn dystopische roman Caravantis. Het boek bevat toespelingen op het verlangen naar een Vlaamse republiek.

vrijdag 12 december 2014 12:05
Spread the love

Caravantis
van Frank Albers behoort samen met Massa
van Joost Vandecasteele en Gelukkige
Slaven
van Tom
Lanoye tot een genre van eigentijdse romans die een panoramisch beeld
willen schetsen van onze globaal geworden samenleving. Ze worden
gekenmerkt door een veelheid aan thema’s, personages en
gebeurtenissen die zich niet lineair laten vertellen, maar in een
netwerk van spiegelingen en contrasten, toevallige ontmoetingen en
onverwachte perspectieven met elkaar verbonden worden. Het zijn
romans die meer aandacht schenken aan ideologische en sociologische
breedte dan aan psychologische diepgang. Ze ensceneren zowel banale
als buitengewone personages, zowel realistische als groteske
gebeurtenissen die op zich weinig vertellen, maar als totaal pakket
iets bloot leggen van de politieke, economische en sociale processen
die het begin van de eenentwintigste eeuw vormgeven.

Op iedere
pagina voel je dan ook de hand van de schrijver. Het is zijn visie op
de wereld die de lappendeken van personages, de wirwar van
gebeurtenissen en de polyfonie van stijlen samenhoudt. Bij Albers is
dat zonder enige twijfel een pessimistische visie. Die somberte
krijgt zelfs een existentieel-kosmische dimensie wanneer hij een
personage op het einde van de roman laat zeggen: “de zwaartekracht
is niets anders dan het graaien van de aarde naar wat verloren ging.
Het is een soort kramp van een melancholisch heelal dat samentrekt om
te herenigen wat de Big Bang heeft uiteengedreven.”

Toch
is het precies dit melancholisch verlangen dat de recent uitgeroepen
republiek Caravantis – de plek waar de roman zich afspeelt – wil
uitbannen. Caravantis wil de ‘ultieme utopie’ zijn. In
tegenstelling tot andere utopieën, zo leren we uit een lezing van de
rector van de belangrijkste universiteit van het land, kijkt
Caravantis niet nostalgisch om naar betere tijden, maar omarmt het
heden met al zijn onvolkomenheden en toevalligheden: “Wat er ook
gebeure, dames en heren, we hebben beslist
dat we gelukkig zijn.” De verbeelding, zo stelt de rector, is de
grootste hinderpaal voor het menselijk geluk. Mensen die steeds maar
omkijken naar vroeger of maar blijven hopen dat het ooit beter zal
worden, lijden volgens hem aan het Penelope-complex, genoemd naar de
vrouw van Odysseus die haar leven voorbij liet gaan en twintig jaar
lang wachtte op de terugkeer van haar man. Het zal niemand
verwonderen dat achter het volmaakte geluk een gruwelijke
werkelijkheid schuilgaat. Caravantis
is een proeve van een dystopische roman. Het begin van deze eenentwintigste eeuw laat wellicht ook niets anders toe. De enige vraag
die gesteld kan worden, is hoe overtuigend de apocalyps beschreven
wordt.

Financieel schandaal

Albers
gebruikt een beproefd procedé. Hij laat de lezers het wel en wee van
Caravantis ontdekken via de ogen van een buitenstaander: Jakob
Jarvik, de journalist van The
Wyoming Times
, die
naar Caravantis gestuurd wordt om verslag te doen van een jongen die
maar blijft groeien (en op het einde van de roman de dertig meter
gepasseerd is). Jarvik maakt onder andere kennis met Suzanne, die
getrouwd is met Cyril Claes, de ‘gewoonste man’ van Caravantis.
Daarnaast is er een oud-rechter wiens vrouw op mysterieuze manier
verdwijnt en die daar langzaam aan kapot gaat; een ex-gedetineerde
die twaalf jaar lang onschuldig in de gevangenis zat en een
verhouding begint met een caféhoudster die een kind heeft uit een
affaire met de president van Caravantis; de Kroatische ex-keeper
Balint die ooit zeer populair was totdat een financieel schandaal het
hele voetbal in Caravantis om zeep hielp. Buiten het kleine universum
van Caravantis staat de geniale baby, Benjamin Faust, die van bij
zijn geboorte kan spreken en de taalpil linguanol
uitvindt waarmee
iedereen binnen een week Engels kan spreken. Zo wordt iedere
taaldiversiteit en taalpolitiek voor minderheden meteen totaal
overbodig.

Dit is niet de enige opmerking die de lezer doet
vermoeden dat achter de republiek van Caravantis ook iets van het
verlangen naar een Vlaamse republiek schuilgaat: “wij hebben lang
genoeg, ja veel te lang gewacht en gehoopt en geloofd dat dit
Koninkrijk ons ooit zou geven wat ons toekomt, respect voor onze taal
en onze gewoonten, respect voor onze rechtmatige eisen en verlangens,
respect voor wie we zijn en wie we willen worden”, zo staat er in
de onafhankelijkheidsverklaring. Maar het politieke experiment van
Caravantis leidt al snel tot het afschaffen van de democratie en tot
de letterlijke gettoïsering van de culturele minderheden: “voor u
nu gaat roepen dat wij allemaal dikke racisten zijn moet ik u zeggen
dat wij met die maatregel helemaal geen racistische bedoelingen
hadden maar dat het volgens ons een bewijs was van nederigheid van
culturele nederigheid om te kunnen toegeven dat dat hele project van
integratie jammer genoeg misschien op een totale mislukking is
uitgedraaid en dat het eigenlijk alleen maar een soort waanbeeld was
van filosofen en intellectuelen die in hun eigen wereldje leven ver
van de dagelijkse miserie van de mensen”, vertelt reisleidster
Sybille aan een groep internationale toeristen die in een
geblindeerde bus door de getto’s rijden. De geruchten dat
vreemdelingen alleen maar in Caravantis mogen blijven als ze zich
laten steriliseren, worden door de reisleidster overigens niet echt
tegengesproken. Het is Albers op z’n scherpst.

Meerstemmigheid

De
roman ‘ontplooit’ zich niet echt. Geen toeval dat het derde en
veruit het langste hoofdstuk van de roman Scherven heet. De
hoofdstukken zijn inderdaad scherven: van een discours of van een
bestaan. Op het einde van de roman beschrijft Jakob Jarvik zijn
situatie als volgt: “Ik ben de vreemdeling, rondscharrelend in dit
verbrijzeld glasschilderij.” Vermoedelijk wil Albers dat zijn roman
ook op die manier gelezen wordt, en daar is veel voor te zeggen. Een
veelvoud aan stemmen en perspectieven betekent ook een veelheid aan
toonaarden. Albers toont zich hier een behendig stilist. De roman
opent met een Ouverture:
een aantal korte fragmenten die naast elkaar geplaatst onbegrijpelijk
zijn voor de lezer maar die – zo zal later blijken – afkomstig
zijn uit de verschillende verhaallijnen van de roman. Je zou deze
ouverture ook kunnen zien als het moment waarop de verschillende
muzikanten uit een orkest hun instrument nog even testen voor de
aankomst van de dirigent. Een aantal van de verhaallijnen worden in
de loop van de roman met elkaar verknoopt, andere blijven gewild
loshangende draden.

De
meerstemmigheid van de roman uit zich niet alleen op het niveau van
de verschillende personages en de verschillende stijlen die
uitgeprobeerd worden (realistisch, grotesk, essayistisch,
dramatisch). De roman zit eveneens vol van al dan niet expliciete
verwijzingen naar zowel de literatuur en de filosofie als naar de
populaire cultuur. Op het einde van de roman zegt Jakob Jarvik tegen
zijn vriendin Suzanne dat zijn ware naam Karl Rossmann is. Dat is
niet toevallig de naam van het hoofdpersonage uit Kafka’s
onvoltooide roman Amerika.
Beide personages
blijken ook een gelijklopende biografie te hebben: emigratie uit
Duitsland, een tijdlang inwonen bij oom Jacob, een loopbaan als
liftboy en ten slotte een job bij Het Theater van Oklahoma. Albers
laat met andere woorden Kafka’s emigrant als journalist terugkeren
naar de oude wereld! En wie de passages leest over het ondergrondse
netwerk van prostitutie en vrouwenslavernij waarin de notabelen van
Caravantis betrokken zijn, kan niet anders dan aan series als Twin
Peaks
of films als
Eyes Wide Shut
denken.

Vloedgolf




Waar
brengt dit de lezer? Een van de laatste hoofdstukken van de roman
heet Het hart van
Caravantis.
Net
zoals de ideale – want fantasieloze – relatie tussen Suzanne en haar
‘gewoonste man’ langzaam maar zeker uit elkaar valt, zo vallen
ook alle maskers in Caravantis. Stakingen, geheimzinnige ontvoeringen
en zelfmoorden, een verschrikkelijke terroristische aanslag op de
kerstmarkt, een al even gruwelijk netwerk van vrouwenmishandeling,…
Het ‘hart’ van Caravantis is een opeenstapeling van horror en
destructie. Wat doe je met zo’n wereld? Op de laatste pagina laat
Albers tijdens een groots en theatraal opgezet nieuwjaarfeest in een
stenen hotelboot op het strand van Caravantis een enorme vloedgolf
aanrollen…

Misschien
is de gewilde onvoorspelbaarheid van de roman bij momenten ook wat
voorspelbaar, vooral in het oproepen van catastrofes (de aanslag, de
seksslaven, de tsunami,…), maar de afwisseling van toonaarden, de
botsing tussen stijlen, de politiek-maatschappelijke satire en het
spel met literaire verwijzingen maken van Caravantis
een met intelligentie, verbeelding en observatievermogen geschreven
roman over het eerste decennia van de eenentwintigste eeuw.

Frank
Albers,
Caravantis, 2014, De Bezige Bij, Amsterdam, ISBN 978 90 234
8854 5

take down
the paywall
steun ons nu!