Galbraith en Piketty: het vlees en de jus

Galbraith en Piketty: het vlees en de jus

Hoog bezoek in Brussel. Op 5 november gaf James K. Galbraith een lezing over de groeiende ongelijkheid in de wereld. Een dag later presenteerde Thomas Piketty zijn boek "Kapitaal in de 21ste eeuw". De twee economen zijn gemakkelijk van elkaar te onderscheiden. Toch willen ze op hetzelfde punt uitkomen.

dinsdag 25 november 2014 20:52
Spread the love



Thomas Piketty (links) en James K. Galbraith (rechts)

Economen James K. Galbraith (1952) en Thomas Piketty (1971) bespraken afzonderlijk hun
onderzoeksbevindingen over het thema ongelijkheid. Na afloop liep je met
bonzende slapen de zaal uit. De economische reuzen trakteerden hun publiek
namelijk op een uitvoerig cijfermatig verhaal. Conclusie: het is zeker mogelijk
om de groeiende ongelijkheid in de wereld de kop in te drukken.

Een dag vóór zijn boekpresentatie bezocht Piketty het Nederlandse
parlement. In de avond kreeg hij een
sterrenontvangst in Paradiso, de
rocktempel van Amsterdam. Daar werd hij
door journalist Joris Luyendijk geïnterviewd. De toegangskaarten voor het
interview waren in een mum van tijd uitverkocht. De volgende dag stond Piketty
in een grote klassieke, drielagige zaal in het Bozar-gebouw van het
Paleis voor Schone Kunsten in Brussel.

De lezing van Galbraith vond plaats in de Koninklijke Vlaamse
Schouwburg. Een bescheiden zaal voor de
zoon van de welbekende Amerikaanse econoom John Kenneth Galbraith (1908-2006).

Socialistisch model

James Galbraith
zet vraagtekens bij een reeds lang bestaand idee in het debat over
ongelijkheid. Aan dit idee ligt
een vergelijking tussen Europa en de VS ten grondslag: de VS kent een
hogere inkomensongelijkheid, maar dankzij de flexibelere en efficiëntere
arbeidsmarkt zijn de werkloosheidcijfers relatief lager dan in Europa.

In Europa is de situatie precies andersom: weliswaar is de
inkomensongelijkheid lager, maar de arbeidsmarkt is meer gereguleerd en de
werkloosheidcijfers liggen hoger. Uiteindelijk dwingt dit idee je om
één van de twee modellen te kiezen. Ofwel kies je voor het Amerikaans model van kapitalisme en
vrije markt, namelijk ‘jobs and misery’. Ofwel kies  je voor het Europees, naar Amerikaanse
smaak ‘socialistisch’ model van ‘welfare and unemployment’.

“Piketty stelt dat in het huidige kapitalistische systeem ongelijkheid zal blijven groeien.”

Tegenover dit idee staat wat Galbraith noemt het “Piketty-idee”.
Piketty stelt dat in het huidige
kapitalistische systeem ongelijkheid zal blijven groeien. De reden is de
uiteindelijke accumulatie van financiële welvaart die in de handen ligt van een
klein aantal groepen mensen. Een relatief nieuw en populair idee. Galbraith
gelooft dat dit idee een belangrijke
deugd heeft, namelijk dat het
(on)gelijkheidsvraagstuk in het domein van de macro-economie wordt geplaatst.

“Dit idee kan je brengen tot twee verschillende uitkomsten”, vervolgde
Galbraith. “De eerste uitkomst is fatalisme: de totale onderwerping aan het
kapitalisme, omdat het toch nooit meer weg zal gaan. En als ongelijkheid een
product is van het kapitalistische
systeem, dan moeten we dit als een gegeven accepteren. De tweede uitkomst is het taxeren van welvaart, zoals
Piketty dat voorstelt.”

Publieke schulden

De invoering van een progressieve welvaartsbelasting kan “meer
democratische transparantie over de welvaartsverdeling in de wereld”
teweegbrengen, aldus Piketty in Brussel. Hij vertelde dat hij binnen het debat over ongelijkheid de focus probeert te verschuiven van inkomensongelijkheid
naar welvaartsongelijkheid en de dynamiek van welvaartsaccumulatie en -verdeling. Hiervoor keek hij naar de
geschiedenis van publieke schulden van verschillende landen in de wereld.

Samen met collega’s uit twintig verschillende landen heeft
Piketty grote historische data-analyses opgezet, om een empirisch overzicht te
krijgen van de historische evolutie van inkomen en welvaart. Piketty waarschuwde
wel dat dit boek een momentopname is. “En we moeten niet vergeten dat nieuw
onderzoek andere bevindingen kan geven”, zei hij.

Piketty hoopt met zijn boek een
bijdrage te kunnen leveren aan de democratisering van economische kennis,
zodat iedereen het economische domein
kan begrijpen en dat het een gemeenschappelijke onderneming wordt. In Amsterdam legde hij uit dat
langetermijnontwikkelingen in de (on)gelijkheid in de wereld zeker ook te maken hebben met welvaartsverdeling. Tot de Eerste Wereldoorlog leefden we in een
traditionele patrimoniale samenleving waar de welvaart sterk geconcentreerd was
in de handen van een klein aantal groepen mensen. In 1913 werd de inkomstenbelasting in de VS ingevoerd, in 1914 in Frankrijk
en tot 1920 hebben de meeste Europese landen de
inkomstenbelasting gekregen.

Inkomstenbelasting is een simpele indicator van inkomensongelijkheid, vertelde
Piketty Hij heeft vastgesteld dat in de nasleep van de Eerste en Tweede Wereldoorlog
het kapitaal grotendeels is vernietigd. Volgens Galbraith klopt dit niet. In
Europa was die vernietiging slechts op een paar plekken te zien. Europa en de
VS hadden in deze periode de schouders gezet onder de uitbreiding van
belastingsystemen voor inkomens en bedrijfswinsten,
en voor de constructie van een stevig sociaal zekerheidsstelsel

Daar kan Piketty het mee eens zijn. Hij constateerde dat met de komst van
de verzorgingsstaat na de Tweede Wereldoorlog (en verbeteringen in het onderwijs en de gezondheidszorg) de
welvaartsongelijkheid daalde. Dit gold ook voor de inkomensongelijkheid. Dit
was geen resultaat van een natuurlijk proces, maar van een samenwerking tussen
verschillende actoren en instituties, en historische gebeurtenissen
(bijvoorbeeld de invoering van een
belastingsysteem in de VS, en de Grote Depressie).

Tot in de jaren tachtig bestond het optimisme dat inkomensongelijkheid redelijk stabiel kon
blijven. Na de val van de Berlijnse muur in 1989 zag men nog maar één manier om de
samenleving te organiseren, de kapitalistische manier, en geloofde men dat de werking van de markten almachtig was en alle problemen kon oplossen. Piketty gelooft in
marktwerking, maar niet in het almachtige element dat ze zou bezitten. Hij
pleit voor sterke democratische, juridische en fiscale instituties die ervoor
moeten zorgen dat de markt het algemeen belang blijft dienen.

Op dit moment is er gevaar voor de terugkeer naar de tijd van
welvaartsconcentratie. De ongelijkheid in de wereld stijgt snel. Dit leidt tot
de stagnering van middeninkomens en lage inkomens, en van het financiële
systeem zelf. In de VS zien we een stijging van de publieke schulden en in Europa
zien we een stijging van de kapitaal-inkomensratio. Een mogelijke oorzaak is
de langzame bevolkingsgroei in enkele Europese landen, zei Piketty.

Outsourcesector 

Voor zijn onderzoek naar de stijgende ongelijkheid in de wereld heeft
Galbraith andere onderzoeksmethoden gebruikt, en heeft hij (dus) andere data gegenereerd.
Galbraith onderzocht verschillende landen in een tijdsbestek van veertig tot
vijftig jaar, en richtte zich op onderdelen van het brede spectrum van
ongelijkheid die het beste te meten zijn. Over de ongelijkheid in de
wereldeconomie kan Galbraith melden dat vanaf de jaren zeventig de ongelijkheid overal in de wereld is
gestegen, een aantal Europese landen uitgezonderd.

In het tijdvak 1970-2010 zag Piketty in verschillende landen een stijging
van de private welvaart ten opzichte van het nationaal inkomen. Volgens hem is deze stijging deels te
verklaren door de langzame economische groei (bijvoorbeeld door een deel van het
inkomen te sparen) en de stijgende vastgoedprijzen. Daarnaast is er een
transfer geweest van welvaart van de publieke naar private sector. De stijging
van private welvaart heeft deels te maken met de privatisering van aandelen
door regeringen. Ook hebben regeringen hebben meer nationale schulden gemaakt die door de private outsourcesector
opgekocht zijn.

“Galbraith : De sterke stijging van ongelijkheid heeft zeker ook te maken met de komst van het neoliberalisme dat door politieke leiders als Reagan and Thatcher werd omhelsd.”

Galbraith stond wel even stil bij de jaren tachtig: “What happened in the
early eighties? What happened was Margaret Thatcher and Ronald Reagan.
” De sterke
stijging van ongelijkheid heeft zeker ook te maken met de komst van het
neoliberalisme dat door politieke leiders als Reagan and Thatcher werd omhelsd. Daarnaast heeft mondiale “financialisering” grote
druk gezet op ontwikkelingslanden. Eerst in Latijns-Amerika en Afrika, daarna
in Centraal-Europa en de Sovjet-Unie (met de ineenstorting tot gevolg) en Azië.
Deze werelddelen gingen ten onder ten gevolge van de druk van mondiale
financiële veranderingen. Deze druk komt voort uit de neoliberale ideologie.

Volgens Galbraith is het empirisch bewezen dat delen van de wereld waar
landen niet (meer) langs neoliberale lijnen hun economieën organiseren, een
minder sterke of zelfs een dalende ongelijkheid kennen. Galbraith sluit de tijdslijn af met de conclusie dat de wereldeconomie als
geheel een sterke stijging van ongelijkheid kende aan het einde van de jaren zeventig en bij het begin van de jaren tachtig, en tot na 2000.
Daarna is het moeilijk om een even sterke stijging te zien.

Inkomensratio 

Tegenwoordig zijn de regeringen in
Europa arm. Dit heeft volgens Piketty te maken met de schuldenstijgingen en de privatisering van de eigen activa. Het goede nieuws is dat private welvaart sterker is gestegen dan de schulden, en dat het publieke
kapitaal minder snel is gedaald. We zijn in een situatie terechtgekomen waarin we
collectief eigenlijk meer private welvaart dan schulden aan de nieuwe generatie
kunnen doorgeven. Onze macro-economische en financiële fundamenten zijn sterk genoeg om te zeggen
dat we rijk zijn.

Bovendien hoeft een hoge kapitaal-inkomensratio geen
probleem te zijn. Een land kan een hoge kapitaal-inkomensratio hebben, terwijl
de inkomensongelijkheid tamelijk klein is. Maar dan moet het voor de regering wel logisch
klinken dat we dan minder belasting heffen op arbeidsinkomen, en meer op
private welvaart. Dit heeft op zich weinig te maken met politieke kleur, aldus Piketty.



Piketty in Brussel, 6 november 2014. (foto: Nadia El Khannoussi)

Hiervoor is meer Europese samenwerking nodig. “Vandaag vragen we aan
Griekenland om het belastingsysteem te moderniseren, en ervoor te zorgen dat de
rijken meer belasting betalen. Tegelijkertijd zijn we blij wanneer deze
hun geld op Franse banken zetten.” We
moeten daarom meer samenwerken voor een uitgebalanceerd belastingsysteem. Het was
triest dat we moesten wachten op de Amerikaanse sancties tegen de Zwitserse
banken voordat we stappen vooruit konden zetten, vervolgde Piketty. Er zijn
landen in Europa, waaronder Nederland, waar kapitaalvlucht naar belastingparadijzen plaatsgrijpt. Maar het is niet te laat. We kunnen hiertegen bijvoorbeeld sancties invoeren om het algemeen
belang te beschermen.

Het is zorgwekkend dat de welvaartsongelijkheid groter is dan de inkomensongelijkheid.
In Europa is private welvaart gestegen
als aandeel van het BNP. Collectief zijn we rijk en eigenaar van relatief veel
activa in het buitenland. Tegelijkertijd
zijn de regeringen arm, en dat is de reden waarom het steeds moeilijker wordt om de groeiende
kloof tussen de arme en de rijke klassen in te perken. Daar wringt het schoentje.

Even terug naar Amsterdam. Luyendijk las een zin uit het boek voor: “It is much too soon to warn readers that by 2050 they may be paying rent to the emir
of Qatar
.” Europese leiders hebben een gemeenschappelijk kenmerk : de angst dat hun economie overgenomen zou worden, legde Piketty uit.
Ze zijn bang om schulden te moeten aflossen aan andere landen. Vroeger was dat
andersom, en ging dat gepaard met
politieke dominantie.

Piketty heeft vastgesteld dat de ongelijkheid in de VS groter is
dan in Europa. Galbraith ziet het toch even anders. De doorgewinterde
Amerikaanse econoom plaatste drie kanttekeningen
bij deze vaststelling:

  • De notie dat de VS
    een sterk ongelijk land is bestaat pakweg 35 jaar. De gestegen
    inkomensongelijkheid is relatief recent.
    Deze heeft inderdaad te maken met ontwikkelingen in de kapitaalmarkt.
  • De VS heeft over het algemeen een degelijk
    belastingsysteem en kan geen belangrijke
    bron zijn van de gestegen inkomensongelijkheid.
  • Als je de VS vergelijkt met één Europees land,
    bijvoorbeeld België of Denemarken, kloppen de feiten niet. Denemarken telt
    6,9 miljoen mensen, en de VS 340 miljoen. Je kunt één
    Europees land niet met een heel continent vergelijken. De staat Wisconsin heeft
    ongeveer 6,9 inwoners, en daar is de inkomensongelijkheid veel kleiner dan wat
    er voor de VS als geheel is gemeten. Bovendien blijkt de ongelijkheid tussen
    sommige Europese landen groter te zijn.

Op de avond waar Galbraith zijn Brusselse publiek toesprak, had Piketty in Amsterdam
toegegeven dat als hij het boek mocht herschrijven hij “er een studie over de
welvaartsverdeling en ongelijkheid in de VS aan zou toevoegen”. Een transcendentaal
moment waar de beide ‘ongelijkheidspioniers’ zich niet van bewust waren.

Transparantie

Naast verschillende stevig gevestigde instituties die voor een gezonde
marktwerking moeten zorgen, pleit Piketty voor financiële transparantie en,
natuurlijk, welvaartsbelasting. Internationale organisaties (IMF, EUROSTAT) en
regeringen van rijke landen waren heel lang tegenstander van financiële
transparantie, terwijl we dat echt nodig hebben om een helder beeld van de
ongelijkheid in de wereld te hebben. Zeker omdat het problematisch is dat niemand weet waar de
welvaart van de top zal eindigen.

Daarom moeten we meer transparantie
hebben in de dynamiek tussen inkomen en welvaart, waardoor we een effectiever beleid kunnen voeren, en hopelijk een constructief debat over
inkomens- en welvaartsverdeling. In een democratische samenleving is die
transparantie heel belangrijk. Immers, democratie gaat om mensen die kunnen beschikken over hun eigen lot, gelooft Piketty.

Met het oog op de verre toekomst spreekt Piketty zijn angst uit voor regeringen
die niet meer in de jonge generatie kunnen investeren. Hij hoopt dat via
democratische krachten een nieuwe wetgeving verandering teweeg kan brengen. Hij
benadrukte dat we wetgeving en democratische instituties niet als vanzelfsprekend
moeten beschouwen. Ze zijn namelijk ontstaan uit een grote politiek-sociale
strijd. Omdat deze instituties een belangrijke mate van gelijkheid waarborgen,
moeten we ze beschermen en versterken.

Voor Galbraith hoeven de oplossingen voor het ongelijkheidsvraagstuk niet ver gezocht
te worden. Ook hoeft het wiel niet opnieuw uitgevonden te worden. Daarom
formuleerde Galbraith een ‘simpel antwoord’ op het Piketty-idee: binnen de reeds lang bestaande belastingsystemen en instituties
in de VS en Europa kunnen we de stijgende ongelijkheid in de wereld beteugelen,
en kunnen we nadenken over de beleidsmogelijkheden die een nog meer
stijgende ongelijkheid kunnen voorkomen.

Galbraith vindt dat het spreken over ongelijkheid in de wereld in
alomvattende termen onverstandig is. Op deze manier wordt het moeilijk om
concrete beleidsontwerpen te maken. Immers, daar gaat het uiteindelijk om, een
effectieve collectieve aanpak van ongelijkheid in een samenleving.
Samenlevingen zijn daarbij meer gebaat dan bij een verstrekkend verhaal over
ongelijkheid in de wereld.

Terwijl Piketty naar het vierde deel van zijn boek verwees waarin
beleidsvoorstellen staan, en de avond in Brussel heeft besteed aan het achterliggende
onderzoeksverhaal, kon Galbraith een
aantal concrete aanbevelingen voor de VS
en Europa opnoemen.

Galbraith is voorstander van simpele maatregelen die
in het verleden hebben bewezen effectief te zijn. Hij vindt dat rijke regio’s
als de VS en Europa deze prima kunnen inzetten. Sterker nog, als grote stabiliseringkrachten die ze kunnen zijn
voor de wereldeconomie, is het noodzakelijk dat de VS en Europa deze
maatregelen inzetten.

Voor de Amerikaanse context kan men
bijvoorbeeld de minimumlonen verhogen. In de bewoordingen van Galbraith: “raise
the damn thing
”. En vergroot het sociale
zekerheidsstelsel, zodat het voor iedereen mogelijk is om zijn bijdrage te leveren aan de nationale economie.
Het verkleinen van het sociale zekerheidsstelsel heeft “desastreuze gevolgen”.

Basisprincipe

Over de grote banken is Galbraith
helder en onverbiddelijk: Ze hebben de wet overtreden en moeten daarvan de consequenties
dragen. De banken hebben de grootste
financiële misdaad begaan die de menselijke geschiedenis ooit heeft gekend. Als
we die mensen niet opsluiten, gebeurt het nog een keer, vreest Galbraith.

In Europa is het ietwat ingewikkelder vanwege de verschillende landen en verschillende
Europese verdragen. Een tip voor Europa is het boekje The Modest Proposal (2013) dat
Galbraith met Griekse collega Yanis Varoufakis heeft geschreven. Daar staan een reeks
beleidsvoorstellen in die binnen de verschillende Europese verdragen passen. Deze beleidsvoorstellen kunnen we in vier punten opsommen: 

  • Gebruik de Europese Centrale Bank om publieke schulden te
    stabiliseren.
  • Bied een oplossing voor banken die bankroet zijn, en
    begin met Griekenland. Leg het beheer in de handen van een bekwame overheid in plaats
    van oligarchische figuren.
  • Via de Europese Investeringsbank moeten er nieuwe investeringen gedaan worden in landen die door de crisis sterk zijn getroffen.
  • Ontwikkel een systeem van sociale solidariteit in Europa. Bijvoorbeeld, zorg ervoor dat op elke school kinderen een fatsoenlijke
    lunchmaaltijd te krijgen. En richt een Europees pensioenfonds op.

Achter alle aanbevelingen van Galbraith ligt het basisprincipe van
solidariteit. Economische prikkels zijn onvoldoende
om de stijgende ongelijkheid in de wereld een halt toe te roepen. Uiteindelijk is solidariteit
de beste weg naar welvaart en voorspoed. Weliswaar vlees zonder jus, maar je
hebt wel iets op je bord waar je alvast je vork kunt insteken.

Maar laat er geen twijfel over bestaan. Piketty zei: “aan het eind van het
boek trek ik conclusies en doe ik beleidsvoorstellen. Ik vraag niet aan mensen om het met me eens te zijn”. (…) Voor de
duidelijkheid, ik probeer de feiten en de krachten uit te leggen. Ik probeer
niets te bewijzen. Een conclusie is wel dat we marktwerking niet als de enige
oplossing voor alle problemen kunnen zien.”

Zowel Piketty als Galbraith hopen uiteindelijk hetzelfde resultaat te bekomen, namelijk dat iedereen collectief sterk genoeg is om de stijgende ongelijkheid
in de wereld een halt toe te roepen. En beiden zijn het erover eens dat het
kapitalisme zijn belofte van welvaartsconvergentie en voorspoed voor iedereen
niet kan nakomen zonder dat burgers dit proces op een democratische wijze bijsturen.  

Laten
we dus hopen dat er zich nog een sterker transcendentaal moment voordoet waarop
de twee ongelijkheidspioniers, in de geest van hun voorvaderen, samen hun schouders zetten onder de uitbouw van een meer eerlijke wereld.

take down
the paywall
steun ons nu!