Parckfarm als concrete utopie (volkstuintjes 2.0)

Teaser fallback community afbeelding
Een Brussels volksparkje gelegen in een spoorwegsleuf achter in de machtige Tour & Taxi-site was deze zomer een van de mooiste plekken van Brussel: Parckfarm. De artificiële spoorwegvallei, gelegen in een bocht op de grens tussen Laken en Molenbeek en overkapt met drie oude bruggen, monumenten met alle charme van industriële archeologie, vormt een fraai postindustrieel landschap, een stuk neonatuur.

voor Petra, Thierry, Louisa, Ruth, Abdel, Mo-Mo, Supermarcel, Tessa, Driss, Aline en al de anderen

(ook een open brief aan Hart boven Hart en zelfs Bart De Wever)

Vanonder de voorste brug, de Jubileumbrug (over de gelijknamige laan), heb je een betoverend uitzicht op de skyline van de Noordwijk… De aanleg van het park heeft de site verfraaid en ontsloten: een lange slingerende toegangsweg vanaf de zijkant (ter hoogte van de tweede brug), met een zeer druk bezocht speelplein buiten het park, leidt de bezoeker traag naar het vlakke deel onder de bruggen… Belangrijk om te weten is dat de site een onderdeel vormt van een gepland lineair park dat van het kanaal tot het stadhuis van Laken moet reiken. Dat geeft Parckfarm een sleutelpositie.

Architecten zouden het een 'restruimte' noemen, of nog liever een ‘interstitiële ruimte’, een tussenruimte, zoiets als een los eindje of een haak in het stadsweefsel, een scheurtje of een kier in het territorium, een terrain vague, een ongedefinieerd terrein, en dus een vat vol mogelijkheden. Op dit soort plekken gebeurt altijd veel meer dan je zou denken. Er was, goed verborgen boven de helling voorbij de eerste brug, al enkele jaren een zelforganiserende volkstuin bezig. Twee daklozen hadden er hun onderkomen gevonden, ja hun huis, eentje in de oksel van de eerste brug, en eentje onder de derde brug. En kinderen en jongeren uit de buurt vonden er een natuurlijke speeltuin. Vooral het seinhuisje van het oude douanetreinstation van Tour & Taxi heeft nogal wat te verduren gehad, maar ook na een brand wonen er drie daklozen… (Sex, drugs en andere rock’n roll die het daglicht niet mag zien, zal er ook wel zijn hoekjes en zelfkantjes hebben gevonden…)

Volkstuintjes 2.0

Parckdesign 2014, de tweede editie van een stadsfestival rond openbare groene ruimte ingericht door het Brussels Instituut voor Milieu (BIM, beter bekend als Bruxelles Environement, of IBGE: Institut Bruxellois pour la gestion de l’envrionement), stond onder leiding van de architectenbureaus Taktyk & Alivearchitecture en nog een aantal kunstenaars. Onder hun impuls werd door buurtbewoners en activisten, en met medewerking van landschapsarchitecten, kunstenaars en allerlei collectieven en vooral heel veel vrijwilligers, de stille restruimte in een heus volkspark omgetoverd, nee, pardon: een urban farm garden, een parc for urban gardening. Kortweg dus: Parckfarm. Later werd een toegang bijgemaakt: een loopbrug ter hoogte van de eerste brug. Dit bijna idyllische postindustriële landschap werd deze zomer dus het decor voor een initiatief waarin overheid, professionals (artiesten, architecten), vrijwilligers en buurtbewoners elkaar gevonden hebben.

Om een idee te geven van wat er allemaal gaande was, geef ik een – onvolledig –overzicht. Ruth en Tessa, twee buurtbewoonsters, maakten samen met een architect en vele behulpzame handen Kotkot, een kippenren uit leem met een organische vorm, voorhistorisch en modern tegelijk. Abdel bouwde een oven, waar iedereen in het weekend brood of pizza kan bakken; een oven, die met zijn bolvorm (met bolletje erop) trouwens een echo vormt van de uivormige uiteinden van de balusterpilaren die de grote brug bekronen. Hij liet ook een schaap of twee grazen in de afspanning rond het (kippen)kotkot. Er kwam naast de eerste brug ook een nieuw ensemble van volkstuintjes, lieflijk gelegen naast de oven van Abdel. Er kwam een droogtoilet, niet onbelangrijk in een publieke ruimte, maar hier cruciaal: een ecologisch toilet (met glijbanen als uitgang) dat menselijke uitwerpselen transformeert tot bruikbare compost, voorwaar een levensbelangrijke uitvinding voor het overleven van een overbevolkte, razendsnel urbaniserende menselijke soort. Korte, gesloten ecologische circuits moeten we maken.

Het collectief dat het indrukwekkende toilet bouwde, met de aanstekelijke naam Collective Disaster, wilde hun bouwsel eerst ‘The temple of holy shit’ noemen, maar geen van de drie kernwoorden was aanvaardbaar voor de buurt, dus werd het ‘l’usine du tresor noir’. Ze stonden op het eindfestival op 20 september uren in de composterende stront te roeren. Het doet me denken aan Benjamin die zei dat de ‘nieuwe barbaren’ de toekomst van de mensheid, hoe hachelijk ook, lachend tegemoet treden. Ecologie maar dan met een serieuze dosis esprit dada. Ik heb mij in de late uren na het festival meteen aangeboden als corresponderend lid.

Maar niet alles kan tegelijk. Het theehuisje van Mo-Mo dat aan de achterzijde uitgeeft op het park, was in de voorbereiding van het project vergaderzaal en pleisterplek, en tijdens mijn eerste bezoek was het (achter)terras een van de mooiste plekken van het hele park, omdat je een mooi overzicht had in de schaduw tussen de Marokkaanse mannen, die rookten en muntthee dronken en die blij waren met blank bezoek. Dus ik was een groot voorstander van de verdere inrichting van het terras, maar dat mocht niet van Bruxelles Environment, met als gevolg dat het terras helemaal werd gesloten (het lag ook op het terrein van de kippen- en schapenren, wat het wellicht niet makkelijker maakte).

Parckfarm is niet alleen een ecologisch labo maar ook een sociaal laboratorium, een plek om culturen te mengen. Want mengen, daar zijn wij mensen niet goed in. Het is in een park, in ‘heterotopie’ zou Foucault zeggen, op een plek die buiten het dagdagelijkse ligt (er is ook een Marokkaans terras om de hoek maar daar ga ik niet, geen tijd, het komt er niet van, en het is geen magische plek…), in die andere ruimte dus (hetero-topos), dat dingen mogelijk worden. Zoals samen roken en thee drinken met onbekende Marokkanen…

Een serre, een gereconstitueerde readymade, werd het centrale punt van het hele park, The Farmhouse, een cafetaria met streekproducten. Daarnaast een immense tafel met eetbare struiken erin, gebouwd door leden van het curatorencollectief, voor de verbroedering van de bezoekers… Er was ook een bijenkorf van een imkerscollectief, zelfs onze studenten hebben er iets gebouwd, voor ’s avonds is er de Electric Rainbow Farmfair, een fraaie lichtinstallatie onder de Jubileumbrug, enzovoort. Wie meer wil weten moet op bezoek en kan ook best de website van Parckfarm afscannen (voor alle projecten en alle namen). Gewoon doen. (De Farmhouse blijft open in het weekend als er genoeg volk blijft komen. En zo doe je nog eens iets goeds op een zondag.)

Ecologische stedelijke commons als concrete utopie

Ecosociale heterotopische praktijken zijn werkelijk van levensbelang, nu, op dit moment in de geschiedenis. Een smeltkroes van verschillende culturen maken is niet zo gemakkelijk, het moet een bijzondere plek zijn, en Parckfarm did the trick. Dit was nu echt eens een oefening in globalisering en superdiversiteit én ecologische transitie, die onze aandacht en ons respect verdient (want het was en is voor de betrokkenen natuurlijk zeer intensief). Pas op, er zat ook ambitie in. Een bestelwagen voerde de in Parckfarm geteelde of klaargemaakte producten ook uit naar markten en elders. De Farmtruck was tegelijk een mobiele keuken, en pleisterplek voor evenementen… Wat in aanzet toont dat een dergelijk project ook een economische utopie is van werkbare co-operatieve productie. Zelf boeren, zelf verwerken, zelf verkopen, alles lokaal, alles in co-operatie.

Schone, kleine wonderen. Aandoenlijk was ook dat een van de daklozen die de komst van al dat leven natuurlijk eerst niet zag zitten in zijn achtertuin (ook daklozen zijn potentiële nymbies, en wie zal ze ongelijk geven), nu dag-en-nachtwaker en klusjesman is voor het hele terrein, wat hem de bijnaam Supermarcel heeft opgeleverd. Dat is integratie!

Het goede nieuws kwam al eind september op het eindcolloquium van Parckdesign 2014: Parckfarm werd niet zomaar afgesloten met het einde van het Parckdesign zomerfestival, maar kreeg nog een jaar bij en minimale omkadering. Hoera. We kunnen alleen maar hopen dat ParckFarm overleeft. Op de een of andere manier. Het kan een belangrijke schakel, zelfs het knooppunt, maar ook voorbeeld en model worden voor het lineaire park dat ooit van de havenlaan, het kanaal, tot aan het Bockstaelplein moet lopen.

Plekken als Parckfarm, waar het ecologische, stadslandbouw, het sociale, het multiculturele, het superdiverse, het globale en het lokale op een unieke manier samenkomen in een commons die echt die naam verdient, een waarlijke urban commons, een stedelijke gemene grond – dat moeten we koesteren. Koesteren als die kleine, fragiele laboratoria van de toekomst – micro-politiek voor een leefbare polis. Daarom ook moeten we dergelijke initiatieven alle kansen geven. Al was het maar door ze te bekijken, zoals ik hier heb proberen te doen, met een roze bril. Ik word vaak gebrandmerkt als onverbeterlijke onheilsprofeet maar hier word ik warm van (anders gezegd: ik wil voor deze plek zelfs in de stront roeren. Men weze gewaarschuwd!). Want zonder dat soort laboratoria ziet de toekomst er allesbehalve rooskleurig uit (maar ik had beloofd geen onheilsprofeet te spelen). Ecologische smeltkroezen van culturen zijn op dit moment in de geschiedenis van de mensheid ‘ondernemingen’ (niet zozeer van bedrijven maar vooral avonturen) die van levensbelang kunnen zijn voor de buurten, voor de steden, voor de mensenstad zonder meer.

Wie (in het kader van Hart boven Hard of wat dan ook) op zoek is naar concrete alternatieven voor de repressieve, neoliberale besparingswoede van de groei-economie, moet hier komen kijken. Het bestaat. Hier en nu. En het is voor iedereen, alle betrokkenen, de buurt, de ecologie, de voedselsoevereiniteit, de milieurechtvaardigheid, de transitie, de hele planeet enfin, een beter model dan de op dit moment in de geschiedenis gevaarlijke waanzin van de groei-economie. Vooruitgang (Meneer De Wever) kan vandaag de dag alleen transitie heten. Parckfarm is een kleine (niet zo kleine), concrete (heel concrete) utopie. Zonder veel ideologie of grote woorden. Ik geloof dat dit het is wat antropoloog Rik Pinxten ‘kleine revoluties’ noemt. Gewoon doen, en blijven doen. Vandaag Parckfarm, en morgen de hele wereld*.

*De laatste slide van een fraaie lezing door de wereldberoemde Doina Petrescu van AAA, atelier d’architecture autogérée, waarin ze drie analoge projecten (met urban farming, community building, lokale ecologische circuits en sociale zelforganisatie) op overtuigende en intelligente wijze besprak, was veelbetekenend: vanuit het eerste, kleine netwerk van 1 eco-hab (wooneenheid), 1 ecocité, een volkstuin en 1 ecolab, een soort cultureel centrum, stonden er dikke pijlen naar de rest van Parijs. De boodschap: deze experimenten kunnen zich voortplanten, kunnen en moeten navolging vinden. Parckfarm verbinden met AAA en zoveel andere initiatieven maakt duidelijk dat het hier gaat over een heus paradigma: modellen voor transitie op het niveau van de buurt. Transitieparken en -buurten creëren, is wat we moeten doen. ‘Vandaag Parckfarm, morgen de hele wereld’.

(uit het Dagboek van een salonrevolutionair)

Vandaag op de hoogte van de wereld van morgen?