In een interview met Maggie De Block in De Standaard (3/11/2014) maakt de nieuwe minister van Volksgezondheid en Sociale Zaken niet veel ergs van het verhogen van de remgelden voor patiënten:
‘Sommige specialismen zullen door een verhoging van het remgeld de patiënt meer kosten: een anesthesist en een oogarts, bijvoorbeeld. Maar een pediater en een geriater gaan wel minder kosten voor de patiënt. Ik ga daar niet onnozel over doen, in totaal levert dat een besparing van 30 miljoen euro op.’
Maar een maatschappelijk debat over de toplonen van specialisten is ‘not done’:
‘Ik mag hopen dat het debat over de lonen van de artsen binnen de geneeskunde blijft. Wat zou een ander daarover moeten oordelen? ‘
De Block: ‘Die mensen staan als grootverdieners in de krant, terwijl ze misschien maar 20 of 40 procent van hun bruto-inkomen overhouden.’
Het is waar dat specialisten gemiddeld 40% van hun bruto-inkomsten aan het ziekenhuis moeten afstaan. Maar dan nog nemen ze riante bedragen mee naar huis. Het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) deed een studie naar de inkomsten die specialisten uit hun ziekenhuiswerk genereerden. De grootverdieners onder de ziekenhuisartsen zijn nierspecialisten, die jaarlijks gemiddeld 640.000 euro bruto mee naar huis nemen. Radiologen en klinische biologen hebben respectievelijk een brutoloon van 460.000 en 430.000 euro. Let op, deze bedragen zijn na aftrek van de kosten die ze aan het ziekenhuis betalen. Bij die bedragen zijn ook niet meegeteld wat de specialisten aanrekenen in hun eigen privépraktijk. Neurologen, pediaters, psychiaters en reumatologen houden het minst over. Maar hun inkomsten uit het ziekenhuis bedragen toch nog rond de 150.000 euro per jaar.
Specialisten die ‘met machines werken’, verdienen veel meer dan degenen die ‘met mensen werken’. Dat komt door het systeem van betaling per prestatie. Als een perifere specialist drie tot vier keer zoveel verdient als een universiteitsprofessor in de geneeskunde, zoals prof. Bellemans in het voorjaar nog aan de pers liet weten bij zijn overstap van Gasthuisberg naar een perifeer ziekenhuis, zit het toch wel behoorlijk scheef. Betaal alle specialisten het fatsoenlijke salaris van de universiteitsprofessoren in de geneeskunde. Met volwaardige sociale zekerheid en pensioenopbouw. Met extra’s voor extra-prestaties en extra-kwaliteit. Specialisten met zulke grote verantwoordelijkheid en inzet mogen gerust meer verdienen dan de eerste minister van dit land. Maar niet twee of drie keer zoveel, zoals nu dikwijls het geval is.
De Block:‘Ik mag toch hopen dat het debat binnen de geneeskunde blijft. Wat moet een ander daarover oordelen?
Uiteraard moet dat debat politiek gevoerd worden. Vooreerst is het recht op gezondheidszorg een grondrecht, dat ten tweede voor 80% of meer wordt gefinancierd met gemeenschapsgelden. De overheid heeft de plicht dat dit geld goed gebruikt wordt, dat verspilling wordt tegengegaan. Exorbitante topverloning van specialisten en de grote ongelijkheden en onevenwichten in de verloning van verschillende artsen is uiteraard onderwerp van een politiek debat. De verspilling en overconsumptie is een gevolg van de betaling per prestatie en het meer en meer door winst gestuurde marktdenken in de gezondheidszorg, zoals ik in een eerde opinie voor Knack.be argumenteerde.
Het totale bedrag aan honoraria dat het RIZIV in 2013 uitbetaalde aan de artsen bedroeg 7,8 miljard euro. Daarvan gaat 1,3 miljard euro naar de huisartsen en 6,5 miljard naar specialisten. Hiervan blijft gemiddeld 40% in het hospitaal en krijgen de specialisten 3,9 miljard mee naar huis. Specialisten met een vaste wedde in een universitair ziekenhuis verdienen de helft tot één vierde van hun collega’s in de andere ziekenhuizen. Door het betalingssysteem van de universitaire ziekenhuizen te veralgemenen bespaart onze ziekteverzekering 2 miljard euro. De afschaffing van het systeem van betaling per prestatie bespaart minstens één derde van de medisch-technische prestaties in de laboratoria en in de medische beeldvorming. Goed voor 0,8 miljard euro op de 2,4 miljard euro die jaarlijks van onze ziekteverzekering naar deze onderzoeken gaat. Opnieuw geld dat kan gebruikt worden om de schrijnende behoeften te lenigen.
Het uittreksel over de toplonen in het interview met De Block in De Standaard
En de artsen zelf, wat mogen zij verdienen? In de tv-reeks ‘Topdokters’ klaagde onlangs een specialist dat hij ‘slechts’ 250.000 euro bruto per jaar verdiende.
‘Een arts is iemand die lang gestudeerd heeft, die intensief zijn werk doet en voor elk mensenleven vecht. Artsen mogen van mij dus ook deftig verloond worden. De specialisten die veel verdienen, moeten trouwens een groot deel van hun loon afstaan aan het ziekenhuis waar ze werken. Die mensen staan als grootverdieners in de krant, terwijl ze misschien maar 20 of 40 procent van hun bruto-inkomen overhouden.’
Er moet wel een maatschappelijk debat komen over de lonen van artsen, vindt ...
‘U gaat daar een maatschappelijk debat over voeren?’
Het Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg, aan wiens rapporten u veel belang hecht, zegt dat. Het gaat immers om specialisten die werken in een zorgsysteem dat voornamelijk wordt gefinancierd door de gemeenschap.
‘Ik mag toch hopen dat het debat binnen de geneeskunde blijft. Wat moet een ander daarover oordelen? Als je goed bent, mag je goed betaald worden.’
‘Het is wel zo dat de lonen tussen de specialismen niet juist verdeeld zijn. Dat is historisch zo gegroeid. Nefrologen verdienen bijvoorbeeld veel omdat ze zeer technische handelingen uitvoeren, net als de radiologen. De geriaters – die we meer dan ooit nodig zullen hebben – krijgen veel minder omdat ze voornamelijk intellectuele inspanningen doen. Daarom zijn sommige beroepen helemaal niet meer aantrekkelijk voor studenten die willen specialiseren.’
Gaat u dat rechttrekken?
‘We zullen bij de nieuwe berekening van de honoraria van artsen rekening moeten houden met de geschiedenis. Artsen zullen niet bereid zijn om nog voor een derde van hun oorspronkelijke loon te werken.’