De
hele wereld kent intussen de geblokte 55-jarige Morales met
zijn inheemse trekken en eenvoudige alpacatruien. Dat was twintig
jaar geleden niet zo. De jonge vakbondsman van de cocaleros, de
Boliviaanse cocatelers, kwam nochtans verschillende keren naar België
op uitnodiging van Broederlijk Delen.
Evo
Morales behoort tot de Aymara, een grote inheemse bevolkingsgroep. Hij komt
uit een dorp in de buurt van de stad Oruro, midden in de
onherbergzame hoogvlakte van de Altiplano (letterlijk hoogvlakte).
De zieltogende mijnbouwsector verplichtte hem, zoals zovelen van zijn
generatie, elders dan in zijn geboortestreek werk te gaan zoeken. Zo
werd hij cocateler in de Chaparé, een vruchtbaarder, minder hoog
gelegen gebied in de buurt van de grote stad Cochabamba.
Daar
is zijn ster beginnen rijzen. In de jaren 1990 werd hij voorzitter
van zes federaties van cocatelers en sinds 1997 was hij
volksvertegenwoordiger. Hij wierp zich op als de onbetwiste leider
van de nieuwe partij Movimiento al Socialismo (MAS- Beweging voor het
Socialisme) en verloor in die hoedanigheid zeer nipt de
presidentsverkiezingen van 2002 tegen de zittende mijnbouweigenaar
Gony Sánchez de Lozada.
Nieuwe
sociale bewegingen
Nieuwe
sociale bewegingen legden Cochabamba en het land lam tijdens de
‘wateroorlog’ van 2000 en de ‘gasoorlog’ van 2003, waardoor
president Sánchez de Lozada na hevige straatgevechten met tientallen
doden tot aftreden werd gedwongen.
Evo
Morales is een product van die nieuwe bewegingen (inheemsen,
cocaleros, milieu- en vrouwenbewegingen), die van onderuit en tegen de
traditionele partijen de staatsmacht wisten te veroveren. Eind 2005
werd hun voorman Evo Morales met 53 procent van de stemmen tot
president verkozen.
Niemand
had tot op dat ogenblik ooit beter gedaan in Bolivia. De hoogste
score van een presidentskandidaat sinds het revolutiejaar 1952 was 35
procent. De Boliviaanse geschiedenis is trouwens geen mooi voorbeeld
van democratische verkiezingen. Tijdens de 189 jaar van
onafhankelijkheid vonden er niet minder dan 188 staatsgrepen plaats.
Eind
december 2009 deed Evo Morales het voor zijn tweede mandaat nog veel
beter. Hij kreeg niet minder dan 63 procent van de stemmen achter
zijn naam en in 2014, vijf jaar later, zit hij opnieuw dicht bij dat
percentage, waardoor hij tot 2020 in het presidentiële zadel blijft.
Samuel Doria Medina, zijn belangrijkste tegenstrever, bleef steken op
ongeveer 25 procent. Als Morales de presidentiële rit afmaakt, wordt
hij het langst zittende Boliviaanse staatshoofd sinds 1839.
Er
is meer. Als Morales een tweederdemeerderheid in het parlement
behoudt – dat is nog niet zeker – is een grondwetswijziging mogelijk,
waardoor hij nog een vierde ambtstermijn zou kunnen aanblijven. In
acht van de negen departementen – alleen in het noordelijke departement
Beni niet – behaalde de MAS een overwinning, ook in het machtige
oostelijke departement Santa Cruz, dat in de afgelopen jaren nochtans
een grote dwarsligger was geweest. Morales droeg zijn overwinning op
aan de Cubaanse leider Fidel Castro en aan wijlen Hugo Chávez.
Economische
verwezenlijkingen
In
een van zijn eerste reacties op de overwinning zei Morales: “Dit is
een triomf voor antikolonialisten en anti-imperialisten. We zullen
onze groei doorzetten en het proces van economische bevrijding
voortzetten.” Dat zijn inderdaad de twee sleutelelementen van het
proceso de cambio (veranderingsproces) dat al sinds 2006 aan de
gang is.
Op
negen jaar tijd is Bolivia er economisch heel wat beter op geworden.
Dat lees je ook in onverdachte bronnen. Onlangs
verscheen in de New York Times een lovend artikel over het
macro-economisch beleid van Evo Morales dat als “voorzichtig”
werd bestempeld [i], ook La Nación, het dagblad van de Argentijnse
oligarchie, titelde “Bolivia geeft de toon aan” [ii] en het
programma Money van CNN schonk een gouden medaille aan Bolivia, dat
fel verbeterd is sinds 2005 [iii].
Ondanks de totaal andere aanpak van de regering-Morales krijgt Bolivia van de Wereldbank goede economische cijfers. De buitenlandse handel
is tussen 2006 en 2011 gegroeid naar 7,317 miljard dollar. Midden
2010 deelde de Wereldbank mee dat Bolivia was toegetreden tot de groep van landen met een “gemiddeld inkomen” zoals Argentinië, Brazilië,
Mexico en Colombia.
Ook
het IMF feliciteerde in 2010 Bolivia voor een economische groei van
6,1 procent, een van de hoogste in Latijns-Amerika. CEPAL, de
economische commissie voor Latijns-Amerika en de Caraïben, berekende
dat de Boliviaanse economie in 2011 met 5,3 procent groeide, wat
boven het gemiddelde van heel Latijns-Amerika ligt.
Sociale
verwezenlijkingen
Er
is niet alleen economische groei, op sociaal gebied werd er ook heel
wat verwezenlijkt. In de voorbije jaren zijn de opeenvolgende
regeringen van Morales erin geslaagd om de levensstandaard van de
bevolking behoorlijk op te krikken.
Het
nationaal inkomen per persoon in Bolivia, nog steeds een van de
armste landen van het continent, is in die periode verdubbeld van 894
dollar (700 euro) in 2003 naar 1849 dollar (1449 euro) in 2010. In
2003 was de schuldenlast van Bolivia nog 64 procent van het BNP en in 2010 was deze gedaald tot slechts 15 procent. Ter vergelijking: België zit
met een schuldenlast van 99 procent van het BNP opgezadeld.
Economische
indicatoren wijzen op een verlaging van de werkloosheid en een
vermindering van de armoede, maar ook op een verbetering van de
gezondheidszorg en het onderwijs.
Tussen 2005 en 2010 is extreme
armoede teruggevallen van 38 op 25 procent en de werkloosheid
van 8,5 op 4 procent. Het UNDP-ontwikkelingsprogramma van de VN
berekende dat Bolivia het topland in Latijns-Amerika is om middelen
over te hevelen naar het armste deel van zijn bevolking, met name 2,25 procent van het BBP.
Die
herverdeling via de overheid gebeurt via het toekennen van bonos
(toeslagen) aan de zwakkere groepen in de samenleving. Zo kunnen
gezinnen vandaag een maandelijkse kinderbijslag krijgen (de bono
Juancito Pinto voor lagereschoolleerlingen) van ongeveer 45 dollar
(35 euro).
Alleenstaande
moeders krijgen de bono Juanita Azurday die kan oplopen tot 260
dollar (203 euro) voor vrouwen die in het ziekenhuis bevallen en
geregeld op dokterscontrole komen. De renta dignidad
(waardigheidsrente) is het begin van een pensioentje voor senioren.
De overheid betaalt per jaar 2400 bolivianos (266 euro) aan
58-plussers die geen pensioen hebben en 1800 bolivianos (201 euro)
aan zij die wel een pensioentje hebben.
Het
Boliviaanse pensioenstelsel is intussen genationaliseerd en
uitgebreid naar drie miljoen mensen – zestig procent van de werkende
bevolking – die werken in de informele sector, zoals
straatverkopers en buschauffeurs. “We creëren een pensioensysteem
dat niemand uitsluit”, zei Evo Morales. Terwijl Bolivia de basis
probeert te leggen voor een welvaartsstaat die nooit eerder bestaan
heeft, doet men er in Europa alles aan om het tegenovergestelde te
bewerkstelligen.
Hernationalisering
en industrialisering
Om
die herverdelende maatregelen te kunnen betalen zet de
regering-Morales in op een politiek van hernationalisering, binnen
het kader van een gemengde economie. Artikel 56 van de nieuwe
grondwet garandeert immers het recht op privé-eigendom. Vanaf zijn
eerste verkiezing in 2006 voerde Morales een zachte vorm van
‘nationalisaties’ door die zich echter beperkte tot het
heronderhandelen van de exploitatierechten aan de multinationals die
in het land actief zijn.
In
de nieuwe wetgeving werd bepaald dat achttien procent van de
verkoopprijs per vat olie toekomt aan de productiemaatschappijen en
tweeëntachtig procent aan de staat. Belangrijker nog zijn de
ambitieuze pogingen om Bolivia om te vormen van grondstofexporterend
naar geïndustrialiseerd land. Het beste voorbeeld daarvan zijn de
ontginnings- en verwerkingspogingen van lithium in de zoutvlakte van
Uyuni in het zuidwesten van Bolivia.
In
de ondergrond van Bolivia zit een derde tot de helft van de
wereldvoorraad aan lithium. Deze grondstof wordt gebruikt in onder
meer batterijen van laptops, telefoons en auto’s en in
geneesmiddelen. ”Als we de grootste voorraad van lithium in Bolivia
hebben, waarom kunnen we dan niet de grootste fabriek van de sector
hebben? Dat zal ons doel zijn en daar gaan we voor”, aldus Morales.
Bolivia kan zo’n immens project niet alleen aan en moet daarvoor
kapitaal en technologie uit het buitenland binnenhalen.
Onlangs
demonstreerde Evo Morales een elektrische fiets met batterij van
eigen fabrikaat. Het uiteindelijke doel? Elektrische auto’s made
in Bolivia. Raf Kusters schrijft daarover in Bolivia sleutelt aan
de korte keten
(MO* 10 oktober 2014) dat de Technische
Universiteit Delft in Nederland technologie voor de vervaardiging van
lithiumbatterijen levert en dat er een batterijenfabriek
‘sleutel-op-de-deur’ komt uit China.
Bolivia
is ook voorbereidingen aan het treffen om een programma op te zetten
voor elektriciteit uit kernenergie. Volgens een bron bij het
Boliviaans Instituut voor Atoomwetenschap en Technologie heeft Bolivia langetermijnplannen om een kerncentrale te bouwen. De
bedoeling van dit nucleaire programma is niet enkel het opwekken van
elektriciteit maar ook een project om up-to-date te zijn in velden
als radiotherapie, mijnindustrie en hydrologie.
De
nieuwe grondwet
Een
andere belangrijke verwezenlijking van de voorbije regeringen van
Morales is de Boliviaanse nieuwe grondwet, een dikke pil van 411
artikels die in 2009 per referendum na jaren voorbereidingen werd
goedgekeurd. Voor Morales ging het over niet meer of niet minder dan
een “herstichting” van de staat Bolivia. Bij de creatie van de
Boliviaanse staat in 1825, zo zei hij, waren de inheemsen immers niet
betrokken.
In
artikel één van de nieuwe grondwet wordt het nieuwe Bolivia
gedefinieerd als een “plurinationale” staat met 36 erkende
inheemse etnieën erkend. Ook het concept buen vivir (goed leven)
werd in de nieuwe Boliviaanse grondwet verankerd. Het gaat in het
leven immers niet alleen om productie en geldaccumulatie.
De
Nederlandse filosoof Hans Achterhuis merkt zeer terecht op dat het
‘goede leven’ zich veelal buiten de markt afspeelt en zich eerder
uit in wederkerigheidsrelaties, in de oikos met de mensen die ons
het dierbaarst zijn, in de gemeenschappelijkheid met anderen, om zo
de greep op ons leven te behouden.
Bij
buen vivir gaat het om de omschrijving van een kwalitatief
hoogstaand leven: vida en plenitud (leven in volheid), waarin een
evenwicht bereikt wordt tussen het materiële en het spirituele.
In
de grondwet werden de voorwaarden om tot ‘buen vivir’ te komen
opgesomd: recht op water, recht op voedsel en voedselsoevereiniteit,
recht op een schoon leefmilieu, recht op onderwijs en gezondheid.
Ook
heel de staatkundige organisatie werd hervormd, met meer bevoegdheden
voor het lokale en departementale niveau. De
grondwet laat toe dat inheemse bevolkingsgroepen hun grondgebied zelf
besturen. Bijgevolg krijgen ze ook zeggenschap over de natuurlijke
bodemrijkdommen.
Naast
deze inheemse autonomie worden in de grondwet ook vormen van
zelfbestuur erkend op departementaal, regionaal en gemeentelijk
niveau. De oppositie tegen Evo Morales in de westelijke laaglanden
eiste de afgelopen jaren meer departementale autonomie, om zich op
die manier los te maken van de centrale overheid in La Paz. De
departementale autonomie in de nieuwe grondwet gaat wel niet zo ver
als de oppositie had gehoopt. Bolivia blijft als eenheidsstaat
bestaan.
Met
vallen en opstaan
Het
resultaat van de verkiezingen van 2014 doet uitschijnen dat een
meerderheid tevreden is met het beleid van Morales. Dat is ook zo en
toch… Het proceso de cambio verloopt niet conflictloos. Verre
van. In zijn tweede ambtsperiode heeft Evo Morales vaak voor hete
vuren gestaan. Zijn populariteit kende een merkwaardige
slingerbeweging.
Toen
ik tijdens zijn tweede mandaat door Bolivia reisde, was de
populariteit van Morales tot onder de dertig procent gezakt. Ik zag
in Cochabamba en in La Paz betogingen van ontevreden groepen tegen de regering, ook van inheemse groepen, doorgaans toch zijn
eigen achterban. Die vonden dat het proceso de cambio niet snel
genoeg ging. Zij hadden nu wel voor iemand van hen gestemd, maar dat
leverde niet dadelijk meer brood op de plank op. Dat leidde tot
frustratie. Corruptie en cliëntelisme, ook binnen de MAS – de weg
van beweging naar partij verloopt niet vlekkeloos – hebben zeker ook
tot ongenoegen geleid.
Einde
2011 leidde de zogenaamde TIPNIS-affaire tot zeer grote spanningen.
Dat conflict ging over de aanleg van een geasfalteerde weg van
306 km tussen Villa Tunari in het departement Cochabamba tot San
Ignacio de Moxos in het departement Bení. Het traject werd opgedeeld
in drie delen. Vooral het middengedeelte van 177 km dat van Isinuta
tot Monte Grande del Apere gaat, lag onder vuur. Het is namelijk het
stuk dat door het inheemse territorium en
natuurpark Isiboro Sécure loopt (Territorio Indígena Parque
Nacional Isiboro-Sécure, afgekort TIPNIS).
De
gevolgen voor de flora en fauna in het TIPNIS-gebied en voor de
inheemse volkeren die er leven (de Chimanes, Yuracarés en Moxeños),
zouden volgens verschillende studies drastisch zijn. Het gaat over
een belangrijk natuurgebied van ongeveer 12.000 km² dat sinds 1990
van een dubbel statuut geniet: als beschermd natuurgebied en als
inheems territorium (Territorio Comunitario de Origen – TCO).
Inheemse
groepen verzetten zich fel tegen het tracé van deze grote
verbindingsweg. Ze ondernamen een protestmars naar de hoofdstad La
Paz. Morales beloofde daarop terug te komen op de oorspronkelijke
plannen, maar het dilemma tussen enerzijds de verdediging van
pachamama (moeder aarde) en anderzijds de economische ontwikkeling
blijft nog steeds bestaan. Het is dan ook een van de grote
uitdagingen voor de derde ambtsperiode van Evo Morales.
De
Boliviaanse president zit in een moeilijke spreidstand tussen
economische ontwikkeling en bescherming van inheemse rechten én
natuurbescherming. Rumoerige sociale bewegingen maken die positie
dubbel moeilijk. Het vele bochtenwerk van de regering-Morales in het
hele TIPNIS-dossier kan als een zwakte worden beschouwd, maar toch
wijst de Uruguayaanse analist Raúl Zibechi, die de ontwikkelingen in
Bolivia op de voet volgt, ook op een positief aspect van deze
houding.
“Bolivia
is rijk aan sociale bewegingen die bereid zijn hun leven te geven
in de strijd tegen iets wat ze niet willen, maar het is tevens een land met een president die het aandurft om vergissingen te bekennen
en daarop terug te komen.”
Misschien
is dat een van de elementen die Morales een blanco cheque van een
meerderheid van de Bolivianen heeft opgeleverd om verder te regeren.
Vraag is echter of Morales voldoende soepel zal zijn om te kunnen
omgaan met die spanning tussen pachamama en economische
productiviteit. Aan twee kanten wordt er aan hem getrokken.
Er
is ten eerste de niet geringe invloed van vicepresident García
Linera die een sterkere staat wil met westers georiënteerde
macro-economische maatregelen om groei te bevorderen. Aan de andere
zijde is er daarentegen de eveneens niet geringe invloed van zijn
minister van buitenlandse zaken David Choquehuanca, die meer het
inheemse communautaire aspect en het etnisch pluralisme dat in de
nieuwe grondwet verankerd zit, vertegenwoordigt.
Morales
zal niet gevierendeeld worden zoals de held van de Aymara, Túpac
Katari, maar hij zal in zijn derde regeringsperiode al de energie in
zijn sterke lichaam moeten aanwenden om de middelpuntvliedende
krachten van het nationaal project bij elkaar te houden.
Bolivia
is een maatschappelijk laboratorium waarin oud en nieuw gisten.
Moeder Aarde én moderniteit, buen vivir én productiviteit,
platteland én verstedelijking, culturele eigenheid én pluraliteit,
traditionele politiek én nieuwe sociale bewegingen, fundamentalisme
én realpolitiek, centralisme én regionalisme, (neo)liberalisme én
(neo)socialisme.
Een
boeiend, maar moeilijk proceso de cambio.
Bronnen:
[i]
Turnabout in Bolivia as
Economy Rises From Instability
[ii]
Bolivia da la nota: ya es
uno de los países más pujantes de la región