Een
goed functionerende democratie heeft sterke middenveldorganisaties
nodig, elk binnen zijn specifiek domein. Zo kennen we de Fietsersbond
die zich laat horen als het over mobiliteit gaat, Natuurpunt
met zijn milieuproblematiek, de werkgevers wanneer hun winsten in
gevaar komen en de vakorganisaties wanneer sociale onrechtvaardigheid
zich aandient.
Geen
enkele van deze organisaties hebben rechtstreeks verkozenen in het
parlement. Precies die verkozenen moeten na hun electoraal succes
voeling blijven hebben met de actoren in onze samenleving. Op die
manier kunnen ze hun beslissingen ,die legitiem door het parlement
ondersteund worden, blijvend toetsen aan wat er echt leeft in de
maatschappij. Ze zijn dan ook in staat om bij te sturen of om zelfs
beslissingen ongedaan te maken.
Vandaag
staan de vakbonden in het oog van de storm, zij komen immers in actie
tegen
het beleid wat hun taak is binnen ons democratisch bestel wanneer het
sociaal economisch de verkeerde kant op gaat.
De
vakbonden hebben geen ander keuzes dan op straat te komen, de meeste
partijen hebben immers de link met de realiteit opgeheven of zijn hem
verloren. Het ergste van al zijn de “wilde“ stakingen, hier
kan
ik volgen, wilde stakingen zouden niet mogen bestaan. De realiteit
gebiedt mij te erkennen dat wilde stakingen er komen omdat de
vakbondstop soms niet alert genoeg is om sociale onvrede te
ontdekken. Moesten ze dat proactief gedaan hebben zouden ze
waarschijnlijk vroeger één of andere actie georganiseerd hebben.
Liberale
politici (in deze regering zijn er geen andere)
spreken graag over de uitgestoken hand naar de syndicaten. Het gaat
hier echter om de onzichtbare hand van de liberale economie die
voortdurend in de zakken van de werkman zit.
Werkmensen
naaien best hun zakken toe en demonstreren op 6 november.