Toen Magda in de vroege jaren ’80 afstudeerde, piekte de jeugdwerkloosheid als nooit
tevoren. Geen nood. De ambtenarij wenkte, en voor Magda was de keuze voor de
overheid zelfs een vorm van maatschappelijk engagement. Je deed er zinvol werk,
je had werkzekerheid en je kon rekenen op een aardig pensioen – dat heette
‘uitgesteld loon’. Ja, je verdiende er heel wat minder dan in de privésector,
maar je kunt niet alles willen.
Magda
heeft bijna haar hele loopbaan deeltijds gewerkt: vier vijfden en even
driekwart. Dat was fijn voor de kinderen en (veel later) voor haar oude moeder.
Je leverde een stuk van je salaris in en je kreeg nauwelijks minder werk
toegeschoven dan je voltijdse collega, maar dat deerde niet. Magda’s
universitaire diploma leverde haar een correct loon op. Bovendien zouden die
vier studiejaren ooit toegevoegd worden aan de periode waarop het pensioen
wordt berekend. Dat was een onverwachte maar rechtvaardige compensatie. Een
mens kan tenslotte niet alles willen.
Magda
heeft zich nooit veel aangetrokken van de bitse commentaren waarmee de
‘ambetantenaren’ op de korrel werden genomen – de laatste jaren zelfs door de
ministers die zij altijd loyaal heeft gediend. Zij kent haar job en weet hoe
noodzakelijk die is: financiële steun verlenen aan opstartende bedrijven is
niet makkelijk maar wel zinvol. De voorbije jaren is de werkdruk toegenomen
omdat gepensioneerde collega’s slechts zelden worden vervangen, maar Magda redt
het wel. Zij is quasi-permanent bereikbaar, en af en toe werkt zij van thuis
uit. Boeiend werk hébben is al heel wat, vandaag de dag. En je kunt echt niet
alles willen.
Sinds
er aan de pensioenwetgeving wordt gemorreld, is Magda er niet gerust op. Langer
werken is misschien noodzakelijk, maar wat doe je dan met al die jonge
werklozen? Het lijkt wel alsof de grote crisis van de jaren tachtig terug is,
bedenkt zij. En hoe moet dat dan met al die uitgebluste collega’s die het nu al
lastig hebben om het hoofd koel te houden bij de innovaties van de voorbije
jaren: email, nieuwe computerprogramma’s, competenties en consultants…? Het
weze zo. Iedereen zal iets moeten inleveren, en het is op zich een goede zaak
dat de pensioenstelsels naar elkaar toegroeien. Maar je hebt tenslotte je
‘statuut’ – voor ambtenaren is dat zoiets als een arbeidscontract. Dat
respecteer je, met alle goeie én minder goeie kanten. Want je kunt niet alles
hebben.
Vandaag
leest Magda in de krant dat de pensioenleeftijd naar omhoog gaat en dat de
regering de lat op 67 jaar heeft gelegd. Er komt dus twee jaar bij. Dat is nog
lang, maar Magda wil er toch ‘vervroegd’ mee ophouden. Ze was van plan op haar
zestigste te vertrekken – ze zou nog vijf jaar werken dus – en dan voor de
kleinkinderen zorgen. Voor hun zestigste kùnnen ambtenaren overigens niet met
pensioen. Dat moet zij almaar opnieuw uitleggen aan buren en verre vrienden,
die haar niet altijd geloven. ‘Soit’: Magda wil best tot 60 of 61 naar kantoor, en dan een behoorlijk pensioen
krijgen zoals het afgesproken was. Zij weet best dat haar deeltijdse prestaties
een weerslag zullen hebben op het bedrag dat zij elke maand zal krijgen, maar
dat heeft zij netjes ingecalculeerd. En de vier studiejaren zouden toch een en
ander compenseren? Rijk worden kan en hoeft echt niet. Je kunt tenslotte niet
alles willen. Toch?
Bovendien
wordt nog een ander voordeel afgebouwd. Tot nu toe werd bij de berekening van
het pensioenbedrag uitgegaan van het gemiddelde salaris van de laatste vijf
jaar – dan verdient een mens doorgaans het meest. Die periode zou nu uitgebreid
worden. Ook zo krimpt dat ambtenarenpensioen een beetje. Alles willen kan niet,
nee, maar het begint er wel op te lijken dat de éne maatregel op de andere
wordt gestapeld.
Magda
leest verder en moet even slikken. Zij begrijpt het nog niet helemaal, maar het
ziet ernaar uit dat zij niet zomaar met vervroegd pensioen zal kunnen – of
mogen – gaan op het moment dat ze gekozen had. Je hebt blijkbaar een minimum
aantal ‘dienstjaren’ nodig om te vertrekken, en het is nog niet duidelijk of
haar deeltijdarbeid daarin wordt verrekend. Dan moet zij twee keer dokken: een
keer bij de berekening van het pensioenbedrag, wat logisch is, maar nu
misschien ook nog om het ‘recht’ te hebben met pensioen te gaan. Nee, je kunt
niet alles willen – maar dit lijkt toch op een eenzijdige contractbreuk?
En
de ‘bonificatie’ van de studieperiode gaat ook al afgebouwd worden. Een snel
rekensommetje later weet Magda dat ze zullen weggesmolten zijn op het moment
dat zij de deur van haar kantoor achter zich mag dichttrekken. Magda
rekent en rekent. Zij weet dat angst een slechte raadgever is, maar nu slaat de
paniek toe. Een tijdje geleden ging zij er nog van uit dat zij op haar
zestigste zou gepensioneerd worden. Nu zou het wel eens drie, vier of vijf jaar
later kunnen zijn. En het bedrag zal heel wat lager liggen dan verwacht.
Magda
is een hardwerkende Vlaming die perfect beseft dat een mens niet alles kan
willen. Magda is bang, en Magda heeft gelijk.