Blaming the victim: een nieuwe trend in Neerlands’ ‘sociaal’ beleid

maandag 29 september 2014 16:19
Spread the love

Ik schrok mij werkelijk een hoedje toen ik vanochtend het artikel ‘Lessen uit de havenstad: zo bestrijd je werkloosheid dus niet’ van Karel Smouter (De Correspondent) las. Een artikel dat twee weken geleden al is verschenen maar waar ik nog niet aan toe was gekomen.

Nederlandse actualiteit

Als Nederlandse Belg volg ik de Nederlandse actualiteit nog altijd op de voet. Met open mond volg ik al maanden de nieuwste ontwikkelingen in Nederland met betrekking tot de aanpak van werkloosheid. Nee, corrigeer. Eigenlijk is dat niet de beste beschrijving van het fenomeen, incorrect zelfs. Want in Nederland wordt de werkloosheid niet aangepakt, daar pakt men de werklozen zélf aan. En niet zachtzinnig ook.

Ik ben al enige tijd vertrouwd met de teneur van het individualiseren van het probleem en dito aanpak. Maar wat ik vanochtend las slaat werkelijk alles. Een zeer ongemakkelijk gevoel maakte zich van mij meester. Is dit werkelijk wat de Nederlanders willen?

Schoolvoorbeeld Rotterdam

De stad Rotterdam, de Nederlandse havenstad waarnaar het artikel verwijst, kampte in 2011 met een tekort van 100 miljoen op de post ‘bijstandsuitkeringen’; de Nederlandse variant van het leefloon. In plaats van een herijking van de allocatie van de gemeentelijke middelen, of het optrekken van de uitgaven van de stad, moest de gemeente (van wie is onduidelijk) ervoor zorgen dat minder mensen instroomden in de bijstand en dat meer mensen de bijstand zouden verlaten.

Al in 2012 werd de regelgeving met betrekking tot de bijstandsuitkering verscherpt. En met ‘succes’.

Na de verscherping van de regels slaagde de stad erin om de kosten voor deze post aanzienlijk te drukken. De missie was geslaagd, volgens het kasboekje dan. Prompt werd Rotterdam op het paard gehesen als ‘het schoolvoorbeeld’ van Nederland. De maatregelen die de stad had getroffen om het totaal aantal bijstandsgerechtigden te verkleinen werden meegenomen als onderdeel van een pakket aan maatregelen dat is gebundeld in de Wet Werk en Bijstand die 1 januari 2015 landelijk ingaat. Het centrale motto van deze wet is: ‘werken naar vermogen’. Iedereen moet bijdragen aan de samenleving. Dat klinkt allemaal best billijk en begrijpelijk, niet?

Papier prikken

Nu, het plaatje wordt al iets anders als er wordt gesteld dat iedereen die een bijstandsuitkering ontvangt een tegenprestatie moet leveren. Dat ‘moeten’ bevalt mij al niet zo. Het voorwaardelijk maken van een bevochten sociaal recht al evenmin.

Het wordt nog schrijnender als we bekijken welk werk men dan moet uitvoeren. Dat is in het geval van Rotterdam veelal papier prikken. Meestal gaat het alleszins om werk dat niet strikt noodzakelijk is ‘anders zou er sprake zijn van verdringing op de arbeidsmarkt’. Noch wordt men ingeschakeld voor zinnig, waardevol vrijwilligerswerk: ‘dat is alleen weggelegd voor langdurig werklozen’. Met het verplichte werk beogen de beleidsmakers het behoud van discipline en adequate sociale vaardigheden van de bijstandsgerechtigden. Ze hopen dat men na een tegenprestatie van drie maanden doorstroomt naar een reguliere baan.

Dit is nog niet alles

Het verhaal is nog lang niet klaar. Doe je het werk niet of niet goed genoeg, of verzaak je bijvoorbeeld in gemaakte afspraken, dan word je gekort op je toch al karige uitkering. Een uitkering is geen kwestie van rechtvaardigheid meer, nee het is iets dat je moet verdienen. 

Nu heb ik niets tegen activiteiten als papier prikken. Ook ik vind ‘een propere buurt een plezantere buurt’ zoals ze dat hier in Vlaanderen zeggen. Ik heb het vroeger ook weleens gedaan. Als vrijwilliger samen met mijn opa of moeder met een papierprikker en vuilniszak de buurt rond. Ik vond dat vrij aangenaam. Nu nog raap ik afval op onderweg van de bus naar huis. Bovendien is het zeer waardevol werk, straatafval opruimen. Het zorgt ervoor dat de bodem niet verder vervuild raakt en dat vogels geen plastic eten maar wormpjes, zoals het hoort.

Ik vind het wel een schande dat dit werk, en ander schoonmaakwerk, wordt gezien als ‘minderwaardig werk’. Dat op mensen die dit werk doen wordt neergekeken en dat ze er het minimale mee verdienen. Dat heeft alles te maken met de geringe valorisatie van zorgarbeid.

Fundamentele bezwaren

In het geval van het verplichte papier prikken in Rotterdam spelen er echter een aantal fundamentele bezwaren, namelijk:

1) Ten eerste worden worden de mensen niet voldoende beloond voor hun werk. Ze verrichten werk, best zwaar werk zelfs, maar ontvangen daar niet eens het minimumloon voor. Het tewerkstellen van mensen voor een inkomen dat onder het minimum ligt is hiermee plotsklaps legaal geworden. Voor de overheid dan.

2) Ten tweede wordt hier, zoals ik al aanhaalde, een zwaar bevochtensociaal recht in één klap voorwaardelijk gemaakt.

3) Ten derde wordt hier zomaar losjes vergeten dat we ooit met z’n allen hebben besloten dat arbeid een recht is, en geen plicht. In dat laatste geval spreken we van dwangarbeid. Ik dacht dat onze beschaving dat niveau intussen was ontstegen. Niet dus.

4) Ten vierde krijg ik de rillingen van het ijskoude mensbeeld dat hier aan ten grondslag ligt. Dat blijkt al uit de beslissing van de stad Rotterdam om niet de begroting aan te passen maar het aantal ‘steuntrekkers’ te verlagen. De mens in dienst van de cijfertjes, de economie. Kant zou zich omdraaien in zijn graf. Een economie die volledig is losgezongen van haar oorspronkelijke functie: het vervullen van de menselijke behoeften. Menselijke behoeften zijn hier op zijn zachtst gezegd secundair, als het niet minder is.
Het gaat verder niet om het werk dat de mensen verrichten, dat is immers overbodig, dient niet direct iets of iemand – alleszins tot op zekere hoogte (‘als ze maar werken’), noch gaat gaat het veelal om de vervulling of het genoegen dat de uitkeringsgerechtigden uit het werk halen, al proberen verschillende steden wel rekening te houden met de interesses en capaciteiten van de bijstandsgerechtigden in kwestie. Ik kan mij niet van de indruk ontdoen dat het in Rotterdam primair gaat om het controleren en disciplineren (ik zou bijna zeggen: vernederen) van ‘luilakken die anders niets zouden uitspoken’ voor hun ‘eigen bestwil’. Het moet verschrikkelijk zijn om zulk werk te moeten doen in deze omstandigheden, vanuit deze ratio. Bij het minste of geringste wordt men gesanctioneerd. Enkel negatieve prikkels worden ingezet.

Geen oplossing

Denkt de overheid nu werkelijk dat mensen die hun dagen op deze manier moeten slijten in staat zijn om enthousiast te verschijnen op een sollicitatiegesprek? Nog los van het structurele gebrek aan arbeidsplaatsen waar de werkzoekende zelf geen vat op heeft? Denkt men werkelijk dat mensen ineens ‘in actie zouden schieten’ als de duimschroeven maar zo strak mogelijk worden aangedraaid? Er zijn intussen bergen studies die het tegendeel bewijzen.

Dit beleid is geen oplossing voor het drukken van het aantal bijstandsgerechtigden en de werkloosheid. Dit beleid bestrijdt de bijstandsgerechtigden en werklozen in plaats van hun problemen. Het is bijna onverantwoord dat men tegelijkertijd snoeit in de toegang tot de (geestelijke) gezondheidszorg.

Ik deel dit verhaal omdat ik mij diep schaam voor het ‘sociale’ beleid van mijn moederland. Tegelijkertijd wil ik voorkomen dat dit beleid in de toekomst ook wordt toegepast in België. Voorkomen is immers beter dan genezen. 

take down
the paywall
steun ons nu!