(een vernieuwd hameren
op een oude spijker naar aanleiding van de discussie over de excuses van
gematigde moslims voor de excessen van de jihadisten, de cijfers over
discriminatie, schoolresultaten, arbeidsuitsluiting, en de opnieuw opduikende hoofddoekdebatten)
Sociologen en pastoors, toogfilosofen, parlementariërs,
bedrijfsleiders, welzijnswerkers, racisten, huisvrouwen, criminelen en journalisten,
heidenen en jihadisten, OCMW-raadsleden en -klanten beginnen af en toe een zin
met “in onze samenleving” en vergeten dan vrijwel onmiddellijk wat die woorden
betekenen. Het is nochtans niet zo moeilijk: “samen” en “leven”; dus niet
“apart“ en niet “dood”.
Samenleven gaat ook niet om een doel of een wens of een
strategie; het gaat over een feit. U zou dit niet lezen, niet met de auto of
fiets rijden of s(n)oep eten als u niet deel uitmaakte van een samenleving.
En hoe groot is die samenleving? Wie is erbij en wie niet?
Waar zijn de grenzen? Voor een deel bepaal jezelf je plaats op een continuüm:
van kluizenaar tot wereldburger, met veel nuances en tussenposities. Maar veel
grenzen en “lidmaatschappen” kun je zelf niet bepalen. Hoe dichterbij, hoe
makkelijker. En zeker voor “heel ver” kies je vaak zelf. Je “samenleving” gaat
van jezelf over je gezin, je bredere familie, je buren, je straat, je gemeente,
Vlaanderen, België, je online-community, (Noord-West of héél) Europa, en voor
heel wat mensen die ik ken nog veel verder. Bekijk zelf maar waar je voor gekozen hebt en waarvoor je niet
te kiezen hebt.
En wat doen we in die samenleving? We leven samen. Oké? In
die samenleving zou het mooi zijn als iedereen kon rekenen op veiligheid,
onderdak, onderwijs, respect, persoonlijke integriteit, gelijke kansen, een
vriendelijke goeiedag, een beetje welvaart en zeker veel welzijn.
Wat is daarvoor nodig? Misschien maar 1 ding: erkennen dat
we samenleven in de feiten, niet als wens, en er samen het beste van maken. Een
samenleving wordt gemaakt “tussen de neuzen” (met dank aan prof. René Bouwen).
Je overlegt samen, met de andere leden van de samenleving waar je deel van
uitmaakt, op welke manier we dat samenleven zo gemakkelijk mogelijk maken, of
minder moeilijk, of nog beter. Voor de rest heb je best zo weinig mogelijk
“samenlevingsregels” nodig. Zeker niet vooraf. Je maakt die in het gesprek zelf.
En je verandert ze als de betrokkenen het nodig vinden en daartoe overeen
komen.
(Op grote schaal zijn er natuurlijk wel regels nodig; omdat
mijn straat niet kan beslissen links te rijden terwijl de volgende straat rechts
wil rijden, moet er op het juiste niveau onderhandeld worden.)
Maar als je over samenlevingsmodaliteiten begint te praten
zijn er vooraf geen andere voorwaarden nodig. Alleen: erkenning dat je
samenleeft. Niemand moet voorafgaand aan het gesprek aan regels beantwoorden
die een ander stelt. Zoals regels op vlak van taal, kleding, huidskleur, attributen,….
Nirvana zei het al: “Come as you are”. Je moet alleen willen spreken.
Ik heb het overigens liever dat iemand “komt zoals hij/zij
is”, dan onder vermomming. Ik vind het niet nodig dat de moslima haar
hoofddoekje aflegt, ook niet aan het loket – dan weet ik tenminste dat ze dat
belangrijk vindt. Het hoeft het contact (bv. een brood kopen, een formulier
invullen) niet te bemoeilijken. Niemand hoeft iets van zichzelf te
“verloochenen”. Tulbanden, mijters, keppeltjes, piercings, ooglapjes en
tabbaarden mogen van mij allemaal in het straatbeeld, zélfs gebloemde shorts en
teenslippers, en als de veiligheid niet in het gedrang komt, ook op de
werkvloer.
Of ikzelf dat belangrijk vind, laat staan dat ik ermee akkoord zou
gaan, doet niets ter zake. Het verhaal van de tulbanddragende sikhs bij de
Londense politie of metro kent iedereen ondertussen al. Ik trek persoonlijk een
grens bij de boerka, omdat ik wil zien tegen wie ik spreek, en het dragen van
een verbergend masker beschouw als een belemmering tot een open gesprek. ((Nu
in overdrijvingsmodus: ik wantrouw ook baarden en grote snorren – ik denk dan
altijd dat die mensen iets te verbergen hebben…. ;-))
Even weer ernstig. Als je samenleven ernstig neemt, kun je
niet anders dan alle deelnemers op gelijke basis ernstig nemen,
onvoorwaardelijk. Zelfs als ze geen blauw kostuum aanhebben of geen (Schoon) Vlaams
spreken. Ze zijn lid van onze samenleving en mogen dus mee bepalen hoe die
eruit ziet.
Nog even iets over terminologie. De “multiculturele
samenleving” is geen goede term. Die zegt alleen maar dat er vele culturen
zijn, en dat is natuurlijk zo, maar ze hoeven niet met mekaar in contact te
komen (zie foto). Ook ben ik hevig gekant tegen de term “tolerante samenleving”,
omdat “tolereren” een negatieve term is: het is iets dat je erg tegen je zin
doet, verdraagt, omdat je niet anders kunt? Zoals in “Hij verdroeg de ergste
folteringen zonder een kik te geven”. Zo komen we natuurlijk nergens.
“Interculturele samenleving” lijkt me beter, omdat deze term er de nadruk op
legt dat hetgeen de samenleving levend maakt, tussen de culturen gebeurt,
tussen de concrete mensen die van elkaar verschillen – soms heel veel – en toch
samenleven. Dus niet “apart” en niet “dood”.
En nog iets, terzijde: als je met de mede-samenlever praat,
praat dan liever niet met mensen die de hele tijd zeggen dat ze voor anderen
spreken. Spreek voor jezelf en neem van de ander aan dat ie spreekt voor
zichzelf. Vrijwel iedereen kan dat. En mag dat. Van mij toch.
(op mijn T-shirt staat: May the Force be with you. Dat zou
ik aan het loket ook dragen)