Herdenken of vieren?

Herdenken of vieren?

maandag 8 september 2014 15:49
Spread the love

Wereldoorlog 1914-1918  

Verbrijzelde
kanonnen kan men door betere vervangen, verscheurde begrippen en verwoest
geloof kan men nooit meer herstellen.  
 –    Rosa Luxemburg, 30 september 1914

Voorbijlopen en niet zien is erger dan beledigen,
bespuwen, uitsluiten. Dat geldt evenzeer voor gebeurtenissen als voor mensen. Er
is een filosofische theorie die ervan uitgaat, dat wat door geen mensenoog werd
opgemerkt, eigenlijk nooit heeft bestaan. Tot de opdrachten van de historicus
behoort dan ook de voorbije gebeurtenissen en situaties in de herinnering
levend te houden. Zoals een mens pas echt dood is, wanneer niemand meer een
beeld, een anekdote of een gezegde van hem oproept, zo schijnt het verleden
zonder herinneren ten dode opgeschreven. 

Met echter een grondig verschil, want voorbije
beelden en gedachten smeulen verder en bepalen zonder dat we er enig erg in
hebben, ons huidig handelen en denken. Meer, het niet verwerken van dat
verleden, geheimhouding ervan, loopt als een lont : een vonk volstaat om een
maatschappelijk conflict te doen ontbranden. Dat geldt ongetwijfeld voor zulke
diep ingrijpende gebeurtenissen als oorlogen. Aan de twee wereldoorlogen die de
twintigste eeuw tot één van de gruwelijkste in de wereldgeschiedenis hebben
gemaakt, kunnen noch mogen wij voorbijgaan. 

Mijn lyceum lag in een Brusselse gemeente die
zowel tijdens de Eerste als de Tweede Wereldoorlog een deel van zijn werkende
bevolking zag verdwijnen in veldslagen, deportatie, vergeldingen of verkommeren
van honger, ziekte, armoede, angst en verdriet. In de vijftiger jaren van
vorige eeuw maakten elk jaar grote herdenkingsmomenten ons, meisjes, zeer
stil.  Enkelen verloren er wel eens het
bewustzijn bij. Ter gelegenheid van onder andere 8 mei, 1 en 11 november kwam
de hele school samen voor het “dodenmonument”. Daar werden dan de namen van
jonge vrouwen afgeroepen, telkens gevolgd van de formule : “Gestorven voor het
vaderland – Morte pour la patrie” en even een stilte. In de weken voordien hadden we
gelegenheidsliederen ingeoefend.   

Het stemde tot nadenken: vrouwen hadden zich
in cruciale oorlogssituaties heldhaftig gedragen en/of waren er slachtoffer van
geworden. Welke familiegeheimen velen onder ons met zich meedroegen, dat beseften
we toen amper. De volwassenen zwegen immers… om ons te beschermen. Toen ik
voor een paar jaar het oude tot cultuurhuis voor diversiteit omgevormde gebouw
binnenliep, zag ik met enige ontroering het gedenkmonument terug. Maar de aanwezige vrouwen bekenden me dat ze
het niet hadden kunnen plaatsen tot ik met mijn herinnering afkwam. 

Vandaag is zulke herdenking ongetwijfeld aan
een herstijling toe. Al ware het maar wegens het begrip “vaderland”, want is de
hele wereld niet ons “vader- of moederland” geworden?  Hoewel… er weerklinken in conflictgebieden
nog te vaak slogans om voor het vaderland en de eraan gekoppelde eigen waarden
ten strijde te trekken. 

Het smaakt echter enigszins wrang, wanneer een
oorlog die door de socialistische Internationale in 1914 algemeen als
imperialistisch gedefinieerd met handelsbelangen voor het grootkapitaal en de
wapenindustrie als doel, heden wordt gevierd in een zeer gecommercialiseerde
toeristische sfeer. Och ja, ik hoor wel hier en daar een esthetische spijtige
bedenking over het optrekken van een muurtje, dat de schoonheid en stemmigheid
van een militaire begraafplaats hindert. Maar verder is er veel vertier waarbij
men zich kan uitleven als soldaat van 14-18, wandelen door een levensechte
loopgraaf, dansen zoals toen,… Waarom niet? Gaat het dan nog langer om
herdenken? Of eerder om volksvermaak en een gezellig zondags uitje? 

De moord op Jaurès wordt vermeld, net zoals de
eerste gesneuvelde soldaat. Over de “Schutzhaft”, hechtenis ter bescherming van
de staatsveiligheid – een voorafbeelding van wat onder het nazisme schering en
inslag werd -, van Rosa Luxemburg die bijna de hele oorlog in de gevangenis
heeft doorgebracht, over de zogenaamde vaandelvlucht van Frans Masereel omdat
hij niet in een leger wou dienen, heerst een oorverdovend stilzwijgen. 

Heeft zo’n herdenking enige zin? Waarom al die
plechtige omhelzingen van staatshoofden uit staten die elkaar naar het leven
stonden en nu gezapig winsten boeken dankzij de wapenverkoop in
conflictgebieden? Waarom ineens al die boeken over WO I? Welke rol spelen de
hierbij betrokken historici? Zouden zij, zoals Michel de Certeau[1]
hun rol kenmerkte, slechts ten dienste staan van een “prins”, in dat geval hun
nut bewijzen voor sommige politici, voor de staat, het algemeen welzijn? Dan
rijst de vraag om welk algemeen welzijn het eigenlijk gaat? Een oorlog laat een
maatschappij verweesd achter, zoals een schipbreuk, met dit wezenlijke verschil
dat die op zee door natuurelementen wordt veroorzaakt, terwijl het mensen zijn
die een oorlog verklaren. 

Na een schipbreuk is het jaren wachten
vooraleer de drenkeling als overleden wordt erkend.  Hetzelfde geldt voor een oorlog : de eerste
ramp was nog niet verwerkt, daar kondigde zich de Tweede Wereldoorlog aan. Die
zijn we evenmin vandaag te boven gekomen : nog steeds zijn mensen op zoek naar
vermiste familieleden en vrienden. Dat betekent dat ze het rouwproces niet
kunnen inzetten, dat sommigen verder problemen hebben met hun identiteit, dat
staten schadevergoedingen schuldig zijn, dat gemeenschappen het oorlogsverleden
niet kunnen verwerken. In het Duits zegt de term “bewältigen” precies waar het
om gaat: macht krijgen over zijn geschiedenis. Indien historici mensen daarbij
zouden kunnen helpen, dan komt eindelijk tijd vrij om te herdenken.

Standpunt geschreven door Gerlinda Swillen, voorzitster Masereelfonds vzw (in ledenblad Aktief, 2014 / 4)                                                                                                         

[1] L’écriture de l’histoire, Paris, Gallimard, 2011, pp. 22-23.

take down
the paywall
steun ons nu!