Kinderopvang: Niet tevreden? Meer betalen!
Een gemiddelde gesubsidieerde plaats in een kinderdagverblijf kost 12.000 à 15.000 euro per jaar. Daarvan betalen de ouders meestal een vierde, maximaal een derde. De rest past de overheid bij. Met de tarieven wordt flexibel omgegaan door ze onder meer afhankelijk te maken van het inkomen van de ouders.
De meeste private kinderdagverblijven ontvangen een beperkte toelage (600 tot 800 euro per kind per jaar), wanneer ze aan een aantal basisvoorwaarden voldoen en inkomensgerelateerd werken. Zelfstandigen die enkel rekenen op de bijdragen van ouders, overleven in een beperkt aantal regio’s, zoals de Vlaamse rand rond Brussel. Daar is het publiek groot en vermogend genoeg – en zijn de plaatsen schaars.
Kwaliteitsverlies
Volgens Fatiha Dahmani , sectorverantwoordelijke kinderopvang bij vakcentrale LBC-NVK, is de aangekondigde prijsverhoging in strijd met de afspraken: “Tijdens talloze gesprekken en debatten rond het kaderdecreet was een groeipad overeengekomen. Het zou uitstippelen hoe de erkende (gesubsidieerde) met de private kinderopvang te verzoenen. Ouders kennen vaak het verschil niet.”
“De overheid kiest er al meer dan vijftien jaar voor om extra plaatsen te creëren in de private opvang. Dat is namelijk veel goedkoper. Wij hebben er als vakbond altijd op gehamerd dat men moet investeren in de erkende opvang. De opvang is er beter en duurzamer. Erkende kinderdagverblijven sluiten niet van de ene dag op de andere, bieden betere arbeidsvoorwaarden en respecteren strengere kwaliteitsnormen.”
“Als men de erkende en de private kinderopvang wil verzoenen, dan mag dat niet gepaard gaan met kwaliteitsverlies. Dus moet men normen en lonen van de private sector dichter bij die van de erkende sector brengen. Maar dat kost handenvol geld. Voor de verkiezingen was er dan ook dat groeipad overeengekomen. De subsidies voor de zelfstandige sector zouden stijgen. Nu wordt plots gevraagd om de investeringen die ons werden beloofd zelf te betalen. De factuur wordt dus doorgeschoven.”
Schijnzelfstandigheid
Fatiha Dahmani wil de besparing zowel in breder perspectief zien als in concrete effecten: “De sector kampt al met heel wat problemen. In de private kinderopvang is schijnzelfstandigheid meer en meer de norm. De normen zijn bedenkelijk: te veel kinderen per verzorger. We zien steeds meer kinderdagverblijven besparen: vers fruit is te duur en te arbeidsintensief, dus wordt goedkope chocolademousse het vieruurtje.”
“Kinderopvang is geen lucratieve business, ondanks de grote vraag. De kosten zijn hoog en er is dan ook weinig zekerheid. Misschien moeten we gewoon besluiten dat kinderopvang niet lucratief hoort te zijn.”
Ten slotte heeft Fatiha Dahmani een open vraag, die ze hardop stelt: “Intussen blijft men vaag over eventuele bijkomende plaatsen: komen die er en zo ja, waar dan? In de erkende of de private sector?”
Geen plaats of dure plaats
Return on investment is een riskant uitgangspunt bij zorg. Op de vrije markt moeten kosten zo laag mogelijk blijven. Dat betekent een minimale opleiding, bedenkelijke arbeidsvoorwaarden en werkomstandigheden en zoveel mogelijk kinderen per verzorger. Nu al is de kwaliteit ondergeschikt aan de kwantiteit, aangezien politici afgerekend worden op wachtlijsten.
Het plaatstekort blijft een pijnpunt in grotere steden, ondanks bijkomende plaatsen en wat extra middelen. De gemiddelde duur van de zoektocht naar een opvangplaats loopt in sommige steden op tot tien maanden. Dat betekent dat ouders gedwongen worden om een beroep te doen op peperdure private opvang van veelal bedenkelijke kwaliteit, om tijdelijk deeltijds te gaan werken, verlofregimes (borstvoeding, ouderschap) in te roepen of zelfs onbetaald verlof te nemen of hun job op te zeggen. Sommigen moeten jobs weigeren of opleidingen stopzetten.
Momenteel zijn er 44.000 opvangplaatsen te kort. In de huidige begrotingscijfers zijn er geen bijkomende middelen voorzien.
Kwaliteit onder druk
We mogen kinderopvang niet enkel beschouwen als een instrument voor arbeidsparticipatie. Het is ook een investering in de toekomst van kinderen, een belangrijk element in de emancipatie van vrouwen en een hefboom voor sociale gelijkheid. Uit dat perspectief moet voorschoolse zorg van hoge kwaliteit zijn en de emotionele en sociale ontwikkeling van kinderen versterken. Dat vereist professionalisering: betere opleidingen, betere arbeidsvoorwaarden en statuten, en een doordachter kader.
Volgens een rapport van het Innocenti Research Centre (IRC), Unicefs onderzoeksinstituut in Florence, scoort Vlaanderen een matige zes op tien inzake kwalitatieve kinderopvang. Dat is het gevolg van systematische onderfinanciering.
Wetenschappelijk wordt steeds duidelijker dat kinderopvang, met name voor baby’s en peuters, zowel positieve als negatieve impact kan hebben. Ondermaatse of kwalitatief slechte kinderzorg kan leiden tot een zwakke basis voor de toekomst van een kind, aldus het rapport.
Enkel Scandinavische landen scoren bovengemiddeld volgens het Unicef-onderzoek, met Zweden en IJsland als toppers. Niet toevallig zijn dit de landen met het hoogste budget voor kinderopvang, waar opleidingen degelijk zijn en waar het aantal kinderen per verzorger aanzienlijk lager ligt dan de Vlaamse norm.
De huidige situatie
Unicef hanteert 3 kinderen per verzorger als norm voor baby’s, 3,5 voor peuters. In Vlaanderen mocht tot voor kort een verzorger instaan voor maximaal 6,5 kinderen. Het decreet dat onlangs werd goedgekeurd, zet dat maximum op 8 à 9 kinderen. Gedurende twee uur per dag mag het aantal zelfs stijgen tot 14 baby's per enkele verzorger.
In die omstandigheden is persoonlijke, liefdevolle zorg nauwelijks mogelijk. De werkdruk is hoog, het ziekteverzuim ook. Door de overbelasting worden kinderverzorgsters genoodzaakt zich te beperken tot wat absoluut noodzakelijk is: voeden, verschonen, medicatie toedienen en in bed leggen.
Geen wonder dat er wantoestanden ontstaan. zoals een kind dat over een balkon gehouden wordt, kinderen die hun braaksel moeten opeten of er zelfs in stikken. Meer zorgwekkende situaties die te weinig sensatiewaarde hebben om het nieuws te halen: baby’s die in een autostoeltje voor de televisie worden geparkeerd, een baby die in het toilet wordt gezet omdat het huilen niet ophoudt, kinderen die moeite hebben met inslapen en uren alleen liggen huilen in bed, baby’s die aan ouders worden meegegeven met een propvolle luier en geïrriteerde billen.
Bovendien moeten kinderdagverblijven bij voorkeur vol zitten, met het oog op maximaal rendement. Kinderen van voltijds werkende ouders krijgen dus voorrang. Terwijl heel wat ouders net willen investeren in hun kinderen door de eerste jaren wat minder te werken en zelf wat meer zorg op zich te nemen.
Moeders
terug naar de haard
Kinderopvang is cruciaal om de arbeidsparticipatie te bevorderen. Wat ooit werd bedacht als instrument om vrouwen kansen te bieden en te emanciperen, is intussen onontbeerlijk in ons socio-economisch systeem, waarin iedere burger geacht wordt mee te draaien en actief bij te dragen aan de economische groei.
Bezuinigen op de kinderopvangtoeslag zal de arbeidsparticipatie van met name jonge moeders sterk doen afnemen. Het behoeft weinig verbeelding om in te zien dat vooral zij zullen thuisblijven om de zorg voor de kinderen op zich te nemen, onder meer omdat zij door de regel minder verdienen.
Activering van werklozen is een stokpaardje van de nieuwe regering. Om ouders in staat te stellen buitenshuis betaald werk uit te voeren, moet er een bevredigende oplossing zijn voor de opvang van hun kinderen. Volgens de Vlaamse Armoedemonitor 2014 leven 680.000 Vlamingen (zo'n 11 procent van de bevolking) onder de armoederisicodrempel. Niet iedereen kan maandelijks 650 euro neertellen voor een opvangplaats. Sommige gezinnen met twee jonge kinderen betalen maandelijks een klein netto maandloon aan kinderopvang.
Wie de bevolking massaal aan de slag wil en armoede wil bestrijden, zou de opvangmogelijkheden moeten uitbreiden en de drempel verlagen. Dat mensen worden aangemaand meer en langer buitenshuis te werken en vervolgens meer moeten betalen voor een moeizaam veroverde en dure plaats in de opvang voor hun kinderen, dat staat in schril contrast met de reële noden van ouders en kinderen.