Deserteren als legitieme vredesstrategie

Deserteren als legitieme vredesstrategie

In het herdenkingscircus rond honderd jaar Eerste Wereldoorlog is er aandacht voor de helden, de modder, de gruwel. Klaroenen schallen voor de gevallen jongens, de ellende van de loopgraven wordt tot in de huiskamer gebracht, … maar de oorlog blijft onvermijdelijk en patriottisch.

zondag 17 augustus 2014 14:23
Spread the love


doc




Er zijn mensen geweest die niet meededen, die weigerden, die niet braaf in de moorddadige tred liepen. Ze komen in het circus nauwelijks aan bod. Nochtans kan net hun weigering een eerste stap in een vredesstrategie zijn. Vandaar WaanVlucht !

WaanVlucht/FuirLaFolie is een project van het Brussels Brecht-Eislerkoor en vzw Vrede waarin de deserteur naar de voorgrond gehaald wordt. Gedurende een jaar laten we elke maand op DeWereldMorgen een deserteur aan het woord. Dit artikel leidt deze cyclus in. Maar WaanVlucht is veel meer dan een blog. Daarover leest u meer aan het einde van dit artikel. 

“ik zeg nee”

“Ik zeg nee nee, ik zeg nee nee, ik doe niet mee.” We zingen het keihard mee met Raymond van het Groenwoud.  Maar als een soldaat dat zegt, dan begaat hij een halsmisdrijf. Eigenlijk weten we over de deserteurs van de Eerste Wereldoorlog nog niet zo veel.  Er is wel een studie verschenen over de 11 gefusilleerde Belgische deserteurs, maar daarnaast waren er duizenden misschien tienduizenden deserteurs die zich op een of andere manier aan de oorlogswaanzin onttrokken. Een Duitse studie van professor Jahr gaat van meerdere honderdduizenden deserteurs uit. Veel deserteurs zijn naar het neutrale Nederland gevlucht waar ze in kampen geïnterneerd werden. Tegen het einde van de oorlog stond de teller op 33.105 Belgen …

Er zijn veel manieren om te deserteren in de brede zin van het woord. Soldaten schoten zich in de voet of in de hand om zich aan de frontgruwel te onttrekken. In de populaire musical 14-18 van Studio 100 doet een jonge deserteur dit en wordt dan als een “niet-solidaire verrader” gefusilleerd. Anderen veinsden ziektes of probeerden de recepten uit die in de loopgraven circuleerden om zichzelf te verminken. Nog een andere techniek was om een kleine misdaad te begaan in de hoop in het cachot achter de frontlijn te belanden. De krijgsgerechten speelden hierop in en veroordeelden deze ‘schurken’ tot vechten in speciale “gevangenenbrigades” in de eerste linie.  

De Britse socioloog Tony Ashworth beschreef een “live and let live”-systeemiii: soldaten zagen vrijwillig en welbewust af van het gebruik van geweld tijdens vijandigheden.  Het kan de vorm aannemen van een onder soldaten afgesproken bestand (zoals bv. de beroemde kerstbestanden), maar het kan evengoed gaan om een stilzwijgend pact waarbij via signalen wordt uitgewisseld dat niet zal geschoten worden of dat elk dodelijk schot zal vermeden worden (onder Britse soldaten werd dit “letting sleeping dogs lie” genoemd — slapende honden niet wakker maken).  Uit onderzoek blijkt dat veel soldaten nooit schoten.  

Men against Fire is een begrip geworden in het militair vakjargon: soldaten moeten er via training en propaganda toe gebracht worden om te willen doden.  Deze ‘wetenschap’ wordt killology. Een goed voorbeeld hiervan is Paul Tibbets, de piloot van het vliegtuig dat de atoombom op Hiroshima dropte en dat hij naar zijn moeder Enola Gay noemde: “Ik ben er niet trots op dat ik 80.000 mensen heb gedood, maar ik ben er wel trots op dat ik de missie uit het niets kon plannen en met zoveel succes heb uitgevoerd”. Doden moet zakelijk worden, de “propere oorlog”.  

Hoe het Belgisch leger met al deze vormen van desertie en oorlogsweigering omging, is grotendeels onbekend. België had een tuchtkamp o.a. voor oorlogsonwilligen op Cézembre, een afgelegen eiland voor de kust van Normandië. Wat gebeurde daar? In de publicatie “Honderd jaar Eerste Wereldoorlog in het teken van vrede” van het Vlaams Vredesinstituut is met geen woord sprake van desertie of verzet tijdens de oorlog. Uit het onderzoek van professor Jahr (zie hoger) blijkt overigens dat er heel veel persoonlijke redenen waren om te deserteren.  

Deserteurs waren vaak gestudeerde mensen die over hun toekomst nadachten en hun redenen hadden om neen te zeggen. Het beeld klopt niet dat het enkel arme drommels waren die uit schrik gin kameraden in de steek lieten. Is het trouwens niet heel normaal en gezond-menselijk om panisch te worden bij oorlogstaferelen? Wat moeten we denken van degenen die daar koel en onverschillig bij blijven?  

Die deserterende ‘arme drommels’ waren misschien wel gevaarlijker voor de kadaverdiscipline aan het front. In de loopgraven zaten er veel en die moesten kost wat kost afgeschrikt worden…  Niet toevallig vallen de elf gefusilleerde deserteurs vooral onder de categorie ‘arme drommels’. Sommigen waren waarschijnlijk meer psychiatrische patiënt door shell shock dan weloverwogen deserteur.  

Desertie vandaag

Desertie is geen historisch verhaal. Het is brandend actueel. Bij ‘klassieke’ deserteurs kun je een onderscheid maken tussen hen die zich onttrekken aan dienstplicht in landen waar die nog bestaat (bv Turkije, Cyprus, Egypte,…) en deserteurs die in een reële oorlogssituatie uit een beroepsleger vluchten. Van de eerste groep geven we hier enkele voorbeelden uit het Israëlisch leger. 




Kobi, 43 jaar, wiskundige: “ik heb beslist om niet naar het leger te gaan, toen ik 12 jaar oud was. Ik voelde me niet verplicht om een samenleving te dienen waarvan ik me geen deel voelde. De eerste keer dat ze opriepen, heb ik gezegd dat ik homo, depressief en emotioneel onstabiel was. Vandaag betreur ik dat ik toen de gemakkelijke weg gekozen heb en niet gewoon geweigerd heb om naar het leger te gaan. De sfeer in Israël wordt hoe langer hoe meer verstikkend.  Het wordt echt gevaarlijk om in Tel Aviv nog te betogen tegen de bezetting van de Palestijnse gebieden.” (Haïfa, 2014)

Margarida, 23 jaar: “Ik kwam als 14-jarige met mijn familie uit Brazilië naar Israël. Toen ik 19 was, werd ik opgeroepen en vroeg ik mijn dienst dicht bij huis te mogen doen. Dat werd me geweigerd en ik heb ten einde raad uiteindelijk 60 tabletten geslikt om mijn standpunt duidelijk te maken. Toen hebben ze me laten gaan. Ik droomde ervan op de luchthaven te werken, maar dat kan ik nu wel vergeten.”  (Ashkelon, 2009)

Isham, 39 jaar, journalist: “Mijn ouders zijn Druzen en communisten. Ik wist van meet af aan dat ik niet naar het leger zou gaan, omdat ik het Israëlisch beleid niet kan steunen.   Een wet uit 1957 verplicht Druzen om legerdienst te doen. Israël heeft altijd met een verdeel-en-heers-politiek gewerkt. En het werkt. Jonge Druzen vervullen hun dienstplicht en hebben daarvoor de indruk dat ze bevoordeeld zijn. Maar hun sociale situatie blijft miserabel. Bovendien moeten ze al het vuile werk doen, zoals aan de checkpoints. Ik heb anderhalf jaar gezeten wegens ‘ongehoorzaamheid’.”  (Haïfa, 2009)

Tijdens de Balkan-oorlogen riepen NAVO-verantwoordelijken Joegoslavische soldaten op om te deserteren. Maar zij die het deden, kregen op die basis nergens asiel. Deserteurs zijn nergens welkom. Dat maakt het verhaal van André Sheperd zo interessant. Hij is een Irak-deserteur die in 2007 onderdook, en in 2008 asiel aanvroeg in Duitsland.  

De rechter in München vroeg het Europees Hof in Luxemburg om duidelijkheid over de legitimiteit van asielvragen op basis van desertie. De zaak kwam in juni 2014 voor, maar de rechters nemen tijd om zich over deze internationaal heikele kwestie te beraden en een uitspraak wordt pas tegen de zomer 2015 verwacht.

Bowe Bergdahl is nog zo’n interessant hedendaags voorbeeld.  Hij verdween in 2009 om onduidelijke redenen uit zijn afgelegen legerpost in Afghanistan en werd door de Taliban gevangengenomen.  Na vijf jaar krijgsgevangenschap kwam hij op 31 mei 2014 vrij na een gevangenenruil.  Al snel kwam er kritiek op de bevoorrechte behandeling van ‘deserteur Bergdahl’ die zijn kameraden in de steek had gelaten.  Sommigen eisen de doodstraf, omdat er ook soldaten gesneuveld zouden zijn in de zoektocht naar Bergdahl.

Een deserteur is vogelvrij. Desertie verjaart ook niet. Dat ondervindt dan weer David Hemler die in 1984 deserteerde van de US Air Force in Duitsland, toen hij 21 jaar oud was.  28 jaar later kwam hij in 2012 boven water in Zweden en wilde contact opnemen met zijn familie. Al die tijd had hij onder een valse identiteit in Stockholm een nieuw leven opgebouwd.  “We really want to catch this guy” was het standpunt van het Air Force Office of Special Investigations (AFOSI) in een gesprek met de New York Times en woordvoerder James Dillard voegde eraan toe: “Once you run from the military and you desert that’s something that follows you for the rest of your life.” 




Martin Van Kerrebroeck kan er bij ons over meespreken. In het begin van de jaren ’80 was hij een van de Belgische totaalweigeraars die én legerdienst én vervangende burgerdienst weigerden. Op 14 mei 1982 werd hij door de correctionele rechtbank van Brussel bij verstek veroordeeld tot 12 maanden effectieve gevangenisstraf wegens ‘insubordinatie’.

Hij was gevlucht naar Nederland waar hij tot 1989 bleef. In 1993 werd hij net voor de afschaffing van de dienstplicht opnieuw opgeroepen en moest hij voor een commissie verschijnen. Martin werd tot ‘onwaardige Belg’ verklaart, wat bijvoorbeeld betekent dat je geen kind mag adopteren en geen ambtenaar kan worden. En … er is geen verjaring ! Toch kreeg hij eerherstel in 2003. Uit zijn blogbericht hierover: “Ik heb zoete warme tranen gehuild. Ruim twintig jaren ballast vielen eensklaps van me af.  Ik had niet het minste vermoeden hoezeer ik me gedurende al die jaren aangepast had aan een leven in ‘ballingschap’.”

Naast de ‘klassieke’ deserteurs zijn er vandaag ook veel moderne vormen van oorlogsdesertie mogelijk. Om er maar enkele te noemen: oorlogsbelastingweigering, klokkenluiders die militaire geheimen naar buiten brengen, treinspotters die oorlogstransporten blokkeren, vakbonden die weigeren mee te werken aan wapenproductie, …

Soldaten zijn gedeserteerde burgers (vrij naar Werner Mitsch)

In essentie eigent de deserteur zich het recht toe een existentiële vraag te stellen: mag mijn land van mij vragen dat ik mijn leven riskeer om andere mensen te doden ?  In de nasleep van de Eerste Wereldoorlog schreef Anatole France in een brief naar de krant : ”On croit mourir pour la patrie, on meurt pour des industriels” (l’Humanité 18/07/1922).  

Deserteren is legitiem. Desertie wordt per definitie als een strafdaad gezien en de staat die beslag op het leven van een soldaat legt, heeft per definitie gelijk. Er zou een soort van vertrouwenspact tussen staat en soldaat zijn, waarbij de staat diensten aan haar burgers waarborgt en in ruil daarvoor van haar burgers en soldaten onvoorwaardelijke trouw vraagt om “het land te verdedigen”.  

Maar is het zo simpel?  

Weten de burgers altijd de achterliggende belangen van een oorlog? En waar zijn de garanties dat oorlog de beste strategie is naar vrede? Deserteurs zouden een soort klokkenluidersbescherming moeten krijgen. Ze contesteren de oorlogslogica en dwingen om over de zinvolheid van oorlog en de ware achterliggende belangen na te denken.

Een oorlog is nooit gedaan op het moment dat een staakt-het-vuren getekend wordt. De herdenking van de zogenaamd Groote Oorlog toont aan dat hij na 100 jaar nog niet gedaan is. De geopolitieke gevolgen leiden nu tot oorlogen in Oekraïne en het Midden-Oosten. Of denken we aan de vele postkoloniale conflicten die nog voortwoekeren. Ook er zijn nu nog altijd persoonlijke en sociale gevolgen voor de families van getraumatiseerde soldaten. In dat verband spreken de families van de gefusilleerde Belgische deserteurs treffend van “mort par la patrie non pour la patrie”.

Kijken we maar naar de rammelende bewijsvoering waarmee vandaag ten oorlog getrokken wordt tegen “onzichtbare terroristen”? Laten we mensen integendeel aanmoedigen om voor hun mening uit te komen, om zich voor vrede, verdraagzaamheid en rechtvaardigheid uit te spreken. Er is moed nodig om een militair bevel naast je neer te leggen. De deserteur wordt verweten dat hij zijn strijdmakkers in de steek laat.  Maar is het niet omgekeerd? Zijn het niet de soldaten die blindelings bevelen uitvoeren die zo hun makkers en medeburgers in gevaar brengen?  

Staatsgevaarlijk

“En toch wordt al die ellende jullie niet aangedaan door een groep vijanden maar door één vijand alleen.  Diegene namelijk die jullie zo machtig hebben gemaakt als hij nu is, voor wie jullie naar de oorlog gaan en voor wie jullie bereid zijn te sterven.  Aan het woord is Etienne de la Boétie in het jaar 1548. De vijand bevindt zich eigen rangen, namelijk de bevelvoerders die de soldaten de dood injagen. Ook Bertolt Brecht spreekt zich in die zin uit:

Wenn es zum Marschieren kommt:

Euer Feind marschiert an der Spitze. 

Die Stimme, die euch kommandiert,

ist die Stimme eures Feindes.

Wer da vom Feind spricht, ist unser Feind.

In der Schlacht habt ihr den Feind im Rücken.  (uit Gegen den Krieg, 1936).

(Wanneer er gemarcheerd moet worden: / jullie vijand loopt vooraan / de stem die jullie commandeert, / is de stem van jullie vijand. / Degene die over de vijand spreekt, is onze vijand. /  Tijdens de veldslag hebben jullie de vijand in de rug.)

Daarom zijn deserteurs staatsgevaarlijk en moeten ze hard aangepakt worden. Ze stellen de oorlogslogica in vraag en luisteren niet meer naar ‘de vijand’. Toen een aantal intellectuelen in Duitsland een oproep aan de NAVO-militairen in Joegoslavië lanceerden om zelf te deserteren, werden alle ondertekenaars bedreigd met processen wegen ‘het aanzetten tot criminaliteit”. Thomas Pflüger is een vredesmilitant en Europees parlementslid die al verschillende processen en veroordelingen op zijn palmares heeft.

We moeten van deserteurs geen nieuwe helden maken. Het zijn gewone mensen die echter aantonen wat gewone mensen kunnen doen, namelijk niet meedoen. Het gaat niet om rehabilitatie waarbij deserteurs terug soldaat en oorlogsheld moeten worden met een vermelding op een heldenmonument. Het gaat om respect voor hun keuze en om de wil om goed te luisteren naar hun motieven.




WaanVlucht

Dit verhaal willen we met WaanVlucht brengen. Het is een initiatief van het Brussels Brecht-Eislerkoor en vzw Vrede waarbij we studie en sensibilisering willen combineren met een artistieke benadering. In het najaar 2014 gaat de muziektheaterproductie in coproductie met het Kaaitheater te Brussel in première.  

Zes Belgische koren brengen er in samenwerking met solisten, acteurs en een slagwerktrio koorzang en theaterteksten over en van deserteurs. Onder andere zal de wereldpremière gebracht worden van de Ode aan de Deserteur van de befaamde componist Frederic Rzewski. In het najaar van 2015 volgt een internationaal korenproject.

Er zal een vredesconferentie over het thema desertie georganiseerd worden.  Er is een website met daaraan gekoppeld een blog waarop historische en achtergrondteksten gepost worden.  

Websites :  www.desertie.be of www.bbek.be

[vimeo]91590824[/vimeo]

1. “De
dood met de kogel”,
door Siegfried Debaeke.
Uitgeverij De Klaproos, Brugge, 2008.

2. Jahr,
Christoph: “Gewöhnliche
Soldaten. Desertion und Deserteure im deutschen und britischen Heer
1914-1918”.
Göttingen:
Vandenhoeck & Ruprecht 1998. ISBN: 3-525-35786-9. Zie ook het
tijdschriftartikel in Die Zeit van 15/06/2014: “Wer
fehlt? Etwa Du?”
Während
des Ersten Weltkriegs desertierten Hunderttausende Männer
in ganz Europa oder verweigerten den Dienst an der Waffe. Ein
riskantes Unterfangen –
oft glückte
es nur mit Mut und Einfallsreichtum von Christoph Jahr!

3Ashworth,
Tony “Trench
Warfare 1914–1918:
The Live and Let Live System”
(1980). (ISBN 0330480685)

4.“Men
Against Fire: The Problem of Battle Command”
door
Samuel Marshall.
Uitgeverij The
Infantry Journal, Washington/New York,
1947.
Marshall
toont in zijn
omstreden studie dat 25% van de soldaten nooit schiet en 75% nooit
schiet “met
de bedoeling om te doden”.
Een groot probleem concludeert hij in zijn boek.

5. Grossman,
Dave (1995). “On
killing : the psychological cost of learning to kill in war and
society”.
Boston: Little, Brown. ISBN 978-0-316-33000-8.
Zo’n
training kan volgens Grossman het menselijk instinct om niet te doden
‘overwinnen’
door
het volgende te doen: leren schieten op menselijke afbeeldingen ;
realistische situatie-oefeningen waarin ‘echt’
gevochten
wordt ; individuele verantwoordelijkheid voor het doden verdelen over
de hele groep en verder afschuiven op een autoriteitsfiguur (de
bevelvoerende officier). Grossman belooft dat het Men-against-Fire
percentage op deze manier tot 10% kan teruggedrongen worden. Toch
blijft het doden van anderen voor de soldaat psychologisch
traumatisch en moet hiervoor opvang en begeleiding voorzien worden.
Doden is traumatischer dan getuige zijn van de dood van anderen of
dan zich zelf in constant gevaar bevinden…. 

6.Auteur(s):
Maarten Van Alstein. Brussel – 08/11/2011 – ISBN 9789078864462 ,
83 p.

7.Voor het volledige relaas van Martin zie www.desertie.be

8.“Die
Berufssoldaten sind desertierte Zivilisten.”
Werner Mitsch (1936-2009)

9.zie
ook hun website www.grootvadersoorlog.be

10.Et
tous ces dégâts,
ces malheurs, cette ruine, ne vous viennent pas des ennemis, 11.mais
certes bien de l’ennemi,
de celui-là
même
que vous avez fait ce qu’il
est, de celui pour qui vous allez si courageusement à
la
guerre, et pour la grandeur duquel vous ne refusez pas de vous offrir
vous-mêmes
à
la
mort.”Etienne
de la Boétie
(1530-1563). Discours de la Servitude Volontaire. Vertaling:
Vertoog
over de vrijwillige slavernij. (door Charlotte Bauwens – Uitgeverij
Democratie.NU)

12.zie zijn blogbijdrage op
www.desertie.be
hierover

Info over de afbeeldingen :

  • de houtsnede ‘de deserteur’ is van Ruth Flikschuh
  • “It won’t end until we refuse” – Refuseniks in actie (foto van www.calpeacepower.org/0101/images/wont-end_SM.jpg)
  • foto van Martin Van Kerrebroeck
  • logo van de WaanVlucht-campagne
  • promofilmpje gemaakt door Jasper Flikschuh

take down
the paywall
steun ons nu!