Eric Corijn (foto: Han Soete, Indymedia)

Wereldvreemd (in) Vlaanderen

Inleiding van Eric Corijn op het Gentse feesten debat van donderdag 24 juli 2014 met als thema: Wereldvreemd in Vlaanderen: bakens voor een progressieve politiek.

dinsdag 22 juli 2014 20:11
Spread the love

Wereldvreemd
(in) Vlaanderen

De
verkiezingen hebben de politieke kaarten in België en Vlaanderen
herverdeeld, dat is bekend. De NVA heeft zich met scores tussen 20
en 50 procent als grootste partij bevestigd en daarmee de CD&V van de
centrale positie verdrongen. Daarmee geeft ze een nieuwe
marsrichting aan voor de politiek in Vlaanderen. En ook al toont de
partij zich tot compromissen bereid, de moeilijkheden bij de Vlaamse
regeringsvorming wijzen erop dat het wel degelijk om een
verschuiving van de ijkpunten gaat, om het verleggen van het
evenwichtspunt. De NVA wil vooral een meer ‘ondernemersvriendelijk
klimaat’ met een gevoelige vermindering van de loonkost, en dus
een grondige herziening van de overlegcultuur. Veranderen is breken
met de overlegeconomie. Dat was al duidelijk in de frontale
aanvallen tegen ACW en ACV. En dat wordt nu ook aan de CD&V
duidelijk gemaakt wanneer het gaat over zorg en welzijn. De Vlaams
nationalistische partij staat voor een ander maatschappijmodel. De
Belgische consensus moet worden doorbroken, het zogenaamde PS-model
dat blijkbaar – volgens Bart De Wever – door niemand in Vlaanderen wordt
gevolgd (ook niet door de SP.a) is achterhaald. De nieuwe hegemonie
in Vlaanderen is dus radicaal rechts en heeft separatisme als
grondstroom. En dat profiel heeft het electoraat van het VB, van LDD  en (voorheen al) van de meest radicale patronale vleugels van CD&V
en Open VLD overtuigd. Bart De Wever heeft een radicaal rechts kamp
verenigd en dat is goed voor ruim één derde van het Vlaamse
electoraat.

Maar
Bart De Wever kampt met twee problemen: de rest van Vlaanderen en
België. De vertegenwoordigers van de heersende
(sociaal-)neoliberale consensus en coalitie krijgen een slag maar
zijn verre van uitgeteld. De CD&V houdt stand. De kracht van het
georganiseerde christen-democratische middenveld, vooral in de zorg-
en onderwijssector, is aangetast maar niet uit verband gespeeld. Ook
al zou de Kris Peeters willen meegaan in een ‘krachtige
herstelregering’, de afbouw van de welvaartsarrangementen stoot
toch op veel weerstand (index, werkloosheid, ziekteverzekering,
zorg, onderwijshervorming…). Open VLD anderzijds teert op de
populariteit van het ‘krachtige doch menselijke’  anti-asielbeleid van Maggie De Block en vertegenwoordigt overigens
een anti-nationalistisch Europees en Belgisch rechts. Ook al willen
beide partijen een patronaal ‘herstelbeleid’, en volgen ze
daarin de politieke roep van VOKA en UNIZO, ze willen dat binnen een ‘samenwerkingsfederalisme’. Zelfs de Vlaamse rechterzijde volgt
schoorvoetend de lijn van De Wever.

De
paradox voor NVA is nu dat, wil ze haar nieuw project van hegemonie verderzetten, het noodzakelijk is een rechtse federale meerderheid
te vormen en dus een regering te vormen zonder de PS. De PS blijft
zowel in Wallonië als zelfs in Brussel (dan wel door de splitsing
MR-FDF) de grootste partij. In beide gewesten domineert ze
administratie en middenveld, en zowel in Brussel als in Wallonië en
de Franse gemeenschap werden al regeringen gevormd rond de as
PS-CDH. Een federale meerderheid met naast NVA, CD&V en
eventueel Open VLD, alleen de MR als enige Franstalige partij aan boord is werkelijk een ‘kamikazeregering’. Ze zal op veel weerstand kunnen rekenen, in
Brussel en Wallonië, maar ook in het Vlaamse middenveld.

Mondialisering en verstedelijking

Nochtans
ligt deze politieke ontwikkeling volkomen in de lijn van wat in de
leidinggevende cenakels mondiaal en Europees ‘nodig wordt geacht’.
De mondialisering heeft op enkele decennia tijd de context volkomen
veranderd. Het gaat grosso modo om een grotere connectiviteit, een
wisselwerking op een grotere schaal, waardoor de arbeidsmarkt en de
productieketens grondig zijn veranderd. In de kernlanden van de het
wereldsysteem blijven de hoofdkwartieren actief, maar de
arbeidskracht wordt gezocht in de armere en dus goedkopere
periferie. Dat heeft de structuur van de economie in onze gewesten
hervormd. Allereerst is de plaatselijke economie in een ‘space
of places’
opengebroken naar
continentale en mondiale netwerken, naar een ‘space
of flows’
.

De economische orde is
verschoven van de industrieterreinen naar een stedennetwerk. Want ook de verstedelijking werd door de
mondialisering in de hand gewerkt.
Vandaag woont de overgrote meerderheid van de mensheid in steden. Het is daar dat de postindustriële economie zich ontwikkelt. En in
die beweging komt de economische orde nog losser te staan van de
politieke. Volgens de neoliberale ideologie gaat de mondialisering gepaard met de afbouw van het nationale sociale contract dat
stelselmatig wordt vervangen door een beleid ten voordele van de
concurrentiecapaciteit.

Het neoliberalisme versus de welvaartsstaat

De welvaartsstaat diende om de markt te
reguleren en de koopkracht op peil te houden. Het neoliberalisme stelt daar tegenover privatisering en deregulering, afbouw van de protectionistische
maatregelen en focus op steunmaatregelen voor de ondernemingen.
De markteconomie zelf ontsnapt aan de controle van de staat (en dus
van de democratie), maar ook aan de internationale verdragen en
instellingen, die zich overigens toch al vooral bezighouden met de afbouw
van openbare voorzieningen en budgetten. Die globale deregulering
heeft gezorgd voor twee levensbedreigende systemische uitdagingen.
Eén, de uitputting van de grondstoffen, de neergang van de
biodiversiteit en de klimaatuitdaging, die leiden tot een zware
ecologische crisis. Twee, de groeiende kloof tussen arm en rijk die
leidt tot een sociale crisis en ook een grondige verstoring van
productie en distributie omdat de markt alleen reageert op
koopkrachtige vraag en behoeften.

Systemische uitdagingen

Het zijn die systemische uitdagingen, die fouten
in het DNA van het kapitalisme, die onvermijdelijke gevolgen van de
basisprincipes van het wereldsysteem, die aan de basis liggen van
een progressief politieke engagement. Maar paradoxaal genoeg blijft
die politiek gevangen in de mal van systemische instellingen.
Telkens de staatsstructuren zijn aangepast zijn de partijen gevolgd. En ook al is de Belgische economie van oudsher
gericht op de wereldmarkt, toch wordt de politiek bepaald door de
communautaire twisten en de opeenvolgende staatshervormingen. Dat
heeft geleid tot een segmentering en een versnippering van de
territoria, de gemeenschappen en de bevoegdheden en dan weer van de
programma’s en de geesten. De Belgische democratie houdt zich al
niet meer bezig met de grote kwesties en focust de bevolking op
stammentwisten en splitsingen van arrondissementen terwijl de crisis
en het wanbeheer van de banken ons staatsbudget en de sociale
zekerheid ondermijnen. Nationalisme en chauvinisme en bevoegdheden
op steeds kleinere territoria herleiden de politiek tot enkel wat
steun aan het lokaal ondernemerschap. En terwijl een sociale en/of
ecologische linkerzijde zich juist zou moeten verzetten tegen die afglijding wordt ze er door het voortdurend medebeheer
medeverantwoordelijk geacht. Paradoxaal genoeg kapitaliseren juist het nationalisme, het populisme, het euro-scepticisme, het chauvinisme en uiterst rechts op de anti-systemische gevoelens. 

Paradoxaal genoeg kapitaliseren juist het nationalisme, het populisme, het euro-scepticisme, het chauvinisme en uiterst rechts op de anti-systemische gevoelens. 

En
ook al doen de enen het wat beter dan de anderen en verschilt dat al
naargelang van het gewest, links blijft met een diepe
perspectievencrisis zitten.

Hoe
uit die omknelling geraken?

Dat is de uitgangsvraag die de
aanleiding vormt tot het boek van de Vooruitgroep, dat één maand
voor de verkiezingen is verschenen onder de titel “Wereldvreemd in
Vlaanderen. Bakens voor een progressieve politiek”. Het boek
kadert in een opvatting over politiek als strijd voor een hegemonie,
voor een bepaalde kijk op de ordening van de samenleving, voor het
samenvoegen van verschillende conflicten en agenda’s tot een
equivalente inzet. Democratische politiek als een vorm van
conflictbeheersing, zonder illusie over een harmonieuze samenleving
door goed bestuur in het belang van iedereen… Die illusie maakt
net deel uit van de neoliberale hegemonie.

Tegenover het principe van de allesoverheersende
vrijheid van onderneming en individu, stelt de linkerzijde het
principe van de gelijkheid van alle mensen en het recht op gelijke
toegang tot levensmiddelen. En dan zien we in onze analyse drie
belangrijke breuklijnen die overal in de wereld voorkomen: de
sociaal-economische breuklijn tussen arbeid en kapitaal, arm en rijk;
de ecologische uitdaging en de uitdaging van het samenleven in
diversiteit. We hebben dat in het boek vrij concreet gemaakt in de
vier behandelde hete hangijzers en kiezen dus voor een sociale
duurzame transitie in tegenstelling tot een eenvoudige ‘groene markteconomie’;
voor een verstedelijking tegenover een verkaveling van Vlaanderen; voor een
lekenstaat open voor multi-cultuur en superdiversiteit tegenover een
staatsnationalisme, en dus met een aangepast onderwijs voor een
diverse samenleving; voor een radicalisering en politisering van de
democratie zowel tegenover de liberale consensus als de ‘verklanting’ van de politiek. Het is dus zaak de contouren van een progressief
alternatief duidelijk te maken en dat in antwoord op de systemische
uitdagingen. Een links beleid kan niet volstaan met ‘goed bestuur’ van de bestaande orde, een links beleid wordt afgerekend op het
verleggen van de krijtlijnen , op het structureel heroriënteren van
de samenleving. Elke herbronning moet dus vertrekken van het aangeven
van de mondiale uitdagingen.

Zwaartepunt van de politiek verleggen

Het
belangrijkste startpunt voor een niet-hegemonisch project is het
doorbreken van de nationalistische framing van een ‘zelfstandig
Vlaanderen voor de hardwerkende en dus voor de ‘vermarkte’  Vlaming’. Die ‘illusie’ is de kern van het geloof en de
ideologie van een herstel van de Vlaamse welvaart voor iedereen.
Daarom moeten we vechten om het zwaartepunt van de politiek, van
onze politiek, te verleggen zowel ‘naar beneden’ als ‘naar
boven’.

Naar boven omdat de Vlaamse schaal te klein is om
enige kanteling ten goede te realiseren en we dus elke politiek
meerschalig moeten denken. Dat betekent dat we de verdediging van de
Belgische schaal opnemen, niet zozeer vanuit een alternatief
nationalistisch discours, maar vanuit de reëel bestaande sociale
zekerheid, het reëel bestaande stedennetwerk (een conferentie van de
centrumsteden bvb) en de reëel bestaande sociaal-economische
bekkens. En dat betekent ook dat we een zwaar accent leggen op ‘Europa’, niet in de eerste plaats als een statenbond, maar als
een supranationale instelling gestoeld op een neoliberale grondwet
en een niet gepolitiseerde centrum-periferiedynamiek. Daarom moet het
project van een ‘sociaal Europa’ ruimtelijke en sociale
herverdeling combineren in alternatieve regionale
ontwikkelingsmodellen, die waarschijnlijk sterk zullen samenvallen
met de structuur van de metropolitaanse netwerken. Een ander Europa
is niet gewoon een sociaal Europa met een Europese sociale zekerheid,
het is ook een continentaal project met een vernieuwde politieke
geografie die de bestaande natiestaten doorkruist.

Naar beneden, omdat we op zoek moeten naar de
dichts bijgelegen plaats waar we de wereld tegemoet komen en dat zijn de grote steden, de metropolitane gebieden. Het is op die schaal dat
de mondiale problemen samenkomen op één plaats en dat het lokaal
beleid een verschil kan maken. De stad staat dichter bij de wereld
dan een land. De (groot)stedelijke schaal is de bakermat is voor een
postnationale samenleving. Het is de enige schaal waarop onze drie
breuklijnen plaatselijk samenkomen en waarop een goed gestructureerde
en goed geïnformeerde civiele maatschappij politiek echt kan wegen.
Getuige daarvan de heroïsche strijd tegen de BAM-plannen, die
al drie ‘gebetonneerde’ politieke akkoorden heeft doen springen en nu
met Ringland de maatschappelijke discussie nogmaals heeft verbreed.

De stad staat dichter bij de wereld dan een land

De stad is ook het enige niveau waarop de nationale ideologieën ter
linkerzijde in de praktijk kunnen worden getoetst en desgevallend
worden geherformuleerd tot een ‘kamp’ dat opkomt tegen de
heersende ideologie. In Vlaanderen betekent dat overigens ook een
discussie over het ‘Antwerpse model’ tegenover het ‘Gentse
model’ (wat een mooie doorkruising zou inhouden van de manier
waarop De Wever de tegenstellingen verwoordt). En het herschikt de
politieke agenda ook dwars op de bestaande ideologische orde in.

Samenvattend.
Wil men een andere politiek en wil men de linkerzijde herbronnen dan
kan men niet vertrekken van de manier waarop het politieke debat in
de Vlaamse media en instellingen wordt gevoerd, maar moet men
uitgaan van een diagnose over de veranderingen in het wereldsysteem
en de grote uitdagingen die zich op dat vlak stellen.

Vanuit dat
kader kunnen dan de lokale en regionale verschijningsvormen meer
worden geduid. Eens men op die manier nadenkt kan een politiek
alternatief alleen een meerschalige strategie oproepen. Het gaat dan
niet alleen om een samenhang tussen verschillende beleidsniveaus
maar vooral om het zoeken naar dwarsverbindingen, naar verknoping,
naar een doorbreken van de muren tussen instellingen en
bevoegdheidsverdelingen, en naar een duidelijk afgesproken strijd op
de verschillende vlakken tegelijk. En eens men zo begint te denken
dan moet men ook bereid zijn na te denken over de partijorganisatie
die nu nog steeds eentalig en nationaal is opgebouwd, eventueel met
enkele internationale contacten…

Think global, act local

Men moet tevens beseffen dat de instellingen de
komende vijf jaar in functie zullen staan van de nieuwe politiek, van
de verrechtsing en het ombouwen van de welvaartsstaat. Een belangrijk
deel van het politieke weerwerk zal verplaatst worden naar de civiele
maatschappij, naar het middenveld. Dat zal worden gemobiliseerd in
een verdediging van “verworven rechten”, in een defensieve
strijd. Maar de centrale vraag blijft ook daar: hoe kan men het
middenveld, dat is gevormd in het raam van de overlegeconomie,
sensibiliseren voor een ‘glocale’ draai, voor meer ‘think
global, act local
‘? Eenvoudigweg door meer aandacht te geven aan de
plaatsen waar het wereldsysteem het lokale bepaalt, waar er een
verknoping is tussen de mondiale vraagstukken en de lokale
uitdagingen. Waar concentreert zich de sociale kwestie? Waar moet er
dringend een duurzame transitie worden ingezet? Waar stelt zich de
vraag naar het multicultureel samenleven? Inderdaad, de stedelijke
agenda concentreert de belangrijkste politieke uitdagingen. Het is ook daar dat de klimaatpolitiek, de strijd tegen dualisering en sociale
uitsluiting en het superdivers samenleven zeer konkrete uitdagingen stellen. Wil men die stedelijke agenda vorm geven dan ook zal men de
politiek-organisatorische conclusie moeten trekken.  De huidige
ideologische partijlijnen zijn niet de meest aangewezen.

Een progressief alternatief vergt analyses en
antwoorden op een andere schaal dan de Vlaams-Vlaamse debatten. Een
links programma moet meerschalig zijn en dwarsverbindingen leggen
tussen plaats en wereld, tussen nabijheid en systeem, tussen stad en
Europa. Dat doen vergt meer investering zowel lokaal als Europees en
vergt dus het herdenken van zowel programma’s als
organisatievormen.

Eric Corijn.

take down
the paywall
steun ons nu!