Abdelkrim El Khattabi kort voor zijn verbanning naar Réunion in 1926 (foto http://www.almounadil-a.info)
M'hamed El Abdouni

Abdelkrim El Khattabi, democratisch verzetsstrijder

De media hebben het over fanatieke kaliefaten. Ondertussen krijgen Belgen en Nederlanders van Marrokaanse origine uit het Rif geen aandacht voor hun held, vrijheidsstrijder Abelkrim El Khattabi, die reeds in 1920 streed voor democratie, maar werd gefnuikt door koloniale hebzucht. Auteur M’hamed El Abdouni schreef een boek over een man, die zijn tijd ver vooruit was.

maandag 21 juli 2014 12:01
Spread the love

Op 21 juli 1921, exact 93 jaar geleden verwierf Abdelkrim
El Khattabi (1882-1963) wereldfaam, omdat onder zijn leiding
het koloniale Spaanse leger een gevoelige klap te verduren kreeg. In de hitte
van de Riffijnse [1] zomer werd
de slag uitgevochten van Anoual, een gehucht in de Riffijnse bergen, die zoals
gezegd met een klinkende zege voor de Riffijnen werd beslecht.

Deze veldslag
had bovendien rampzalige gevolgen voor de binnenlandse Spaanse politiek, tot diep
in de jaren zeventig van vorige eeuw tot aan de dood van fascistisch dictator Francisco
Franco (1892-1975). Zijn wereldfaam heeft tot op de dag van vandaag weinig van
zijn glans verloren. Wie was deze man? 

Inspiratie voor Mao Zedong 

Er schijnt ooit een Palestijnse
delegatie in 1971 op bezoek te zijn geweest bij Mao Zedong, toenmalig leider
van de Communistische Partij in China, met als doel te leren van de Chinese
revolutie. Mao merkte op dat het toch vreemd was dat zij helemaal naar zijn
land waren gekomen om iets op te steken van zijn ervaringen, terwijl hij toch zijn
revolutie op de ervaring van Mohamed ben Abdelkrim El Khattabi had gebaseerd. [2]
Wie was deze Mohamed precies? 

Abdelkrim [3]
was fel gekant tegen de militaire bezetting van Marokko, het gebied dat een
Frans-Spaans protectoraat in 1912 werd tot 1956. Zijn verzetsbeweging inspireerde vele onafhankelijkheidsbewegingen
in de wereld en is nog steeds onderwerp van studie. Zo werd op
10 mei  2014 een internationaal
symposium gehouden in Brussel, ter herdenking van de vijftigste verjaardag van
zijn overlijden in 1963.  Diverse
onderwerpen kwamen aan bod met betrekking tot de civiele aspecten van de
onderneming van El Khattabi, zoals zijn onderwijsplannen en de
moderniseringsdrang van de door hem opgerichte Riffijnse Republiek.  

Mohamed is in het westen beter
bekend geworden onder de naam van zijn vader Abdelkrim. Hij groeide uit tot een
succesvolle verzetsstrijder en richtte in de jaren twintig van de vorige eeuw de
Riffijnse Republiek op, waarvan hij president werd. Deze zet was in die tijd
zonder enig historisch precedent. Het was dan ook een primeur voor de
Arabisch-islamitische wereld en voor Noord-Afrika.  

Met zijn onverzettelijke houding
tegenover de grote Spaanse en Franse legers verkreeg hij wereldfaam. Na zijn
verpletterende successen tegen het Franse leger in de lente en zomer van 1925
prijkte zijn portret in augustus van datzelfde jaar zelfs op  de cover van Time Magazine. Zo moest veldmaarschalk Pétain, de
Franse overwinnaar van de Eerste Wereldoorlog, er aan te pas komen om de oorlog
alsnog ten gunste van de koloniale mogendheden te beslechten.  

Een man die actueel blijft 

Er werd in 2013 en 2014 uitgebreid
bij zijn overlijden stilgestaan, zowel in Marokko als in de Lage Landen. Wat
vertegenwoordigt hij voor de Marokkaanse Nederlanders en Belgen? Het merendeel van
hen heeft een achtergrond in het Rifgebied in het noorden van Marokko. Daar is
Abdelkrim geboren en groeide hij op, om er uiteindelijk een republiek te
stichten.

Volgens een van de aanwezigen
tijdens het recente symposium in Brussel vormt hij een bron van trots voor
Riffijnen en Marokkanen. Hij onderscheidde zich niet alleen door militaire
successen, maar slaagde er tevens in de modernisering van het gebied in gang te
zetten. Volgens deze bezoeker aan het symposium was de militaire overmacht van
de Spaanse en Franse legers echter teveel voor de kleine Riffijnse Republiek,
hetgeen een fatale stok in de wielen van de onderneming van Abdelkrim El
Khattabi heeft gestoken.

Ondanks het falen van zijn project
zijn de ideeën van Abdelkrim opvallend actueel, mede met het oog op de recente
‘bevrijdingsrevoluties’ in Noord-Afrika. Zo werd Abdelkrims uitspraak
“wij willen vrijheid en een menswaardig bestaan leiden” de lijfspreuk
van de protestbeweging ‘20 februari’ in
Marokko.[4] 

‘Vriend’
van Spanje 

Abdelkrim
werd geboren en groeide op eind negentiende eeuw in het
stadje Ajdir, nabij de huidige stad Al Hoceima.
Hij kreeg er zijn basisonderricht in de plaatselijke
moskee, deels van zijn vader, wiens invloed bepalend
was voor zijn latere leven. Zijn persoonlijke vorming, zijn
actieve loopbaan en politieke carrière werden zo nauwgezet
uitgestippeld.  

Meermaals
moest de familie El Khattabi huis en haard echter verlaten,
deels voor zijn onderwijs, maar deels
ook als gevolg van de stammenconflicten, die in deze periode de
Rif teisterden. Met name het fenomeen van de bloedwraakvete zette de
verhoudingen binnen families, (sub)clans en stammen op scherp. Deze
praktijk was verwoestend voor de sociale samenhang binnen
en tussen stammen.[5]
Deze periode van onrust werd bekend onder de term ‘refublik’ (een samentrekking van
‘refugié-vluchteling en ‘republiek’). De familie van Abdelkrim
verafschuwde deze conflicten en ging ze
liever uit de weg. 

De
Khattabi’s waren niet onbemiddeld. Het
opleidingsniveau van de kinderen oversteeg
dat van de gemiddelde Riffijnse familie. Zij namen hierdoor een bijzondere
positie in hun stam in. Ze waren alom
bekend en gerespecteerd. Vader Abdelkrim werd
door de sultan tot ‘qadi’ (rechter)
benoemd over de grootste stam in de Rif, de Aith Waryagher. Hij had ook
goede banden met de Spaanse autoriteiten in
de enclaves Melilla en Ceuta en op het eiland Nekor, dat voor de kust tegenover Ajdir ligt.

Door
deze goede banden kon zoon Mohamed in 1907 in Melilla in dienst van de
Spanjaarden treden, nadat hij zijn studie in Tetuan en Fès had
afgerond. Deze dienstbetrekking
verliep uitermate succesvol. Hij zou er als taalonderwijzer
Riffijns-Berbers en als qadi aangesteld worden. Op
de conferentie van Algeciras in 1906, werden
de koloniale aanspraken van de Fransen en Spanjaarden
in Marokko officieel erkend door de andere koloniale machten,
waaronder Nederland en België.  

Toen
kozen de Khattabi’s ervoor zich aan de zijde van de Spanjaarden te scharen, in
de hoop zo een modernisering in de
Rif op gang te brengen. Wat er gebeurde, direct na deze conferentie,
was een invasie van Spaanse particuliere bedrijven van
het grondgebied van de Riffijnse stammen, met ondersteuning
van het Spaanse leger.

Dat lokte fel verzet uit
van deze stammen uit. Het werd een militaire strijd waarin de
Khattabi’s enerzijds de kant van de Riffijnen kozen, maar
tegelijkertijd probeerden hun samenwerking met de Spanjaarden
niet op het spel te zetten. Zo hoopten ze de door hen zo vurig
gewenste modernisering van het gebied toch nog op gang te
brengen. 

Vrienden
worden vijanden 

De
Khattabi’s achtten de hulp van Europese landen, zoals Spanje, daarbij
noodzakelijk. Zij hoopten evenwel een militaire kolonisatie van de Rif te
voorkomen. Om deze reden ageerde Abdelkrim fel tegen de Franse militaire
bezetting van Marokko in Telegrama del
Rif
, een Spaanstalig dagblad waarin hij een Arabischtalige column
publiceerde van 1907 tot 1914.  

Overigens
hadden de Khattabi’s bij deze moderniseringswens niet altijd de steun van de volledige
lokale bevolking, vanwege hun angst voor de vernietiging van de eigen
levenswijze en voor het verlies van de door hen gekoesterde onafhankelijkheid.
Desondanks zetten de Khattabi’s hun plannen met veel overtuiging door, erop
hopende dat de koloniale ambities van de Spaanse africanista’s [6]
de overhand niet zouden krijgen binnen de Spaanse overheidsadministratie.  

De
koloniale overheersingsdrang leidde echter in de aanloop naar en gedurende de
Eerste Wereldoorlog tot zichtbare eerste scheuren in de goede relaties tussen
de Khattabi’s en de Spaanse administratie. Zij keerden zich meer en meer
openlijk tegen het Spaanse protectoraatsregime, waarvan zij steeds meer en meer
overtuigd raakten dat ze niet in staat was de modernisering van het gebied te
realiseren.  

Deze
‘ondankbaarheid’, zoals de Spanjaarden de kritiek van de Khattabi’s
bestempelden, werd aanleiding tot een definitieve breuk. In de hoop de
Khattabi’s op andere gedachten te brengen werd Abdelkrim in Melilla een jaar
gevangen gezet.

Na zijn vrijlating kon hij terug zijn functie als qadi opnemen,
maar de relaties waren te veel beschadigd. Toen duidelijk werd dat de
Khattabi’s hun ambities onmogelijk konden verwezenlijken met de medewerking van
de Spanjaarden, kozen zij voor de confrontatie met het Spaanse leger, en werden
de aanvankelijke vrienden aartsvijanden. 

Militaire
confrontatie 

DeWereldMorgen.be

De
strijd was hard en meedogenloos. De slag bij Anoual in juli 1921 kenmerkte het
begin van de Rifoorlog, die zich tussen 1921 en 1927 afspeelde. Het overwicht
van het leger van de Riffijnen was overduidelijk, ondanks een aanmerkelijk
kleiner aantal manschappen en eenvoudiger militair wapentuig. Zij domineerden zo
het grootste deel van het Spaanse protectoraat in Marokko.  

De
Spaanse overheid en het leger boekten weinig vooruitgang in de ‘pacificatie’
van hun invloedssfeer. Dit had bovendien een grote invloed op de politieke
situatie op het Iberisch schiereiland zelf. Er ontstond grote interne politieke
instabiliteit, die culmineerde in de fascistische dictatuur van Francisco Franco
tot aan zijn dood in 1975.

Franco had zelf zijn militaire vorming in de Rif gekregen.
Het was ook van daar uit dat hij zijn machtsgreep over Spanje tijdens de
burgeroorlog van 1936 tot 1939 regisseerde. Saillant detail is de inzet van
chemische wapens gedurende de Rifoorlog, hetgeen nog steeds een gevoelig
onderwerp is in de betrekkingen tussen Spanje en Marokko. 

Spaans-Franse
alliantie 

De
haperende voortgang van de ‘pacificatie’ en de almaar groter wordende invloed van
de Khattabi’s in de Rif en in heel Marokko, maar ook in andere kolonies verontrustte
ook de Franse koloniale administratie. Men was bevreesd dat het succes van de
Riffijnen weleens andere verzetsbewegingen in de rest van hun kolonies zou
kunnen inspireren. Die vrees ging zo ver dat ook het Franse koloniale bestuur aanstuurde
op een confrontatie met de Riffijnen.

Zo
ontstond de militaire confrontatie met het Franse leger. De Riffijnen lieten
echter zien dat zij niet te onderschatten waren. Vanaf april 1925 tot aan de
zomer van dat jaar konden de Riffijnen hun territorium flink uitbreiden ten
koste van de Fransen. Overtuigd van de kracht van de Riffijnen werd daarop in
allerijl een Spaans-Franse alliantie gesmeed, met een gemeenschappelijke
militaire sterkte van meer dan een miljoen soldaten in Marokko.  

In
september van datzelfde jaar moest het verzet van de Riffijnen daarop een
gevoelige klap incasseren na de gezamenlijke Spaans-Franse acties. Hun landing
in de strategisch gelegen baai van Al Hoceima was daarbij beslissend. Dit leidde
tot de inname van Ajdir, hoofdstad van de Riffijnse Repuliek. 

De Riffijnse
Republiek 

DeWereldMorgen.be

De
val van Ajdir werd het begin van het einde voor de Riffijnse Republiek,
die vier jaar eerder in 1921 was gesticht. Het was een
nieuwe staat die op de ruïnes van de
chaotische periode van de ‘refublik’
opgericht werd. De Riffijnse leiders stichtten deze jumhuriya (‘republiek’ in het
Arabisch) als een federatie van stammen met een centrale overheid, met
Abdelkrim als president en een kabinet van ministers, met verder een Nationale
Raad, een parlementair orgaan bestaande uit vertegenwoordigers van de Riffijnse
bevolking.  

Een
van de meest in het oog springende hervormingen van de Riffijnse Republiek was
de instelling van een rechterlijke macht, met betaalde rechters, en de
invoering van een gevangeniswezen, wat daarvoor in de Rif niet bestond. Deze
rechterlijke macht zetelde in rechtbanken, die tevens de rol van
administratieve centra vervulden. Deze vernieuwingen moesten het principe van
recht en rechtvaardigheid, volgens wetten die centraal waren uitgevaardigd, bij
de bevolking wortel laten schieten.  

Voor
de komst van Abdelkrim en de organisatie van de Riffijnse Republiek heerste nog
het gewoonterecht, waarbij veel delicten onvoldoende gesanctioneerd werden. Zo
stond op moord selchts een boete die betaald moest worden aan de nabestaanden
en verbanning van de dader voor een periode van enkele jaren. Dit leidde er
niet zelden toe dat deze straf verworpen werd, wat dan weer leidde tot
langdurige bloedige conflicten, die tot op niveau van een volledige stamniveau
konden escaleren. Zo ontstonden bloedwraakvetes.  

Deze
hervormingen moesten een ??moderne staat creëren. Bepaalde tradities en
gebruiken werden behouden, anderen afgeschaft.[7] Abdelkrim
streefde naar een supratribale eenheid en wilde dat de Riffijnen zich ervan bewust
werden dat zij een religie én een natie hadden. Hij noemde dat ‘lahum watanan kama lahum dienan’ (een
religie en een staat). De idee van een natiestaat voor de Rif was in dat
tijdperk zeker revolutionair te noemen. 

Moderne ideologische
basis 

De
Riffijnen wilden een moderne, op Westerse leest geschoeide, democratische natie
in de Rif. Daarin moesten zoveel mogelijk de lokale taal, de belangrijke
gebruiken en tradities geïncorporeerd worden. Dat betekende onder meer dat zij
niets wilden weten van de hopeloos feodale machtsstructuur, waarop de traditionele
Marokkaanse heersers sultan en maghzan steunden.  

Abdelkrim
wilde daarentegen gebruik maken van Westerse wetenschap, technologie en handelsgeest,
om de beoogde modernisering van de Rif op gang te krijgen. In een interview met
het Egyptische blad Al Manar na
het einde van de Rifoorlog zette Abdelkrim de doelstellingen van de Riffijnse Republiek
uiteen.[8]
Het moest een staat worden die als doel had
vorm te geven aan de vele moderniseringshervormingen die de
Khattabi’s voor ogen hadden.  

Zo
werd het onderwijssysteem gemoderniseerd, met aandacht voor talen, wiskunde,
etc., terwijl het voordien hoofdzakelijk om religieus onderricht ging. Het
rechtssysteem kende echter de grootste vernieuwingen. Rechtbanken schoten als
paddenstoelen uit de grond, die tevens als civiel-bestuurlijke centra dienst
deden, met de aanstelling van betaalde rechters, de invoering
van een gevangeniswezen, de afkondiging en handhaving
van strenge wetten die het gewoonterecht vervingen, enzovoort. Uiteraard kreeg ook
de organisatie van het militaire apparaat de nodige aandacht,
omdat de Riffijnse Republiek officieel in staat
van oorlog verkeerde.  

Verzet 

Al
deze hervormingen waren revolutionair in een samenleving die niet stond te
popelen om de vooruitgang op het Europese vasteland te omarmen. Abdelkrim probeerde
een huwelijk te smeden tussen de modernistische neigingen van de
Riffijnse Republiek en de behoudsgezinde mentaliteit van de
bevolking. Om deze reden werd hij door leiders van de als conservatief geldende
religieuze broederschappen flink tegengewerkt.  

Abdelkrim
hoopte dat zij hem konden helpen de natiestaat vorm te geven en de steeds
omvangrijkere militaire operaties te ondersteunen, zowel moreel als materieel.
Terwijl hij hen voorhield dat zij zowel een ‘dien’
(godsdienst) als een watan (staat)
op te bouwen hadden, hielden zij
stug vol zijn verregaande vernieuwingen niet
te willen.[9]

Abdelkrim schijnt in enkele zeldzame uitvallen de leiders van
de tegenwerkende broederschappen bedreigd te hebben hen met
hun rozenkransen te zullen wurgen als zij zich niet achter
het doel van de onafhankelijkheid van de Rif schaarden. 

Ballingschap 

De Riffijnse Republiek was
geen lang leven beschoren. De inspanningen van de Riffijnen werden namelijk als
bedreigend voor de koloniale belangen van met name
de Fransen gezien. In tegenstelling tot het
succes van de beweging van de jonge Turkse republiek van Kemal Atatürk, waarvan
Abdelkrim een bewonderaar was, slaagde Abdelkrim er niet in zijn republiek te behouden, zoals gezegd als gevolg van de overweldigende militaire slagkracht van het Spaans-Franse bondgenootschap.  

Zo werd Abdelkrim
in 1926 het slachtoffer van verbanning van 1926
tot 1947 naar La
Réunion, een Frans eiland vlakbij Madagaskar, en daarna naar de Egyptische
hoofdstad Caïro, tot aan zijn dood in 1963. Op Réunion had de
familie het aanvankelijk niet makkelijk.

Men
verweet de Riffijnen een strijd tegen christenen te hebben gevoerd, terwijl Abdelkrim bleef herhalen dat de Riffijnen enkel en alleen de bezetting van het noorden van Marokko door
Spaanse en
Franse legers bestreden.  Gedurende zijn presidentschap van de
Riffijnse Republiek had hij meerdere brieven aan
Europese regeringsleiders gericht en delegaties naar Europese hoofdsteden
gestuurd om hen dit uit te
leggen.  

Zo benadrukte hij
dat de Riffijnen in vrede met hun Europese
buren wilden leven en dat de Riffijne Republiek
graag de samenwerking met Europese volkeren zocht. Deze boodschap onderbouwde tevens de poging van
Abdelkrim de Riffijnse Republiek erkend te krijgen door de Volkenbond, de
voorganger van de huidige Verenigde Naties. Dit was echter vergeefse moeite. 

Onafhankelijkheid
Marokko 

Met de Tweede
Wereldoorlog veranderde de publieke opinie in Europa ten aanzien van de kolonies. Dekolonisatie werd daar
gewenst geacht, maar deze eis was luider te horen
in de kolonies zelf. De Fransen besloten Abdelkrim van
Réunion weg te halen en in Zuid-Frankrijk
onder te brengen. Hij kwam echter nooit aan op deze plaats van bestemming, omdat hij,
onderweg via de Rode Zee, in de Egyptische
havenstad Port Said van boord ging, om nooit meer terug te keren naar zijn
land.  

De
nationalistische leiders uit de Maghreb, die in Caïro een veilige haven hadden
gevonden voor hun politieke activiteiten, overtuigden Abdelkrim ervan zich bij
hen te voegen om de strijd voor onafhankelijkheid
gezamenlijk te voeren. Al snel bleek dit
bondgenootschap op niets uit te draaien. De zienswijzen
lagen te ver uiteen en een breuk werd
onvermijdelijk. 

Abdelkrim pleitte
onder meer voor een
gezamenlijke onafhankelijkheid van Marokko, Algerije en Tunesië. Hij vreesde dat de Franse overheid Marokko
en Tunesië met een nominale onafhankelijkheid
zou paaien, om zich volledig op Algerije te
kunnen storten, hetgeen ook daadwerkelijk gebeurde.

Toen Marokko in 1956
onafhankelijk werd, was Abdelkrims standpunt dat van de ‘ihtiqlal fel’.  Zo noemde hij deze in zijn ogen onvolledige
bevrijding, door de samenvoeging van de
woorden ‘ihtilal’
(bezetting) en istiqlal (onafhankelijkheid). Hij vond dat die onafhankelijkheid aan vele voorwaarden gebonden was, die voornamelijk de
belangen van de Fransen dienden. 

Om deze reden
weigerde Abdelkrim na de onafhankelijkheid naar Marokko terug te keren, net
zoals hij de allereerste Marokkaanse grondwet uit 1962
resoluut afwees. Hij vond dat de nieuwe koning
Hassan II, voortaan grondwettelijk alle machten naar zich toe trok, hetgeen het
land naar het fedoale tijdperk van voor het Frans-Spaanse
protectoraat
terugwierp. Deze standvastige houding leverde
Abdelkrim een getroebleerde verstandhouding met de maghzan en in het bijzonder
met het Marokkaanse koningshuis. 

Opstand in de Rif 

Deze slechte
verstandhouding was ook deels het gevolg van het harde optreden van de
Marokkaanse Koninklijke Strijdkrachten tijdens de Rifopstand van eind jaren
vijftig van vorige eeuw. Dit leger was direct na de afkondiging van de onafhankelijkheid gevormd en stond onder leiding van kroonprins
Hassan, de latere koning Hassan (1961-1999).

Na het vertrek
van de Spanjaarden uit hun protectoraat was een bestuursvacuüm ontstaan.
De Riffijnse functionarissen raakten werkloos en werden vervangen door ambtenaren uit streken buiten de Rif.
Dit zette kwaad bloed bij de lokale bevolking. Bovendien ging de hegemonie van
de Istiqlalpartij (onafhankelijkheidspartij), die zijn invloed vanuit de voormalige Franse zone over het
noorden uitbreidde, gepaard met harde acties tegen politieke tegenstanders.  

Een mix van
sociale miserie en politieke instabiliteit
explodeerde in het najaar van 1958 en voorjaar van 1959. Het Marokkaanse leger
liet zich niet onbetuigd. Naar schatting vonden duizenden Riffijnen de dood,
velen werden gemarteld, vrouwen werden verkracht en de leiders van de opstand moesten voor hun leven
vluchten.

De afstraffing was zelfs zo brutaal dat koning Hassan II, als reactie op de latere sociale onrusten van 1984 in het noorden van
het land, er even aan herinnerde in een TV-toespraak. Zijn woorden “jullie hebben mij als prins gekend en moeten
mij niet als koning kennen” klonken onheilspellend.  

De lokale bevolking meent dat de Rif onterecht
in de decennia daarop in een politiek en economisch isolement werd gestort,
hetgeen voor massale migratie richting Europa zorgde. Deze wond is nog steeds
niet geheeld, ondanks het charmeoffensief van huidig
koning Mohammed
VI na zijn kroning in 1999.  

Nalatenschap 

Abdelkrim had zijn leven gewijd
aan de strijd voor bevrijding en modernisering van de Rif gedurende het
Frans-Spaanse protectoraat over Marokko. Na de onafhankelijkheid van de landen
van de Maghreb brak er een periode aan van ongekende onderdrukking van het
volk. Zo werd in Marokko ieder protest om betere levensomstandigheden als een
poging tot omverwerping van het regime en als separatisme bestempeld, en om die
reden met wrede onderdrukking beantwoord.  

Steeds
meer mensen verwijzen echter naar het gedachtegoed van
Abdelkrim, in het licht van de ontvlamde hoop op een beter leven in
Noord-Afrika en de Arabisch-islamitische wereld. Zijn strijd voor sociale
gerechtigdheid en rechtvaardigheid, zijn moderniseringsambities, maar bovenal
zijn verregaande hervormingen van bijna een
eeuw geleden, zijn voor de bezoekers van herdenkingsevenementen
de redenen om zijn nagedachtenis te eren.  

Het
veelvuldig draperen van de vlag van de
Riffijnse Republiek door sympatisanten op hun schouders staat symbool voor deze hernieuwde interesse. De
uitspraak van Abdelkrim  “Ik
ben in een periode gekomen die niet de mijne is, er zal een generatie
komen die mij beter zal begrijpen”
is kennelijk niet aan dovemansoren besteed. “Wellicht zijn het wij, en de
generaties die zullen komen, die hem beter zullen
begrijpen”, aldus een bezoeker tijdens de herdenkingsbijeenkomst
van mei 2014 in Brussel.

M’hamed El Abdouni

DeWereldMorgen.be

Auteur M’hamed El Abdouni (Mnoud, Al Hoceima, Marokko, 1973) studeerde na zijn middelbare school in Marokko geneeskunde aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Hij is arts op de afdeling Cardiologie van het Maasstad Ziekenhuis in Rotterdam. Daarnaast is hij actief in de Nederlandse Berberbeweging en heeft een grote passie voor de geschiedenis van Marokko. Het boek ‘Abdelkrim El Khattabi en de Riffijnse Republiek’ verscheen in maart 2013 en kan worden besteld bij elkhattabi.abdelkrim@gmail.com.

Documentaire ‘Abdelkrim et la guerre du Rif’, ARTE (Franstalig, 48:33):


[1] Een ‘rif’ is een ondiep gebied in zee, zoals zandbanken, rotsen en
koraalrifs. De naam ‘Rif’ in Marokko heeft daar echter niets mee te maken. Het
Rif is een bergachtig gebied in het noorden van Marokko, aan de kust van de
Middellandse Zee, tegenover Gibraltar en Spanje. De regio omvat de steden
Tanger, Tétouan, Al Hoceima en Nador evenals de Spaanse enclaves Ceuta en
Melilla. De bewoners heten Riffijnen. Het zijn van oorsprong Berbers, wat
tevens de taal is die ze nog steeds spreken. Berbers is de naam die de andere
volkeren hen geven, zelf noemen zij zich ‘Tamazight’.

[2] Fritschy, Wantje. Abdelkrim en de
strijd om een onafhankelijk Noord-Marokko.
Geschiedenis Magazine nr. 6 en
7, augustus-november 2006

[3] Mohamed ben Abdelkrim (‘ben’ is ‘zoon’) werd bekend
onder de naam van zijn vader Abdelkrim. Zie verder.

[4] Vernoemd naar de protestbeweging die op 20 februari
2011 via Facebook grootschalige demonstraties voor betere levensomstandigheden
in vele steden in Marokko wist te organiseren. De protesten leidden onder meer
tot een grondwetsherziening en nieuwe parlementsverkiezingen.

[5] Hart, David M. The
Aith Waryagher of the Moroccan Rif, an ethnography and history
. The  University of Arizona Press, Tuscon
(Arizona), 1976.

[6] Hiermee worden de Spaanse
pro-kolonialistische groeperingen bedoeld, die vooral in militaire kringen
populair waren.

[7] Pennell, C. R. Ideology and
Practical Politics: A Case Study of the Rif War in Morocco, 1921-1926
.
International Journal of Middle East Studies, Vol. 14, No. 1 (Feb., 1982), p.
19-33

[8]Jahl zu’ama al-muslimin wa-masafid ahl al-turuq wal-shurafa wa kawnuhum sababan
li-fashl za’im al-rif al-maghribi
’ in Al Manar, vol. 27, 1927.

[9] idem

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!