Journalistiek vandaag: een keuze tussen markt en volk
Na een lange carrière in de journalistiek heeft men mij gevraagd om mijn mening aan de jongere generaties te geven over wat journalistiek is.
Het is een feit dat in één generatie de journalistiek een grote verandering heeft ondergaan. Het is de moeite waard eraan te herinneren dat journalistiek oorspronkelijk opgericht werd voor de elites. Op het hoogtepunt van het koloniale tijdperk verkocht de Times of London een oplage van 50.000 exemplaren, alleen voor de elite en de ambtenaren van het Britse Rijk. De krant werd pas een “massamedium” toen de VS in de negentiende eeuw geconfronteerd werd met een massale immigratie. Ze moesten hun journalistiek aanpassen aan de noden van deze ‘smeltkroes’, waarin miljoenen mensen uit zeer verschillende plaatsen en met verschillende achtergronden zich moesten aanpassen aan de Amerikaanse identiteit of ze moesten adopteren.
Wie, wat, waar, wanneer, hoe
Dit is waar de hedendaagse journalistiek vandaan komt, met al zijn zogenaamde technieken die we netjes aanleren in de opleidingen journalistiek. Dat zijn onder meer: alle nieuwsberichtgevingen moeten een ‘wie, wat, waar, wanneer en hoe’ bevatten, ‘Hond bijt man is geen nieuws, maar ‘Man bijt hond wel’, enzovoort. Als men dit echter aandachtig bestudeert, blijkt dat zulke technieken ons niet leren hoe een betere journalist te zijn. Ze leren je wel aan hoe je informatie moet verpakken op de meest aantrekkelijke en duidelijke manier voor de gemiddelde lezer.
Sinds het ontstaan van de massamedia werd het feit dat je aansprakelijk was ten opzichte van je lezers een zeer belangrijk onderdeel van journalistiek. Je werd verondersteld hen te informeren om hen bewust te maken van hun tijd en hun wereld. Er werd je gevraagd om deze verbanden te geven op de meest uitgebalanceerde en eerlijke manier mogelijk door verschillende standpunten en bronnen te vermelden. Uitgevers deelden deze deontologische manier van werken, natuurlijk steeds met een oog op hun persoonlijke belangen.
De kranten hebben de komst van radio en televisie overleefd, waarna ieder van deze drie media een gespecialiseerde richting kozen. Na gewerkt te hebben in deze drie verschillende media, ben ik ervan overtuigd dat de informatiewereld veranderd is door twee niet gerelateerde gebeurtenissen: de komst van het internet en het presidentschap van Ronald Reagan (1981-1989).
De internetrevolutie
Internet veroorzaakte een epische omwenteling: voor de eerste keer in de geschiedenis konden mensen zelf toegang hebben tot communicatie. Informatie is een verticaal proces waarbij een beperkt aantal personen feiten en meningen doorgeven aan een groot aantal mensen. Het is een eenrichtingsverkeer waarvan autoritaire of dictatoriale regimes snel gebruik wisten te maken om hun verticale relaties met de burgers kracht bij te zetten. Daarnaast is communicatie een horizontaal proces waarbij diegenen die informatie versturen ook informatie ontvangen. Daarom heeft China 30.000 mensen voltijds in dienst om het internet te monitoren en te censureren.
Met de komst van het internet werden de media plots uitgedaagd in hun rol als poortwachters van de samenleving. Laat me als voorbeeld de stem van de vrouwen nemen. Op het moment van de Eerste Wereldconferentie over Vrouwen, georganiseerd door de VN in 1975, was de stem van de vrouw slechts marginaal aanwezig in de media. Bij de Vierde Wereldconferentie over Vrouwen in 1995 was de media-aandacht even zielig, zeker als je de bijna 80 procent van alle media-aandacht aftrekt die exclusief gegeven werd aan Hillary Clinton, de vrouw van de toenmalige Amerikaanse president Bill Clinton.
De echte vrouwenproblemen zelf kregen nauwelijks aandacht, alleen wat er gebeurde op de conferentie zelf. Het is namelijk zo dat de conferentie in Beijing overgenomen werd door de vrouwen, die het internet gebruikten om een gemeenschappelijk platform te creëren. Zo werden de aanwezige vertegenwoordigers, hoofdzakelijk mannen, gemarginaliseerd.
Het was duidelijk dat de vrouwen die genderbewust waren, niet konden rekenen op de media om de informatie te verkrijgen die ze nodig hadden. Dankzij het internet werden duizenden netwerken gecreëerd die zich focusten op vrouwenkwesties, kwesties waar de media nooit met enige diepgang konden mee omgaan. Hetzelfde geldt voor mensenrechten, het milieu, de maatschappij enzovoort. Geen enkele medium kan die competitie met het internet aan.
Ronald Reagan wordt president
De tweede belangrijke gebeurtenis was de inauguratie van Ronald Reagan in 1981 als president van de VS. Ronald Reagan veranderde bijna helemaal alleen, met de hulp van Brits premier Margaret Thatcher (1979-1990), het concept van internationale relaties, die tot dan toe gebaseerd waren op het idee van internationale samenwerking.
Reagan was de eerste politicus die eenvoudige antwoorden gaf op ingewikkelde vragen. Zijn antwoorden waren ‘soundbites’ van zijn politieke overtuigingen. De milieubewegingen wees hij af door te stellen:“Bomen veroorzaken meer vervuilingen dan auto’s”. Hij verminderde de belastingen voor de rijken met de bewering “De rijken produceren welvaart, de armen gebruiken ze”. Thatcher verklaarde vervolgens: “Er bestaat niet zoiets als de samenleving. Er zijn alleen individuele mannen en vrouwen”.
Dit gebeurde in de periode dat de neergang van de VN begon en hiermee de neergang van het idee van ontwikkeling en internationale solidariteit. De slogan van de dag werd: “Geen hulp maar handel”. De Washington Consensus [1] riep op tot de afbouw van de welvaartsstaat en de inkrimping van alles wat publiek was. Hij werd over heel de wereld opgelegd door de Wereldbank, het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en het Amerikaanse ministerie van Financiën. Deze nieuwe kijk op de wereld drong door tot in alle internationale organisaties, vooral in de EU.
De val van de Muur
Vervolgens werd in 1989 de Berlijnse Muur neergehaald. Deze overwinning was niet eenvoudigweg de overwinning van één tegenstander tegen de andere, het was de overwinning van het kapitalisme over het socialisme. Het was “het Einde van de Geschiedenis”, zoals Francis Fukuyama schreef in 1992. Globalisering was aangekomen en daar kennen we allemaal het resultaat van.
De driehonderd rijkste mensen ter wereld hebben evenveel rijkdom als de drie miljard armste mensen. De laatste vijf jaar is 75 procent van alle geproduceerde rijkdom gegaan naar de 1 procent van de reeds steenrijke mensen. De honderd rijkste mensen ter wereld hebben hun rijkdom in 2012 verhoogd met het equivalent van de nationale begroting van Brazilië en Canada.
Ik blijf erbij dat beide factoren een zeer grote impact hadden op de media en op hun waardesysteem. De oplagen van de kranten verminderden, omdat steeds minder jonge mensen de krant kochten en radio en tv enkel voor hun recreatieve waarde gebruikten. Ze hebben zich gericht op het internet, waar ze hun dagelijkse informatie en analyses geheel kunnen afstemmen op hun individuele interesses. Media zijn als gevolg hiervan niet langer meer een welvarende business. De reactie was concentratie van de media om zo de kosten te drukken. Hiervan is mediamagnaat Rupert Murdoch het beste voorbeeld.
Deze concentratie heeft gezorgd voor een vermindering van diversiteit en stijl. Sinds Murdoch de Times of London heeft overgenomen, heeft deze krant twintig procent van zijn woordenschat ‘verloren’. Taal heeft zijn literaire waarde verloren om plaats te maken voor kortere zinnen, waarin bijvoeglijke naamwoorden ‘verbannen’ zijn. Berichtgeving over wat er in de wereld gebeurt, wat op zichzelf reeds complex is, verliest terrein en terwijl homogenisering van de media aanvankelijk eerder een superstructureel fenomeen was, bereikt het nu het nationale niveau.
De oude deontologie heeft afgedaan
Dit gaat gepaard met een serieuze verandering van deontologie. Media moeten verkopen om te overleven. Informatie wordt meer en meer gebeurtenisgericht en niet meer procesgericht. De Noorse socioloog Johan Galtung schreef in de jaren 1970 over een “schaal van informatiewaarden”:
- iets dat dicht bij jou gebeurt verkoopt beter dan iets ver weg;
- een gekende persoon zal beter verkopen dan een gewone burger;
- iets dramatisch en ongewoon verkoopt meer dan een onaantrekkelijke economische analyse of iets dat kan beschreven worden als een normaliteit;
- het negatieve trekt meer aan dan het positieve, enzovoort.
Dat is nu tot in het extreme doorgetrokken. De allereerste online-krant, de Huffington Post, heeft zijn pagina’s opengesteld voor iedereen. Het betaalt auteurs van artikels evenredig met het aantal keer dat het artikel wordt aangeklikt. Welke artikels worden meer beloond, een artikel over de liefdesverhalen van de Franse president François Hollande of een artikel over zijn beleid inzake werkgelegenheid? Het gevolg is dat mensen die geïnteresseerd zijn in het centrale vraagstuk van de impact van het bezuinigingsbeleid dat Europa kapot maakt, klikken op Troika Watch en daar ontdekken wat de media ons niet aanbieden.
Ik spreek uit persoonlijke ervaring. Nadat ik het beu werd dat mijn vrienden minder geïnformeerd waren over wereldwijde kwesties, begon ik met de dagelijkse informatiedienst Other News met dezelfde criteria als een persagentschap, maar met het internet als bron en niet journalisten, om zo een gratis dienst te kunnen aanbieden. Het begon met zestig geabonneerden, nu is het al gegroeid tot meer dan 20.000 gebruikers, zowel in het Engels als in het Spaans. Indien je geïnteresseerd bent, ga naar Other News en zie wat je niet zal terugvinden in je dagelijkse krant. Duizenden sociale activisten, internationale ambtenaren en academici hebben dankbetuigingen gestuurd nadat ze daar een andere visie op de dingen vonden… wat een bisschop ooit ‘de andere zijde van de maan’ noemde.
De media, een spiegel van de maatschappij?
Het echte probleem is echter dat journalistiek een spiegelbeeld van onze tijd is geworden en elke sociale functie heeft verzaakt om slechts een verschaffer te worden van informatie als verkoopproduct. Onze tijden worden gekenmerkt door het neoliberalisme. Ondeugden zoals hebzucht en individualisme zijn deugden geworden, verheerlijkt door Hollywood en gehomogeniseerd door de media.
De ontwikkelingswaarden, belichaamd in alle moderne instellingen, waren onder andere sociale gerechtigheid, gelijkheid, solidariteit en participatie. Hier tegenover staat globalisering in het centrum, gelijkgesteld aan welvaart en succes en de overwinning van het individu met de markt, niet de man. Ontwikkeling was een proces waar je op het einde meer was dan voorheen – globalisering gaat er over dat je meer hebt. Voeg aan deze waardeveranderingen het ongehoorde feit toe:
- dat we vandaag per persoon meer geld uitgeven aan reclame dan aan onderwijs;
- dat de politieke instellingen de visie en ideologie hebben verloren om pragmatisch (eigenlijk utilitaristisch) te worden, met steeds minder en minder participatie van de bevolking;
- dat de financiële wereld de wereldproductie in globale termen heeft overgenomen (1 triljoen dollar per dag in productie, 40 triljoen dollar in financiële transacties);
- dat we nu predikanten hebben van een “nieuwe economie”, die de structurele werkloosheid als een noodzakelijkheid beschouwen;
- en het is dit wat gereflecteerd wordt in die spiegel van de media.
In 1950 veroorzaakte de Amerikaanse financier Bernard Baruch een schandaal toen hij zei dat de baas van een bedrijf vijftig maal meer mocht verdienen dan zijn werknemers. Vandaag is het zelfs meer dan vijfhonderd keer en het blijft stijgen. Elke maand worden er boetes van tientallen miljoenen dollars opgelegd aan banken voor frauduleuze activiteiten, maar dit haalt het nieuws niet meer. Hetzelfde geldt voor onthullingen van politieke en economische corruptie. Mensen hebben het eigenlijk opgegeven en leggen zich erbij neer of worden passief, met hulp van het verdovende effect van tv-shows zoals Big Brother.
Om de banken te redden hebben we het equivalent van duizend dollar per inwoner moeten uitgeven. Het kostte Spanje in 2012 alleen al meer dan het jaarlijkse budget voor onderwijs en gezondheidszorg… maar het lukt ons niet om bijna één miljard mensen te voorzien van degelijke voeding, terwijl het aantal mensen met obesitas bijna even groot is als het aantal ondervoede mensen. De London School of Economics heeft een studie uitgebracht die een terugkeer naar de tijden van Queen Victoria voorziet tegen het jaar 2030, toen in die stad een obscure filosoof genaamd Karl Marx in de bibliotheken van het British Museum zijn essays aan het schrijven was over kapitaal, arbeid en uitbuiting en er zijn communistisch manifest aan het uitdiepen was.
Overgang
Wij bevinden ons in een overgangsfase, van een wereld die niet langer meer leefbaar is – een wereld waar de financiële wereld niet gereguleerd wordt en waar het aan zichzelf overgelaten kapitaal zichzelf meer en meer vernietigt – naar een wereld die een globale bestuursmethode moet vinden.
We slagen er niet in om ook maar één enkel mondiaal probleem op te lossen, van milieu tot hongersnood, van nucleaire ontwapening tot immigratie, van controle op kapitaal tot fiscale paradijzen (waar tientallen keren het bedrag zit niks te doen dat nodig is om hongersnood op te lossen, voor onderwijs en gezondheidszorg). We kunnen blijven doorgaan.
Dit toont allemaal aan hoe we er niet in slagen om te zorgen voor een betere wereld voor de komende generaties. Ooit werd de protestantse ethiek wereldwijd geprezen als zijnde strikter dan de katholieke. De laatste jaren echter zijn Wall Street en de City van Londen een nest geworden van ongekende hebzucht en fraude. Paus Franciscus is vandaag de enige stem die nog de armen verdedigt. Hij roept op voor sociale gerechtigheid, klaagt ongelijkheid aan en vraagt vrede en samenwerking. In welke handelsschool of economische faculteit hoor je iets over deze christelijke sociale doctrine?
Een andere journalistiek
We hebben dus nood aan een nieuwe vorm van journalistiek, niet zomaar een update van de oude. Het is duidelijk dat het geen beroep zal zijn gelinkt aan glamour en het goede leven, zoals het dat tot een generatie terug was. Zelf de succesvolle overlevende media zijn aan het snoeien in hun uitgaven (met andere woorden in het aantal werknemers). Mensen worden betaald per stuk en ze ontvangen niet veel.
In de sociale media heb je om te overleven nood aan reclame en aandacht, die aan het inkrimpen zijn door het enorme aanbod op het internet. Voor degenen die journalist willen worden, is dit dus de eerste les: als je dit doet, dan doe je het omdat je gelooft dat je iets nuttig doet en dat je het zelf realiseert door het te doen… anders moet je maar gaan werken in een bank, waar er minder stress is en meer geld en respect. Tegenwoordig bieden echter weinig jobs zo een belangrijke, noodzakelijke en meetbare impact op de samenleving.
Het is de taak van de post-Reagan-journalistiek (of om minder provocerend te zijn, weg van het post-hoogtepunt-van-neoliberalisme, dat nu zijn glans aan het verliezen is) om de waardeschaal te herijken en de mens terug het centrum van de wereld te maken. Dit zou niet moeten gebeuren als het resultaat van de leer van paus Franciscus. Je hebt de genade van het geloof niet nodig om te beseffen dat deze wereld een onrechtvaardige en gepolariseerde wereld is, een wereld waar het middenveld, net als de middenklasse, aan het verschrompelen is.
De nieuwe journalist moet er zich van bewust zijn dat de huidige status quo een onhoudbare situatie in stand houdt voor miljarden mensen, vooral vrouwen, kinderen en jonge mensen. Hij/zij moet daarom de drie valkuilen ontwijken die deze status quo in stand houden.
De valkuil van de objectiviteit
De eerste valkuil is de mythe van objectiviteit te geloven. Filosofen en wetenschappers zullen je vertellen dat die niet bestaat. Diegenen die succesvol varen op de golven van de globalisering zullen je zeggen dat je objectief bent door niet te luisteren naar de misnoegde minderheden en daar niet over te rapporteren.
De enige manier om naar je land te kijken, is volgens de 'objectieven' via de macro-economie die de welvaart verdeelt per persoon, en niet via de micro-economie die vastloopt in ingewikkelde factoren zoals het inkomensniveau, welvaartsherverdeling, sociale mobiliteit, enzovoort. In de naam van objectiviteit moet je enkel rapporteren wat het systeem zegt, zonder jezelf op te zadelen met de zovele uiteenlopende stemmen van de straat. Politici worden verkozen, leiders van de gemeenschap niet.
Alleen officiële statistieken zijn betrouwbaar, die van Oxfam over hongersnood of van Greenpeace over het milieu zijn niet objectief. Hetzelfde geldt voor de bevindingen van het IPCC (Intergovernmental Panel on Climate Control) waarin wordt opgeroepen om bepaalde milieubewuste beslissingen te nemen om de planeet te redden. Deze beslissingen zijn tegen economische groei en tegen onze levensstijl. Wanneer men je vraagt objectief te zijn, open dan je oren: er wordt je in feite gevraagd om mee te helpen aan de instandhouding van de status quo.
Het valluik van 'de betrouwbare bron'
Het tweede valluik is te geloven dat alleen zij die macht uitoefenen ook alle informatie hebben en daarom meer gekwalificeerd zijn om verklaringen af te leggen. Zij hebben inderdaad alle informatie, maar ze lezen ze vaak niet of ze negeren al wat niet strookt met hun eigen visie. Nooit eerder had iemand zoveel informatie als de Amerikaanse regering via de NSA, die alle communicaties over heel de wereld doorpluist. Heeft dat enige verbetering gebracht in het Amerikaanse beleid?
Het valkuil van de elite
De derde valkuil is dat je meer aanzien denkt te verkrijgen omdat je een grotere toegang hebt tot de elite. Dat is gewoon een vorm van coöptatie. Je eerbiedwaardigheid moet je bij jezelf vinden, je moet kunnen doen wat moet gedaan worden, en dit is net wat niet wordt gedaan. Geef een stem aan de machtelozen, aan echte mensen, niet aan de winnaars in een casinowereld.
Al de cijfers staan trouwens aan jouw kant. De overgrote meerderheid zit niet in die top 1 procent die 54 procent van de wereld bezit, maar in de 75 procent die slechts 15 procent bezit. Dat is de realiteit van onze tijd. Wij moeten een stem geven aan die 75 procent, aan hun problemen om een fatsoenlijk dagelijks leven te hebben. We moeten, wanneer we naar de wereld kijken, in staat zijn om te benadrukken wat kan leiden tot vrede en internationale rechtvaardigheid, en om dat wat tot oorlog en onrechtvaardigheid leidt te ontmaskeren. Dit moet allemaal gedaan worden met een eenvoudig professioneel criterium: geef een stem aan alle standpunten en rapporteer zo getrouw mogelijk wat er gebeurt.
De mythe van de journalistieke neutraliteit
Het probleem is dat een journalist vandaag niet altijd onpartijdig kan blijven. Laat ons klimaatverandering als voorbeeld nemen. Je kan niet de belangen van de oliebedrijven op hetzelfde niveau zetten als die van de mensheid. Door dit te doen zou je een mythe in stand houden, die het resultaat is van een specifieke kijk op de wereld.
Die visie stelt dat de markt de welvaart wel zal herverdelen via een ‘trickle-down effect’ tot bij de laatste mens onderaan in de wereld, dat oorlogen en armoede zal doen verdwijnen, ook al heeft deze visie geen enkele wetenschappelijke onderbouw. Met deze 'objectieve' aanpak hoor je er rekening mee te houden dat oliebedrijven werk geven aan tienduizenden mensen en dat hoe meer geld ze verdienen, hoe beter dat voor ons allemaal is. Dit is dezelfde logica die het Amerikaanse Hooggerechtshof ertoe heeft gebracht om vast te leggen dat bedrijven dezelfde rechten hebben als individuen en dus in volledige vrijheid en zonder limiet bijdragen mogen leveren aan politieke campagnes.
Vandaag hebben journalisten een waardevol werkinstrument waar wij in onze tijd nog niet over beschikten: de mogelijkheid om dingen op te zoeken op het internet, mensen te interviewen zonder er naar toe te moeten reizen, of smartphones voor applicaties zoals Skype, als camera of als videorecorder.
In mijn tijd waren communicatie- en reiskosten enorm en was het de regel om een fotograaf mee te hebben. Een televisieploeg bestond uit tenminste vijf personen met meer dan 300 kilo bagage. Vandaag roep je een journalist met zijn/haar smartphone en je bent vertrokken.
De dingen ‘kunnen zien’
We leven in andere tijden, op vele vlakken is die niet beter, maar wel met een grote technologische vooruitgang, die het een journalist mogelijk maakt vrijuit rond te zwerven en een zoektocht te beginnen. Het probleem gaat echter om wat Leonardo da Vinci beschreef als “saper vedere”: het ‘kunnen zien’. Journalistiek is uiteindelijk de mogelijkheid om te kunnen zien, om wat je hebt gezien in een juiste volgorde te kunnen plaatsen en mee te delen aan je lezers. Het is daarbij niet hoe je het schrijft wat het verschil maakt, maar hoe je het hebt 'kunnen zien'!
We zijn duidelijk in een overgangsperiode naar een nieuwe wereld, die moeilijk valt te voorspellen. Antonio Gramsci, Italiaans communistisch denker (1891-1937), schreef in zijn gevangenisschriften (Quaderni del carcere): “De oude wereld is aan het afsterven en de nieuwe wereld heeft moeite om op de voorgrond te treden: dit is het moment voor monsters”. We hebben nood aan een nieuwe journalistiek die ons door deze periode zal leiden, de monsters zal identificeren en die van de stemmen van de mensheid in zijn geheel de weg naar de nieuwe wereld zal maken.
Roberto Savio
De auteur is mede-oprichter en voormalig directeur-generaal van Inter Press Service (IPS). Zijn website is www.robertosavio.info.
Journalism today: A choice between market and people werd overgenomen van Other News en vertaald door Bavo Vanoost
© Other News
[1] De Washington Consensus is de term voor het gemeenschappelijke financieel-economisch beleidsadvies van de in Washington gevestigde instellingen van het Internationaal Monetair Fonds (IMF), de Wereldbank en het Amerikaanse ministerie van Financiën. Hun adviezen werden beschouwd als ‘noodzakelijk’ om de Latijns-Amerikaanse landen te helpen uit de economische en financiële crisissen van de jaren 1980.