Na drie maanden zien we dat het
decreet op een aantal vlakken zijn doel voorbijschiet.
Niet alle gezinnen kunnen kiezen voor
(kwaliteitsvolle) kinderopvang
Er blijft te weinig
aanbod aan inkomensgerelateerde kinderopvang (waarbij je betaalt volgens je
inkomen) en bovendien is dat aanbod zeer ongelijk verdeeld. Het tekort doet
zich vooral voor in de steden, en meer nog in de dichtbevolkte en armere
wijken. Dit is voor vele ouders, zeker met een laag inkomen, een groot
probleem.
Gezinnen in armoede
zetten uit zichzelf moeilijk de stap naar kinderopvang. Maar ook voorzieningen staan niet te
trappelen om deze kinderen een plaats te geven.
Er is nood aan meer sensibilisering en focus op de sociale functie van
kinderopvang.
Inkomensbijdrage berekenen is moeilijk
Ouders moeten de
bijdrage die ze per dag betalen berekenen via de website van Kind en Gezin. Dit is niet evident. Het is voor vele kwetsbare ouders onduidelijk
waar ze terecht kunnen voor hulp. Een
afwijking gaan vragen via het OCMW omdat het inkomenstarief te hoog is, is ook
een hoge drempel. Niet alle mensen die dit nodig hebben, zullen weten dat ze
naar hun OCMW dienen te stappen, zullen de stap durven zetten of zullen van het
OCMW effectief een lager tarief toegekend krijgen. Deze manier van werken moet
grondig geëvalueerd worden.
Spijtig genoeg
dienen ouders naast de dagprijs op basis van hun inkomen vaak nog allerhande
extra’s te betalen (bijvoorbeeld voor pampers of verzorgingsproducten). Dit
holt het inkomensgerelateerde principe uit; hier is nood aan strengere
spelregels en een maximumfactuur voor wie het moeilijk heeft.
‘Bestelde dagen betalen’ wordt te eng geïnterpreteerd
Kinderopvanginitiatieven
gingen erg verschillend om met het al dan niet laten betalen bij afwezigheid
van het kind door ziekte, vakantie, enzovoort.
Er was nood aan een meer eenduidige manier van werken. Men koos voor een korf van minstens achttien
respijtdagen per kind per jaar voor voltijdse opvang. In de praktijk zien we dat ook voorzieningen
die vroeger een soepeler regime hadden, nu kiezen voor dit minimum. Een korf
van achttien respijtdagen voor een voltijds opvangplan is voor alle gezinnen te
weinig om afwezigheden omwille van verlof en ziekte te compenseren. Kinderen
uit gezinnen in armoede zijn echter vaker ziek dan andere kinderen.
Gezinnen in armoede dreigen dus nog meer dan andere gezinnen de dupe te worden
van de maatregel ‘opvang bestellen is opvang betalen’ . Als we willen dat kinderopvang
toegankelijk is voor élk gezin, is een van de noodzakelijke maatregelen het
optrekken van het aantal respijtdagen. De overheid zou die kosten best op zich
nemen.
Er is nog werk aan
de winkel indien men voldoende, toegankelijke en kwaliteitsvolle kinderopvang
wil garanderen. We vragen dat Vlaanderen
werk maakt van de vragen hierboven en willen hierover graag het gesprek aangaan.
Frederic
Vanhauwaert, Algemeen coördinator, Netwerk tegen Armoede
Michel Vandenbroeck,
Docent Gezinspedagogiek, Vakgroep Sociale Agogiek Ugent
Christel Verhas, Directeur
Gezinspolitiek en Sociaal-cultureel werk, Gezinsbond vzw