Over enkele jaren (periode
2023-2028) zullen deze gevechtsvliegtuigen hun maximum aantal vlieguren
hebben bereikt. Het Vlaams Vredesinstituut heeft zopas zijn advies uitgebracht over de mogelijke vervanging van de F-16’s.
Volgens het advies zijn er drie dimensies verbonden aan de debatten
over de gevechtsvliegtuigen die bepalend zijn voor een beslissing. Ten
eerste moet er duidelijkheid komen over de algemene visie op ‘nationale
defensie’ binnen het Europees en NAVO-kader. Ten tweede zijn er de
budgettaire implicaties van de eventuele vervanging van de
gevechtsvliegtuigen. Volgens onze berekeningen
zou het ongeveer zes miljard euro kosten om veertig F-35 aan te kopen (de wens
van ontslagnemend minister van Defensie De Crem). Ten derde is er het
economisch aspect van de compensatieregelingen die met grootschalige
legeraankopen gepaard kunnen gaan.
Belgen zeggen neen tegen nieuwe gevechtsvliegtuigen
Niet onbelangrijk zijn de resultaten van een opiniepeiling
uitgevoerd door de Universiteit Antwerpen bij de Belgische bevolking
over de aankoop van de gevechtsvliegtuigen. Daaruit blijkt dat bijna de
helft (47 procent van de Belgen het oneens is met de stelling, ‘Het Belgische
leger moet investeren in een opvolger van het F-16 gevechtsvliegtuig’.
Een kwart gaat daar wel mee akkoord. Volgens het Vlaams Vredesinstituut
is het opmerkelijk dat 28 procent (nog) geen mening heeft over het dossier, wat
er op kan wijzen “dat er voor velen onvoldoende informatie beschikbaar
is om zich een mening te vormen over dit belangrijk dossier”.
Debat over Defensie
Het debat over de aankoop van nieuwe gevechtsvliegtuigen kan niet
losgekoppeld worden van het nationale debat over Defensie. Waar willen
we naartoe met ons leger dat zich sinds het einde van de Koude Oorlog in
Europees en NAVO-verband heeft geheroriënteerd tot een interventie- (of
expeditie) leger? Vooral de NAVO heeft zich ontpopt tot een
oorlogsmachine die weliswaar militaire veldslagen kan winnen, maar geen
oorlogen – zoals we duidelijk zien in Afghanistan en Libië. Deze landen
zijn verregaand ontwricht en dreigen te desintegreren.
De gevolgen van
een harde militaire interventiepolitiek zien we vandaag nogmaals in Irak
dat in een complete chaos is verzeild geraakt. De bijna exclusieve
harde militaire aanpak heeft zijn failliet meermaals bewezen. Het wordt
tijd om daarover eens een grondig debat te hebben en om ons lidmaatschap
van dit agressief en ineffectief bondgenootschap in vraag te stellen.
NAVO wil hoger defensiebudget
Dat is nodig, temeer omdat België onder grote NAVO-druk staat om meer
te investeren in Defensie en dan vooral op vlak van de aankoop van
militair materieel. De NAVO-norm voor het defensiebudget is 2 procent van het
Bruto Binnenlands Product (BBP). Op dit ogenblik geeft België evenwel
‘slechts’ 2,7 miljard euro per jaar uit aan Defensie (zonder de
pensioenlasten) wat ongeveer 1 procent van het BBP is. Als we de NAVO willen
volgen, dan moet België het defensiebudget verdubbelen. Alles wijst erop
dat de defensiebudgetten van de NAVO-landen het centrale thema zullen
worden op de komende NAVO-top begin september in Wales.
Waar willen we naartoe met ons leger? Kunnen we veiligheid,
stabiliteit, mensenrechten en de ‘verantwoordelijkheid om te beschermen’
(R2P) niet goedkoper en effectiever organiseren langs niet-militaire
weg? Terwijl in het debat over het defensiebudget een aantal stemmen uit
politieke, academische en zelfs journalistieke wereld pleiten voor een
verhoging van het defensiebudget om ‘onze verantwoordelijkheid’ ten
opzichte van onze (NAVO-)partners op ons te kunnen nemen, bedraagt het
Belgische budget voor ontwikkelingssamenwerking – waar het echt over R2P
gaat – amper de helft van het defensiebudget en vertoont het een
dalende trend. De norm waartoe België zich toe heeft geëngageerd is een
ontwikkelingsbudget dat 0,7 procent van het BBP bedraagt.
Economische compensaties?
Vanuit de defensie-industrie en het bredere militair industrieel
complex (MIC) klinkt het dat we de boot niet mogen missen van de
economische compensaties die met zo’n megabestelling van
gevechtsvliegtuigen gepaard zouden gaan. Er wordt verwezen naar de vele
miljoenen euro’s die de vervanging van de F-16’s ons via compensaties
zouden kunnen opleveren. Daar wordt echter veel nonsens over verkocht.
Ten eerste vergeet men te zeggen dat de economische compensaties
(bestellingen van onderdelen, werkgelegenheid, het ontwikkelen van een
industriële sector) van de met overheidsgelden betaalde militaire
aankopen, vooral ten goede komen aan het bedrijfsleven – meer bepaald de
wapenindustrie en aanverwanten. Ten tweede is het zeer waarschijnlijk
dat bij investeringen in pakweg klimaatmaatregelen (isolatie,
alternatieve energiebronnen) of sociale woningbouw de economische
compensaties veel lucratiever zouden zijn. Ten derde vergeet men dat de
marge voor compensaties zeer klein is.
In het huidige debat wordt door
voorstanders van de aanschaf van nieuwe gevechtsvliegtuigen graag
verwezen naar de economische compensaties die de aankoop van de F-16’s
(in de jaren 1970) ons heeft opgeleverd. De twee dossiers zijn echter
totaal niet vergelijkbaar. De Belgische industrie was in de aanloop naar
de aankoop van de F-16’s bijvoorbeeld betrokken bij het hele
ontwikkelingsproces van deze straaljager. Vandaag valt België buiten de
ontwikkelingsfases van gelijk welke potentiële vervanger van de F-16 (de
F-35, de Typhoon 2, de JAS Gripen, enz.). Dat betekent dat ons land
alleen een duur en afgewerkt product kan aankopen. Beweringen en cijfers
over economische compensaties komen ook altijd uit de hoek van de
militaire industrie.
Er is dus dringend nood aan een onafhankelijke
studie die zowel de behoefte, de kostprijs als de economische
compensaties van nieuwe gevechtsvliegtuigen onderzoekt en in kaart
brengt. Volgens het Vlaams Vredesinsituut zijn er in elk geval heel wat
vragen met dit dossier gemoeid die een geïnformeerd maatschappelijk
debat noodzakelijk maken.