Het WK overspoelt al maanden het nieuws, doorgaans in negatieve zin. Mensonwaardige werkomstandigheden, miljardeninvesteringen terwijl het volk hongert, duizenden mensen die uit hun huis werden gezet, corrupte FIFA-bonzen, … Het hield niet op. Romário bestempelde het WK zelfs als ‘de grootste roof in de geschiedenis van Brazilië’, nochtans is het land wel wat gewend van uitbuiting. ‘Waar blijven de lonen, ziekenhuizen, scholen van FIFA-normen?’ klonk het elders.
Vandaag is dat allemaal verleden tijd. De mantel der liefde bedekt makkelijk 15 miljard dollar; schandalen nog nauwelijks een bubbel onder dat mooie deken. Voetbal is in de eerste plaats een feest. De internationale volkspartij haalt dan ook vlag en wimpels uit de kast, gevierd zal er worden. Zelfs als het eigen heem niet vertegenwoordigd is op het wereldfeest, dan kan er nog steeds gelachen worden. Leedvermaak is ook goed voor feestvreugde.
Mij zegt het allemaal niets. Dat feesten wel, maar hebben we daar een WK voor nodig? Of de platte commerce? Hebben we echt allemaal tricolore achteruitkijkspiegels nodig om te participeren in dit volksfeest? Of de feel-good televisiespots van onze beminnelijke Duivels? De horeca klaagt voor één keer ook niet. We begrijpen de Braziliaanse frustraties wel. Niemand heeft graag een kermis in zijn achtertuin. Gelukkig zijn de brave Kataren in 2022 vrijwillig kandidaat; als ze de airco maar aanzetten.
Maar goed. Bij deze gelegenheid vraag ik mij af wat we écht nodig hebben voor een volksfeest. Gewoon, om het volgende maand nog eens over te doen. Want velen zitten op dit moment in blokomstandigheden en zijn niet zo in de stemming. In de eerste plaats denk ik aan 11 BV’s die zich als bezwete halfgoden – hun lichamen benaderen die van de antieke Olympiërs – uit de naad werken om een bal tussen twee palen te knallen. Maar dan bedenk ik dat onze sterspelers waarschijnlijk wel iets beters te doen hebben dan met ons te feesten, rentenieren bijvoorbeeld. Een kroeg met een TV en liters bier dan? ‘Het is immers dorstig weer deze dagen’. Gelukkig zijn de cafébazen altijd – zelfs in barre tijden – bereid ons te laven, dorst of niet. Wat missen we dan voor een groot feest?
Uiteindelijk bedenk ik dat het geheime ingrediënt waarschijnlijk volksparticipatie is. Helaas participeren we deze dagen in niet zo veel meer, en al helemaal niet gezamenlijk. Tenzij in de economische mallemolen dan; of als een uitgekiende mediacampagne ons heeft verleid natuurlijk. Mensen komen nog nauwelijks op eigen initiatief op straat; ‘geen tijd voor’ klinkt het dan. Vlagen van massa-euforie gaan enkel door bij de genade van knappe marketeers. Zijn we dan echt het uitbundige plezier van spontane feesten vergeten? Het moment dat twee groepjes samensmelten op het pleintje en ze in een ongekende feestroes komen? Dat zijn de momenten die we moeten cultiveren, niet het mediacircus van de FIFA. Dus Vlamingen, Belgen, laten we nog eens samenkomen op het pleintje? Wat volksmuziek, een spontaan matchke (hoeveel leuker is voetbal als je zelf speelt!), een vleugje samba en een portie vreugde en adrenaline. Drank is ook welkom. Volgende dinsdag, 18u laat ons zeggen? ‘Sorry, dan heb ik al iets gepland.’