Voormalig VS-ambassadeur: operaties tegen Libië dompelden Afrika in chaos
Dan Simpson was ambassadeur voor de Verenigde Staten in de Centraal-Afrikaanse Republiek. Nu zegt hij: “Wij kunnen niet controleren wat er gebeurt. Zelfs als we denken dat we dat kunnen, zullen we na onze interventies de landen in een slechtere staat achterlaten. Recente gevallen van verwoeste landen zijn Afghanistan, Irak en Libië.”
Wereldheerschappij
De oprichting van het United States Africa Command (AFRICOM) in 2008 werd voornamelijk gemotiveerd door een besef dat het Afrikaanse continent het enige deel van de planeet was zonder duidelijke Amerikaanse militaire aanwezigheid. Die leegte schreeuwde om ingevuld te worden in het project van de toenmalige regering van George W. Bush, de "National Security Strategy van de Verenigde Staten van Amerika", gepubliceerd in 2002, waarin werd gepleit voor "full-spectrum wereldheerschappij" .
De zelfverklaarde opdracht van AFRICOM bestaat uit het uitvoeren van "duurzame veiligheidsengagementen door militaire programma's, militair gesponsorde activiteiten en andere militaire operaties, gericht op een stabiele en veilige Afrikaanse omgeving ter ondersteuning en promotie van de Amerikaanse buitenlandse politiek". Dit mission statement pretendeert zelfs niet de Afrikaanse bevolking een beter leven en veiliger omgeving te gunnen. AFRICOM bestaat enkel om de Amerikaanse belangen te bevorderen. Het hoofdkwartier blijft vooralsnog in Stuttgart, Duitsland.
Aandachtstrekker
“Zo’n twintig jaar geleden was ik VS-ambassadeur in de Centraal-Afrikaanse Republiek”, schrijft Dan Simpson. “Tsjaad was niet belangrijk voor de VS. Nu is dit land het toneel van een vreselijke humanitaire ramp. De overheid is volledig ingestort. Vanwege de ontvoering van zo'n tweehonderd Nigeriaanse schoolmeisjes hebben de Verenigde Staten in Tsjaad tachtig van onze troepen gestationeerd om de Nigerianen en de buurlanden te helpen in de zoektocht naar de ontvoerde studentes. Tsjaad blijkt ook olierijk te zijn, altijd een aandachtstrekker voor de Verenigde Staten.”
“De huidige situatie in Libië, Tsjaad, Mali en de Centraal-Afrikaanse Republiek is een rechtstreeks gevolg van de rampzalige beslissing in 2011 van de Verenigde Staten, Frankrijk en Groot-Brittannië om de Libische rebellen te steunen in het omverwerpen van de regering van Moammar Kadhafi." Dit leidde volgens Simpson tot twee andere rampen. "Ten eerste werd Libië in een chaos gestort die voortduurt tot op vandaag. Geen enkele regering is stabiel gebleken. Premiers zijn gekomen en gegaan. Er is geen rechtssysteem, geen wet en orde. Er zijn geen effectieve nationale veiligheidstroepen en lokale, goed bewapende milities maken de dienst uit.”
De tweede ramp volgens Simpson is de verplaatsing van het gewel, zuidwaarts naar Afrika. "Een vloed van wapens kwam terecht in handen van lastige elementen die een aantal wankele Afrikaanse landen konden destabiliseren. Een daarvan was Mali. Een officier die in Amerikaans was opgeleid, voerde een staatsgreep uit en dissidente Toearegs en radicale islamitische krachten in het noorden riepen de onafhankelijkheid uit. Franse en sommige Afrikaanse legers onderdrukten de opstanden. Maar nu zijn de rebellen terug en hebben weer de macht gegrepen in het noorden van Mali.”
“Andere begunstigden van de Libische wapens zijn de moslims die de moordpartijen in de Centraal Afrikaanse Republiek organiseerden en Boko Haram, de extremistische islamitische groepering die nu de kwetsbare regeringen van Nigeria en de naburige landen Benin, Kameroen, Tsjaad en Niger op de proef stelt.”
“Kadhafi was misschien slecht nieuws, en misschien had niemand kunnen voorzien wat er zou gebeuren in Libië en in de regio. Feit blijft dat de Verenigde Staten en de voormalige koloniale machten Engeland en Frankrijk, die de Libische crisis veroorzaakt hebben, tevens de huidige situatie in Noord- en Centraal-Afrika hebben teweeggebracht.”
Campagne
Dan Simpson gaat dieper in op de rol van de Libische generaal Khalifa Belqasim Haftar, Amerika’s gedoodverfde favoriet om Kadhafi te vervangen. “Generaal Haftar presenteert zich nu als een mogelijke oplossing voor de chaos die heerst in Libië na Kadhafi. Zijn naam kwam mij bekend voor, maar niet van mijn tijd in Libië. Ik kende hem niet, ook al is hij van Benghazi, waar ik destijds verbleef. Ik kende hem wel van mijn job in de Democratische Republiek Congo, toen Zaïre, in de late jaren 80 van de vorige eeuw. Op dat moment zat Haftar‘s Libisch Nationaal Leger, onderdeel van Kadhafi's troepen, maar door hem niet erkend, gevangen in Tsjaad. Er was toen een oorlog over een deel van het grondgebied tussen Libië en Tsjaad, de Aouzou Strip, die vermoedelijk olie bevat”.
“De Tsjadiërs wilden zich ontdoen van die gevangenen. Hun aanwezigheid werd als hinderlijk beschouwd en ze moesten bovendien worden gevoed en beschermd. De Fransen, die troepen in Tsjaad hadden, wilden ze er ook niet. De CIA, die goede contacten had met Generaal Haftar en zijn bende, werkte samen met de Zaïrezen van de toenmalige VS-vriendelijke president Mobutu Sese-Seko, om ze uit Tsjaad en uiteindelijk - althans Generaal Haftar - naar de Verenigde Staten over te brengen. Hij vestigde zich in Noord-Virginia, niet ver van het hoofdkwartier van de CIA, totdat Kadhafi werd afgezet.”
“Nu is Generaal Haftar dus terug in Libië met een leger en hij wordt omschreven als de ‘Egyptische veldmaarschalk Abdel-Fattah el-Sisi van Libië’. Een vraag voor de Amerikanen: wie heeft hem daar geplaatst? Wie bezorgt zijn zogenaamde Libische Nationale Leger haar apparatuur, vervoer en ondersteuning?”
“Ik weet niet of Generaal Haftar zijn goede banden heeft behouden met de CIA. Ik heb geen idee of de CIA hem ondersteunt in zijn campagne om zichzelf aan de macht te brengen in Libië. Aan de andere kant zou ik hoegenaamd niet verbaasd zijn als de CIA hem steunt, als een oude vriend, als een steunpunt. En er is de Libische olie natuurlijk, waar de Amerikaanse bedrijven nog steeds erg in geïnteresseerd zijn.”
Zinloos
“De echte vraag voor mij is waarom we nog steeds rommelen in plaatsen als Libië, Tsjaad, Mali, Nigeria en de Centraal-Afrikaanse Republiek, alsof we niet veel hogere prioriteiten hebben in de VS? Wij kunnen niet controleren wat er gebeurt. Zelfs als we denken dat we dat kunnen, zullen we na onze interventie de landen in een slechtere staat achterlaten. Recente gevallen van verwoeste landen zijn Afghanistan, Irak en Libië.”
“Mijn indruk over de groei van de Amerikaanse militaire inmenging in Afrika door AFRICOM, opgericht door president George W. Bush in 2008, is dat de activiteiten in dat continent duidelijk gestuurd worden door Amerika’s zinloze zoektocht naar oorlogen en vijanden.”
'Regime change'
Blijkbaar is 19 maart een magische datum om een oorlog te beginnen. Op 19 maart 2003 viel de “Coalition of the Willing” Irak binnen. Op 19 maart 2011 was het de beurt aan Libië, na onvoldoende geverifieerde geruchten over een “nakende massaslachting” door Kadhafi in Benghazi.
De intentie van de VN resolutie 1973 was om "een onmiddellijk staakt het vuren in Libië op te leggen, met inbegrip van een einde aan de huidige aanvallen op burgers, die wellicht misdaden tegen de mensheid vormen (...) het opleggen van een verbod op alle vluchten in het luchtruim van het land - een no-fly zone - en verscherpte sancties tegen het regime van Kadhafi en zijn aanhangers".
De initiële coalitie bestond uit de landen België, Canada, Denemarken, Frankrijk, Italië, Noorwegen, Qatar, Spanje, het Verenigd Koninkrijk en de VS. In de eerste dagen van de aanval op Libië werden 161 Tomahawk kruisraketten afgevuurd vanuit Amerikaanse en Britse schepen en onderzeeërs. Eén kruisraket kost 1,41 miljoen dollar. Tomahawk-raketten bevatten verarmd uranium.
Het mandaat dat de militaire coalitie had gekregen van de VN werd ruim overschreden. Naast het opleggen van een no-fly zone en de vernietiging van Kadhafi’s leger, werd één - door het Westen gesteunde - zijde gesteund in een burgeroorlog, werd een regime change opgelegd, een legitiem staatshoofd bruut vermoord en het land achtergelaten in complete chaos.
Op 27 april 2011 schatte CBS News het aantal slachtoffers op 30.000. Dit aantal is in de daarop volgende maanden en jaren ingevolge het geweld door diverse milities waarschijnlijk nog sterk gestegen. Alleen wordt er weinig bericht over de huidige situatie in het land. Het interesseert onze politiekers en onze media niet echt meer.
De vraag rest waarom onze parlementariërs, die quasi-unaniem hebben gestemd voor een Belgische deelname aan de gevechtsoperaties tegen Libië, achteraf geen protest hebben aangetekend bij de Verenigde Naties tegen de ontoelaatbare overschrijding van het VN-mandaat en tegen de schendingen van het oorlogsrecht. Het is al te gemakkelijk om de oorlogstrom te roffelen als je onder de vleugels opereert van de militair machtigste landen op deze planeet. Als je achteraf merkt dat je werd belazerd, moet je dat ook ruiterlijk kunnen toegeven en mee de gevolgen dragen van je daden. Dat vergt slechts “vijf minuten politieke moed”.
De observaties van Dan Simpson zijn hier integraal te vinden.